Syrië: Botsing van culturen

De botsing van culturen in Syrië gaat niet over Syrië. Het gaat over Daesh (een lokale term voor ISIS), en het gaat dus over ons.

Daesh is van oorsprong een soennitische militie, opgericht door mensen uit voormalige legereenheden van Saddam Hussain in Irak. In Irak trokken zij ten strijde tegen de sjiitische regering in Bagdad met haar door Amerikanen getrainde leger en sjiitische milities. Het leidde in Irak tot grote aanslagen en vergeldingsacties, over en weer. Vluchtelingen voor het geweld kwamen in Jordanië en Syrië terecht.
Toen het sjiitische regime van Bashir Assad in buurland Syrië twee jaar lang de vreedzame oppositie met wapens had bestookt, ontstonden er ook daar milities die de gewapende strijd met het regime aan gingen. Onder de moslims waren het vooral Sunni die tegen Assad wilden vechten. Zij riepen twee bondgenoten te hulp: Al Qaida (Nusra in Syrië) en Daesh. De strijd tegen Assad was nu niet langer een strijd om democratie, maar kreeg het karakter van een godsdienstoorlog van Sunni tegen Shia.

Tsjetsjeense commando’s en Bosnische commando’s en anderen sloten zich aan. Moslims uit westerse landen radicaliseerden en reisden als strijder naar Syrië. Tegelijk ging Daesh zich steeds sterker internationaal profileren waardoor ze aantrekkelijk werd voor westerse jihadisten. Om dat te onderstrepen, creëerde Daesh een kalifaat om haar rabiate ideologie in praktijk te brengen. Raqqa in Noord-Syrië werd de hoofdstad.

Nusra (Al Qaida) en Daesh bestrijden ook elkaar, maar Al Qaida is verzwakt terwijl Daesh een aantal slimme communicatiemensen heeft. Met sluwe aanslagen en liquidaties (zoals tegen de jezidi, tegen christenen, tegen homo’s en in Parijs) weten zij Daesh in het wereldnieuws te brengen. Daardoor oogst Daesh bewondering bij labiele westerse jongeren, die een ideologisch dak boven hun hoofd zoeken. Zo veranderde de strijd tegen Assad in Syrië langzamerhand in een heilige oorlog.

Aantrekkingskracht
Wat is de aantrekkingskracht van Daesh op Nederlandse moslimjongeren? Westerse moslimjongeren zitten met een aantal problemen. Ze haten de maatschappij die hun (groot)ouders altijd als minderwaardig heeft behandeld, en waarin ze voor hun gevoel geen gerespecteerde plaats kunnen veroveren. Dat hebben ze als tweede en derde generatie migranten gemeen met de meeste andere migrantenpopulaties.

Maar er is meer. Hun ouders zijn vaak niet goed in staat om hun kinderen richting te geven, omdat hun denkkader beheerst wordt door hun traditionele achtergrond. Met aanwijzingen die voortkomen uit die achtergrond, redden jongeren het vaak niet in Nederland.