Van gedenken tot verzoenen

Drs. Jan Post Hospers, coördinator van het Caïro-overleg heeft voor het Overlegorgaan van Joden en Christenen (OJEC) een inleiding gehouden op 3 juni, waarin hij de discussie uitlegt die vanuit de drie monotheïstische religies wordt gevoerd in het kader van 4 en 5 mei. Hieronder zijn bijdrage. 

Gedenken, vergeven en verzoenen; het Cairo-overleg en de Raad van Kerken.

Cairo-overleg

De naam van het overleg duidt ook het begin aan. In 2008 kondigde Geert Wilders had zijn film ‘Fitna’ aan. De officiële presentatie van de film bleef maar uit en intussen liep de spanning steeds verder op, zowel in Nederland als in de moslimlanden. In die tijd waren er al goede contacten tussen het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Raad van Kerken in Nederland (RvK). Het overleg over de vraag wat te doen in deze situatie leidde tot het besluit om gezamenlijk een bezoek te brengen aan het centrum van de islam: de Al Azhar Universiteit in Caïro.

Het eerste doel was om daadwerkelijk te laten zien dat in Nederland moslims en christenen goede onderlinge relaties hebben. Daarnaast was er behoefte om uit te leggen dat in een democratie de vrijheid van meningsuiting een groot goed is en dat de regering het maken van een dergelijke film niet kan verbieden, ook al is die gemaakt door een parlementslid.

Dit bezoek had een effect in de hele Arabische wereld. Echt grote spanningen tussen christenen en moslims zijn uitgebleven en het kwam ook niet tot de gevreesde boycot van Nederlandse producten, zoals in de nasleep van de cartoon-affaire de Denen overkwam.

Het succes van de reis naar Caïro had tot gevolg dat besloten is om elkaar regelmatig te blijven ontmoeten op informele basis, met een open agenda. Op verzoek van de moslims werden ook het Nederland Verbond voor Progressief Jodendom en het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap bij het overleg betrokken. Het doel is om aan de Nederlandse en de internationale samenleving daadwerkelijk te laten zien dat de deelnemende religies onderling goede relaties hebben en goed samenwerken.

Voorbeelden hiervan zijn de dialoogwandelingen in Amsterdam West op 9 februari 2011[1]  en in Lombok in Utrecht op 9 mei 2012 [2], maar ook ontmoetingen met vertegenwoordigers van Nieuwe politieke partijen in Egypte over de nieuwe grondwet[3] en met vertegenwoordigers van de dagelijkse besturen van de Raad van Kerken in Indonesië, de Bisschoppenconferentie en van de twee grootste moslimsorganisaties: de Muhammadiyah en de Nahdatul Ulama.

Toch is het Cairo-overleg met name gericht op de Nederlandse situatie. Elke religie kan zaken op de agenda plaatsen en gezamenlijk wordt besloten wat opgepakt gaat worden. Daarna wordt uitgezocht hoe het in elkaar zit en als het nodig is, wordt door middel van overleg geprobeerd een oplossing te zoeken.

Een voorbeeld hiervan is het rituele slachten: de Tweede Kamer besloot om de rituele slacht te verbieden. Dat dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer is verworpen en leidde tot een Convenant met de staatssecretaris, was mede te danken aan de goede coördinatie vanuit het Caïro-overleg.[4] Tegelijkertijd leerden de verschillende partners in het Caïro-overleg elkaars godsdienst beter kennen. De opleiding totsjocheet, de joodse slachter, duurt vele jaren. Hierbij wordt alles gedaan om het dier zo snel en pijnloos mogelijk te doden. Om de slachtmethoden te standaardiseren en om goede halal-slachters te kunnen opleiden, zijn de moslims in Nederland nu bij de joden in de leer gegaan.

Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Op verzoek van het Cairo-overleg zijn er begin dit jaar zijn er twee gesprekken geweest met het Nationaal Comité 4 en 5 mei over de inhoud van de herdenking op 4 mei, omdat de indruk was ontstaan dat er een verbreding was opgetreden bij de invulling van de herdenking.

In het memorandum van 1961 waarop het Nationaal Comité haar beleid baseert, staat: “Tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei herdenken we allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”[5]

Op 4 mei 2012 wilde het Nationaal Comité 4 en 5 mei het gedicht “Foute keuze” van Auke de Leeuw laten uitspreken, waardoor het leek dat hiermee ook een omgekomen SS-er werd herdacht. Het gedicht werd uiteindelijk ingetrokken, maar de indruk was gewekt dat het Nationale Comité behalve de slachtoffers ook de daders wilde herdenken.

Voor het Cairo-overleg is het belangrijk dat het accent blijft liggen op de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog – en de Sjoa in het bijzonder – en dat de herdenking niet veralgemeniseerd wordt naar de slachtoffers van alle oorlogen. En de herdenking moet zeker niet verbreed worden naar de soldaten die toen instrument waren van het nazibewind.

De reden hiervoor is dat de Sjoa een volstrekt unieke gebeurtenis is in de geschiedenis, waarbij mensen werden vermoord op grond van hun identiteit. In de Tweede Wereldoorlog ging het niet om macht, geld of invloed. Het was een ontkenning van de menswaardigheid van Joden, Roma, Sinti en de homoseksuelen dat uitliep op genocide, waarbij een groot deel van de bevolking de andere kant op keek. Het virus van racisme steekt telkens opnieuw in verschillende vormen de kop weer op en maakt nog steeds slachtoffers. Het begint met pesten, het apart zetten van mensen om wie ze zijn en kan uitlopen op moord, zoals bijvoorbeeld ook gebeurd is met duizenden moslims in Srebrenica. Met het oog op de jongere generatie is het belangrijk dat deze boodschap heel helder door wordt gegeven. Daarom stelde het Cairo-overleg voor om op 4 mei alleen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Voor de militairen die na 1945 zijn omgekomen bij de verdediging van het Nederlands grondgebied en bij vredesoperaties is er de veteranendag.

In die gesprekken heeft het Nationaal Comité een uitvoerige toelichting gegeven op zijn taak, opdracht en werkwijze. Op 4 mei worden alle Nederlandse oorlogsslachtoffers herdacht die zijn omgekomen of vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog, omdat op die dag een einde is gekomen aan de oorlog, mede dankzij de inzet (en het verlies) van grote aantallen geallieerde militairen. Dit laatste is ook een belangrijke motivatie om ons als Nederland actief in te zetten voor internationale vredesoperaties. Daarom worden nu ook de Nederlandse militairen die zijn omgekomen bij de inzet voor vrede en vrijheid elders in de wereld op 4 mei herdacht. In andere landen is dit trouwens ook gebruikelijk is bij Nationale Herdenkingen. Hoewel het memorandum in 1961 is verbreed, blijft de Tweede Wereldoorlog het hart van de Nationale Herdenking. Met betrekking tot de veteranen merkte het Nationaal Comité op dat in 2002 de Nationale Veteranendag is ingesteld. Deze dag is geen herdenking, maar een eerbetoon van de samenleving aan de levende veteranen.

Intussen heeft directeur Nine Nooter van het Nationaal Comité heeft in een radio interview voor de EO samen met Hanneke Gelderblom op 23 april 2013 gezegd dat zij nu op het standpunt staan dat herdenken en verzoenen duidelijk onderscheiden moeten worden en dat op 4 mei alleen de slachtoffers herdacht moeten worden en niet de daders.[6] Dit is nog een keer herhaald in dagblad Trouw van 2 mei 2013.

Vorden.

Na de gesprekken met het Nationaal Comité 4 en 5 mei volgde op 16 mei een gesprek met de Burgemeester Aalderink van Bronckhorst en de heer Hartelman, voorzitter het 4 mei Comité Vorden, die ook voorzitter Raad van Kerken in Vorden is.

De aanleiding om langs de Duitse graven te gaan was een brief van iemand uit Vorden. Getroffen door de vergevingsgezinde houding van de Indonesiërs die hij ervoer tijdens een bezoek aan dat land, stelde hij voor om ook langs de graven van de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Duitsers te lopen. De situatie op het kerkhof in Vorden is zo, dat je van de weg naar de herdenkingsplek waar Engelse soldaten liggen, twee uitgangsmogelijkheden hebt, een ervan is langs de Duitse graven. Dit vormt de achtergrond van het besluit van de Gemeenteraad en het 4 mei Comité om op 4 mei 2012 na afloop van de herdenkingsplechtigheid de uitgang langs de Duitse graven te nemen. Na felle kritiek werd dit overigens verboden door de rechter.

De heer Hartelman vertelde dat ze de reactie die dit opriep, niet hadden voorzien en dat ze daarvan ook geschrokken zijn. Het was ook nooit de bedoeling geweest om wie dan ook te kwetsen. Daarom is dit jaar besloten dat na afloop van de herdenking de Burgemeester en het 4 mei Comité niet langs de Duitse graven lopen, maar de Vordense bevolking de gelegenheid te geven om hierbij een eigen keuze te maken.

Burgemeester Aalderink legde uit dat ze voor een dilemma staan. Er is begrip voor de gevoelens van Joodse zijde. Voor hen is het herdenken van diegenen die in de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord en omgekomen heel wezenlijk. Tegelijkertijd leeft bij de plaatselijke bevolking de wens om een handreiking te doen naar de toekomst. Zij leven in een deel van Nederland waar de contacten met Duitsland erg nauw zijn. De vraag is nu: hoe komen we hier op een goede manier uit?

Vanuit het Cairo-overleg wordt uitgelegd dat dit zeker niet alleen een probleem van de Joodse gemeenschap is. Herdenken is een zaak die alle mensen in Nederland aangaat. Racisme dat uit kan lopen op genocide mag nooit weer gebeuren. Het is de verantwoordelijkheid van iedereen om er al het mogelijke aan te doen om dit te voorkomen.

Bij het gesprek in Vorden was ook Rasit Bal aanwezig als voorzitter van het Contactorgaan Moslims en Overheid. Rasit vertelde: Als CMO hebben wij te maken met een generatie waarvan de grootouders niet in Nederland zijn opgegroeid en die de geschiedenis van Nederland niet van binnen uit kent. Om aan de nieuwe generatie moslims in Nederland uit te leggen wat er gebeurd is, moet de boodschap heel helder zijn. Als daders en slachtoffers dan op hetzelfde moment of vlak na elkaar herdacht gaan worden, dan helpt dat niet om duidelijk te maken dat herdenken eigenlijk gaat om het proces van uitsluiten van mensen om wie ze zijn. 

De burgemeester en de voorzitter van het 4 mei Comité van Vorden deelden in elk geval de visie dat bevrijding en verzoening niet kan zonder voortdurende alertheid op het kwaad dat de mensheid bedreigt en zich steeds weer in nieuwe vormen kan manifesteren. Hoe in Vorden zowel aan het ‘herdenken’ als aan de ‘handreiking met het oog op de toekomst’ vorm gegeven moet worden: dat vergt nog veel overleg, nadenken en creativiteit.

Het Contactorgaan Moslims en Overheid.

De overgrote meerderheid van de moslims zijn vanaf de jaren 70 in Nederland komen wonen. De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa kennen zijn niet van binnenuit. De motivatie om mee te doen in de gesprekken rondom de inhoud van de herdenking van 4 mei, is het feit dat zij zien dat het mechanisme van het wegzetten en vermoorden van de mensen om wie ze zijn, zich nog steeds voordoet en waarvan ook zij het slachtoffer kunnen worden, zoals in Srebrenica en nu bij de Rohingya in Myanmar. 

De anti-semitische uitspraken van Turkse jongeren in Arnhem in de TV uitzending van NTR Onbevoegd Gezag op 24 februari dit jaar[7] heeft het CMO ‘onacceptabel en zorgwekkend’ genoemd.  Daarnaast besloot het CMO aanwezig te zijn op de Jom Hasjoa herdenking op 21 april in de Kloosterkerk in Den Haag in de persoon van de directeur, de heer Ebubekir Öztüre. Behalve de directeur van het CMO was trouwens ook de al eerder genoemde interreligieuze delegatie uit Indonesië aanwezig.[8]

Op 3 mei stuurde het CMO een persbericht waarin zij aankondigde mee te doen aan de nationale herdenking op 4 mei en de 380 bij haar aangesloten moskeeën op te roepen mee te doen aan de plaatselijke herdenkingen:
Nederlandse moslims staan stil bij allen die in Nederland zijn omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een oorlog waarin vele slachtoffers zijn gevallen en vele offers zijn gebracht. Een oorlog waar groepen mensen op basis van geloof en afkomst systematisch werden onderworpen aan onterende behandelingen, wrede onmenselijkheid, folteringen en uitroeiing, waaronder Joden, Sinti en Roma. Ook op dit moment, vinden enkele uren vliegen hier vandaan oorlogssituaties plaats vol moord, verkrachting, vernieling van bezit, eer en leven. Vrede is kostbaar, kwetsbaar en niet vanzelfsprekend. 4 mei grijpen wij aan om hierbij stil te staan, om zo de volgende dag de vrede en vrijheid te blijven waarderen, beschermen, verdedigen en versterken.
Vrede moet je koesteren. Vrede is één van de heilige namen en eigenschappen van God. Naar het voorbeeld van profeten en engelen wensen wij elkaar in iedere ontmoeting vrede. We dienen consequent te zijn in ons denken en handelen.
Gun ‘de ander’ dezelfde vrijheid die je jezelf wenst. In alles wat wij doen, dienen we de gemeenschappelijke oorsprong van alle mensen als vertrek- en uitgangspunt te nemen, door open, geïnteresseerd en solidair te zijn en met bescheidenheid, geduld, waardering, begrip en tolerantie om te gaan met de culturele en religieuze diversiteit die de mensheid rijk is.

Natuurlijk waren de andere partners in het Cairo-overleg diep geroerd over wat de onderlinge samenwerking had bereikt. Voor het eerst hebben vertegenwoordigers van de Joodse Gemeenschap, het CMO en de Raad van Kerken op 4 mei samen bloemen gelegd bij het monument op de Dam. Het zijn drie keer zes witte rozen. Het was een idee van Hanneke Gelderblom: “vanuit elke religie zes witte rozen als symbool voor de zes miljoen vermoorde Joden. Samen zijn dat er achttien, het getal dat symbool staat voor leven. Want de samenwerking tussen deze drie religies staat ook voor een nieuw leven. Elke zes paar rozen heeft een lint. Een blauw lint voor de joden, een witte voor de christenen en een groen lint voor de moslims.” [9]

Binnengekomen reacties bij de Raad van Kerken.

De berichten over 4 mei op de website van de Raad van Kerken, leverden veel en uiteenlopende  reacties op.

Aan de ene kant was er het pleidooi om van de herdenking van 4 mei een gebeuren te maken waarin alle rouwenden een plek krijgen, zodat vanuit het samen delen van verdriet en pijn de verheldering en verdieping ontstaat die kan leiden tot een nieuwe werkelijkheid. Hierbij wordt ook verwezen naar de Waarheidscommissie in Zuid Afrika, die ook tot taak had om het onverzoenlijke en onoverbrugbare te verzoenen. In deze vorm van herdenking kunnen dan ook alle slachtoffers van zinloos vernietigen van mensenlevens – waar ter wereld ook – herdacht worden en en passant  zelfs overleden familieleden.

Recht daar tegenover stond de reactie van een familie – vermoedelijk uit verzetskringen – die brieven aan de Burgemeester en de Gemeente Vorden en ook naar het 4 mei Comité van Vorden had gestuurd met een klemmende oproep om niet langs de Duitse graven te lopen. Gewezen werd op het opkomend neonazisme in verschillende Europese landen en op het feit dat  neonazi’s ook langs graven van nazi’s defileren.

Ook van een kind van een NSB-er kwam een uitvoerige reactie:
Het mechanisme van uitsluiting werkte na de oorlog ook de andere kant op. Mijn vader werd opgepakt en mijn moeder werd met twee hele jongen kinderen op straat gezet en gedwongen een zwervend bestaan te leiden. Uiteindelijk is mijn vader naar het buitenland gevlucht en zijn we als gezin daar een tijd lang gaan wonen. Aanwezig zijn bij officiële herdenkingen kan ik niet zolang de goede Nederlanders niet zien dat het mechanisme na de oorlog bleef doorwerken.  

In een artikel op de opiniepagina in Trouw op 5 mei 201 ‘Duitse excuuscultuur is de Nederlander vreemd’ vertellen Axel Wicke en Carolien Zimmermann hoe zij als in Nederland werkende Duitsers omgaan met het naziverleden.

Axel Wicke legt daarin uit: “Ik werk als gemeentepredikant in een vergrijsde gemeente in Den Haag. Mijn grootvader was een overtuigde nazi en heeft in de oorlog in zijn fabriek buitenlandse dwangarbeiders tewerkgesteld. Toen een Nederlands gemeentelid onder tranen over vreselijke vernederingen als dwangarbeider in Duitsland vertelde, heb ik mijn excuses aangeboden. Niet voor mijn eigen schuld en niet eens voor die van mijn grootvader. Maar omdat ik op een bijzondere manier verantwoordelijkheid draag voor het (herstellen van) de relatie met haar. Een verantwoordelijkheid voor een toekomst zonder werkkampen, zonder racisme en dwangarbeid.”    

Carolien Zimmermann voegt daar aan toe: ‘Als ik mijn excuses aanbied, zeg ik niet dat ik fout ben, maar dat ik deel van iets uitmaak, dat de ander schade heeft toegevoegd. Daarvoor biedt ik mijn excuses aan. Daarmee spreek ik de intentie uit om de relatie te herstellen.

Op de website van de Raad van Kerken zijn twee reacties te vinden.

De ene is van Ir. Jan van der Kolk, voorzitter van de werkgroep Vluchtelingen van de Raad van Kerken. Bij de opening van de vergadering van de werkgroep laat hij weten dat wat hem betreft er wel wat sterker gesproken had mogen worden over de uitsluiting in Nederland als het gaat om vluchtelingen. Ook hier herhaalt zich volgens hem hetzelfde mechanisme weer. Hij citeerde enkele zinnen van Diettrich Bonhoeffer: “De kerk was stom waar ze had moeten spreken.” ”Daardoor hebben we ons schuldig gemaakt aan de goddeloosheid van de massa.” [10] 

De andere reactie op de website van de Raad van Kerken is van Milou van Hout (geb. 1989). Zij geeft  een goede analyse van de verschuiving van de inhoud van het herdenken in de loop der jaren. Ze stelt dat er gelijk na de oorlog er nauwelijks aandacht was voor de Sjoa[11], omdat werd ingezet op de wederopbouw, met uitzondering van het Dagboek van Anne Frank. Door het proces tegen Eichmann in 1961en de zesdaagse oorlog tussen de Palestijnen en Israël in 1967 komt dit meer in beeld. Dit loopt uit op een globalisering en popularisering van deze herinnering in de jaren 90. Hierbij verschuift de inhoud van het herdenken. Aanvankelijk ging het om de slachtoffers en om het trauma te verwerken en een plek te geven. Nu gaat het meer om de herinnering aan het onmenselijke handelen van de mens. In dit kader citeert ze Primo Levi “Is dit een mens”: wij moeten herinneren, zodat de geschiedenis van de Sjoa levend blijft. Wel plaatst Levi dit in een bredere context, waarin plaats is voor alle betrokkenen van de Sjoa, voor vragen over het waarom, voor aanzet tot verzoening en tolerantie. Haar conclusie is: de nieuwe fase in het Sjoa-herinneringsproces waarin we nu zijn aangekomen biedt ruimte voor deze brede manier van invulling van de herdenkingen op 4 mei.[12]

Eén dag om te herdenken en 364 dagen per jaar voor verzoening en bevrijding

Verzoening met krachten en machten die er op uit zijn om mensen uit te sluiten om wie ze zijn, is onmogelijk. Zolang racisme en genocide in allerlei vormen zich nog steeds voordoen in onze wereld is het van belang om de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereld Oorlog één dag per jaar te herdenken.

Op de overige dagen kan gewerkt worden aan verzoening en om de bevrijding te vieren en om de vrijheid door te geven. Belangrijke aandachtpunten hierbij zijn:

De kerkgeschiedenis laat zien dat op crisismomenten christenen zochten naar zondebokken. De mensen die hiervan vooral het slachtoffer werden, waren joden, moslims, vrouwen en ketters. Bij het zoeken naar wegen om te verzoenen kan je niet om dit historisch gegeven heen. Er kan alleen maar aan verzoening gewerkt worden vanuit de positie van de slachtoffers. Wel is het van belang om hier alle slachtoffers bij te betrekken, ook de kinderen en kleinkinderen van de NSB-ers.

Kinderen en kleinkinderen van NSB-ers en van nazi’s zijn niet schuldig aan wat hun ouders gedaan hebben, maar zij dragen wel de last van de geschiedenis mee. Op een hele ander manier dragen ook kinderen van verzetsstrijders een geschiedenis met zich mee en weer op een andere manier de joodse overlevenden van de oorlog.

De gesprekken over de inhoud van herdenken en bevrijding en verzoeking, spelen zich dus af op die niveaus: in de families, op plaatselijk en landelijk niveau, die elk om een eigen aanpak vragen, maar ook op elkaar inhaken. In deze bijeenkomst van het OJEC hier, kunnen we het misschien vooral hebben over de manier waarop we dit plaatselijk en regionaal kunnen invullen. Hierbij gaat het vooral om de vraag  hoe we het mechanisme van de Tweede Wereldoorlog duidelijk kunnen  maken aan de jongere generatie. Het gaat om een samenwerken aan een weg naar een toekomst zonder racisme en uitsluiting.


[1] http://www.raadvankerken.nl/pagina/1429/voor__t_eerst_in_synagoge&highlight=dialoogwandel

[2] http://www.raadvankerken.nl/pagina/1930/crisiswandeling_in_utrecht&highlight=dialoogwandel

[3] http://www.raadvankerken.nl/pagina/2125/sharia_in_egypte&highlight=egypt

[4] http://www.raadvankerken.nl/pagina/1758/opluchting_caïro-overleg&highlight=ritueel,slacht

[5] http://www.4en5mei.nl/4_en_5_mei/nationale_herdenking/toelichting_memorandum

[6] http://www.eo.nl/radio/ditisdedag/artikel-detail/herdenken-en-verzoenen-uit-elkaar-houden/

[7] http://tvblik.nl/onbevoegd-gezag/24-februari-2013

[8] http://www.raadvankerken.nl/pagina/2394/moslimleiders_bij_jom_hasjoa

[9] http://www.raadvankerken.nl/pagina/2406/herdenking_op_dam&highlight=dam

[10] http://www.raadvankerken.nl/pagina/2411/uitsluiting_speelt_nog&highlight=kolk,uitsluit

[11] In navolging van Primo Levi gebruikt Milou van Hout hier het woord Holocaust. Dit is in deze tekst vervangen door het woord Sjoa, waarvan de letterlijke betekenis vernietiging is: de verschrikking die het Joodse volk in WOII is aangedaan. Het uit Amerika overgewaaide Holocaust, betekent letterlijk: brandoffer. De doelbewuste moordpartijen van de nazi’s hadden niets met welk offer dan ook te maken.

[12] http://www.raadvankerken.nl/pagina/2397/invulling_4_mei&highlight=invull,mei

Foto: Gesprek tussen mensen van verschillende godsdiensten (Beeldbank PKN).