Slavernij nog aanwezig

Er zijn theologen geweest die nog in 1866 slavernij typeerden als ‘niet strijdig met de goddelijke natuurwet’. Aan de andere kant zijn er theologen geweest zoals Gijsbertus Voetius en Nicolaas Beets die zich uitgesproken hebben tegen de slavernij en de slavenhandel. Dr. Margriet Gosker, leidde het gesprek woensdag 20 februari in de Nicolaas/Monicakerk in Utrecht. De kerk zat bomvol met mensen die op het thema ‘slavernij: goedpraten of uitpraten’ waren afgekomen.

Op initiatief van de Raad van Kerken Nederland en in samenwerking met de Evangelische Alliantie, de Basisbeweging Nederland, de Ludgerusgemeenschap Utrecht en ‘Kerk en Vrede’ was in de kerkzaal van de H. Nicolaas/H. Monicaparochie te Utrecht een ontmoeting georganiseerd voor iedereen die zich betrokken voelt bij het thema slavernij, in al zijn facetten. Dit, in aanloop naar de nationale herdenking van 150 jaar afschaffing slavernij, op 1 juli 2013.

Diverse sprekers boden het publiek een inkijkje in het spectrum van slavernij. Zo zette Hans Visser een historische lijn uit en zoomde met name in op de situatie in steden zoals Utrecht. De voormalig rector van het Hendrik Kraemer Instituut vertelde dat Nederland 550.000 slaven heeft verhandeld in de loop der jaren. De Westindische Compagnie was als multinational verantwoordelijk voor 75 procent van de handel vanuit Nederland. Middelburg was het zenuwcentrum, maar ook in Utrecht zijn vele plaatsen aan te wijzen die herinneren aan de slavernij. Willem Borstman, de opperkoopman in fort Elmina is in de Jacobikerk in Utrecht gedoopt. En tijdens een rondwandeling door de stad toonden verschillende vrijwilligers de moorkopjes op de grafstenen in de Jacobikerk, waar rijke stedelingen hun concubines mee eerden.

Esther Captain hield een inleiding op het boek getiteld: ‘Wandelgids sporen van slavernij in Utrecht’  dat zij met medewerking van Hans Visser heeft geschreven. In deze publicatie wordt vooral ingezoomd op drie aspecten rondom dit thema in de stad Utrecht; de slavenhandelaren en plantage-eigenaren, de woon- en werkplaatsen van de slaven en degenen die zich sterk gemaakt hebben voor de afschaffing van de slavernij. De wandelgids doet je beseffen hoe dichtbij het onrecht geschiedde. Esther Captain vertelde dat de slavernij in 1863 niet echt was afgeschaft, de voormalige slaven moesten nog tien jaar onder contract doorwerken om voldoende budget op te brengen om de voormalige eigenaren schadeloos te stellen. Uiteindelijk kregen de slaveneigenaars per slaaf een vergoeding van 300 gulden. De slaveneigenaren kregen alleen al in Engeland op die manier 20 miljoen pond vergoeding, de slaven kregen niets.

De slavernij is formeel afgeschaft, maar er zijn meer slaven dan ooit, vertelde Caroly Houmes, uitvoerend directeur van International Justice Mission. Ze noemde het getal van 27 miljoen mensen die tegenwoordig als slaaf moeten leven. De handelsprijs is tegenwoordig amper honderd euro. Er gaat 25 miljard euro in de branche op aan verdiensten, bijvoorbeeld via gedwongen prostitutie. Pijnlijk, zo vertelde één van de bezoekers uit Arnhem, wordt het als deze vrouwen als vluchteling zich melden bij de IND en via een uitwijsprocedure vervolgens het land worden uitgezet. Ze voelen zich dubbel gedupeerd. De inbreng van Caroline Houmes  sloot aan bij het machtsmisbruik. Zijn ras, huidskleur geen criterium meer als het om discriminatie gaat, armoede is dat des te meer. In veel (onder)ontwikkelde gebieden is de omvang van slavernij groter dan ooit. Het gaat dan om kinderarbeid/misbruik en de welig tierende mensenhandel en seksindustrie. In veel landen wordt de wet niet gehandhaafd zodat met name vrouwen en kinderen onbeschermd te prooi vallen aan misbruikpraktijken.

Gerrit Jan Westerveld, pastor van de Nicolaas/Monicakerk, gaf een praktisch voorbeeld van hoe je kunt werken aan verbetering van onderlinge verhoudingen. In de gang van het gebouw waar de bijeenkomst plaatsvond, staat al tientallen jaren een kist vertelde Gerrit Jan Westerveld. Die is bestemd voor donaties aan een speciaal missie-project in Colombia. Eén van de parochianen heeft toentertijd contacten opgebouwd met paters Carmelitanen in het Zuid-Amerikaanse land. Er werd een school van gefinancierd en een bijdrage  geleverd aan een zorgproject. Er is nu zelfs een opvang voor vluchtelingen.

Yosé Höhne – Sparborth van de Basisbeweging en lid van de Raad van Kerken, alsmede van Kerk en Vrede, gaf een analyse van de situatie in Columbia. Van de 46 miljoen Colombianen is er dertig procent op drift, relatief veel van hen zijn Afro’s. Zij ervaren dagelijks de gevolgen van de slavernij. Ze hebben niet geleerd diepe relaties aan te gaan, of liefde te geven. Drie eeuwen slavernij gaat je in je lijf, je botten, je genen zitten, met andere woorden, traumatische beschadigingen zijn nu nog herkenbaar in het gedrag van mensen. Yosé pleitte voor verzoening van twee kanten; bevrijding uit de slachtofferrol en bevrijding uit de dadersrol. Veel heeft volgens haar te maken met macht en hoe je die gebruikt.

Yosé Höhne uitte zich kritisch over de daders. ‘Nederland is goed in het benoemen van het lijden dat ons is aangedaan, maar over de daderrol zijn we kort van stof’. We hebben een drang, aldus Höhne, om rijk te zijn en rijk te willen blijven. We hanteren geraffineerde middelen om slachtoffers onzichtbaar te maken. Ze citeerde het jongste rapport van de Wereldraad over Missie om duidelijk te maken dat de gemarginaliseerden de steun verdienen van de kerken. Met een citaat uit Matteüs 25 stelde ze: ‘God was op de slavenschepen. God stierf er en werd overboord geworpen’. Daar ligt voor de kerken  de uitdaging.

Drs. Kathleen Ferrier, voormalig tweede kamerlid voor het CDA en binnenkort vertrekkend naar Hong Kong, stelde dat de afschaffing van de slavernij een langdurig proces is, wat gaande is tot vandaag de dag. Nog steeds zijn de consequenties te proeven van een gedrag ‘van vriendelijk lachen en dienstbaar zijn’. Refererend aan de wandeling door de stad, zei ze: ‘Beseffen we waar de stenen van getuigen?’  Er is nog steeds sprake van racisme en van discriminatie. De arbeidsmarkt in Nederland discrimineert mensen met een kleur, aldus het Sociaal-Cultureel Planbureau. Ferrier riep op gezamenlijk naar de toekomst te kijken. ‘We hebben in ons land al het talent nodig’. Ze stelde dat de overheid tot nu toe niet in staat is gebleken de problemen op te lossen; de markt valt op dit moment ook door de mand. Ferrier: ‘In de samenleving ligt de oplossing, in relaties, in inclusief burgerschap’. Van de staat of de markt valt weinig te verwachten, nee, de samenleving zal het verwerken van het slavernijverleden zelf ter hand moeten nemen. Erkenning van de feiten rondom ons slavernijverleden is daarin een eerste stap. En zien dat diversiteit in culturen geen obstakel is maar een bron van kracht kan zijn om vervolgens een toekomstvisie te ontwikkelen vanuit gezamenlijk geleefde waarden.

De wandeltocht door Utrecht werd afgesloten met een ontvangst in het stadhuis. Er was chocolademelk, verwijzend naar de chocolade en suiker, die van de plantages komen. De loco-burgemeester Frits Lintmeijer van Utrecht (Groen Links) sprak de gasten toe en verwees naar de Vrede van Utrecht, waar ankers van vrijheid zijn gelegd. Hij en enkele collegae van hem die werkzaam zijn bij de gemeente, kregen de eerste exemplaren overhandigd van een kwartetspel over de slavernij, ontwikkeld door Kerk en Vrede.

Hieronder volgt de inleiding van Yosé Höhne-Sparborth, getiteld: ‘Schadepatronen door het slavenverleden’.

Vanmiddag overwegen we onze nationale erfenis in de daderrol. Ik besef goed, dat er tussen ons hier grote verschillen zijn. De een is afstammeling van slavenhouders, de ander stamt af van mensen die zelf als slaven leefden binnen dit land, bijvoorbeeld in de veenkoloniën, of in de fabrieken van de 19de eeuw, of tot op heden, aan de lopende band; als ongewenste minderheid. Maar vanmiddag spreek ik over het collectief ‘wij’ van Nederland, een land dat aan slavernij deed. Gerrit Jan vertelde U over een plek waar de kracht van de Afro bevolking zichtbaar wordt. Ook ik zag hun kracht. Maar, dat zou ons kunnen sussen. Vanmiddag wil ik getuigen van de beschadigingen die ik zag.

Ik wil vertellen vanuit mijn waarnemingen in Colombia. Daarvoor heb ik drie redenen:

Reden 1. Wij leverden in het hele Caribische gebied en in Brazilië. Bij de Vrede van Utrecht in 1713 moesten we het recht op de alleenhandel in slaven in dat gebied afstaan aan Engeland. Daarna verhandelden we slaven op illegale wijze. In Colombia leven nu ongeveer 5 miljoen nakomelingen van slaven. Het is het land met de grootste groep nakomelingen van de slaven in het Caribische gebied.

Reden 2: In Colombia leven deze nakomelingen als sociale minderheid onder dominante Europeanen. De ontwrichtende werking van slavernij is er duidelijk zichtbaar.

Reden 3: door mijn arbeid in Colombia kon ik me een beeld vormen van de ontwrichting in dat land.

 

De Evangelische Broedergemeente heeft een boek uitgegeven, zoektocht in vrijheid; het is hier te koop. Daarin komt U Suriname tegen. In het mapje dat U straks krijgt, vindt U een artikel over de slavernij op de Antillen.

 

Colombia telt 46 miljoen inwoners. Daarvan is 20 % Europees. 11% is Afro. De Europeanen domineren alles, Afro’s komen nergens aan te pas.

 

 Voorbeeld:  op een binnenands vlliegveld waan je je in een Europees land. Een glossy tijdschrift van een inheemse vliegmaatschappij heeft als thema: “onze cultuur”. Indiaanse tempel op de kaft, binnenin nog meer prachtige ruines. En op alle foto’s verschijnen Europeanen, niet één Indiaans gezicht, laat staan Afro. Dat is Colombia.

De heersende klasse komt groot in beeld met al haar luxe, de rest verricht onzichtbaar haar werk.

De totale samenleving lijkt een soort ladder van slavenverhoudingen: wie een sportje hoger staat, leeft zijn privileges met charmante vanzelfsprekendheid zonder zijn eisen als privileges te herkennen; wie lager staat, vliegt om die privileges te vervullen.

 

Ik werkte enkele weken aan de Caribische kust, in Afro-gemeenschappen. Daar werd ik geconfronteerd met een schadepatroon waar de meerderheid aan lijdt, vooral de vrouwen. Drie eeuwen slavernij gaan in je lijf zitten, in je botten, in je genen. Dat is zichtbaar.

 

–     De gemeenschappen zijn ontworteld, letterlijk. Ze werden uit hun land gesleept naar vreemde grond, vreemd klimaat, tussen vreemde volken uitgeladen. Ze werden verkocht voor zware arbeid. Er was geen ruimte in dat nieuwe land om wortel te schieten. Ik zag er een onvermogen om het eigen leven te organiseren, om zich thuis te voelen in dit leven. Tegenwoordig roepen ze dat de kust hun eigen grond is. Maar binnen Colombia is 30% van de bevolking op drift, recent verdreven van huis. Onder hen zijn erg veel Afro’s.

      

–     Er is een onvermogen om diepe relaties aan te gaan, ze houden gewoon iedereen oppervlakkig te vriend: tegen iedereen vriendelijk glimlachen, maar op niemand rekenen. Eeuwen waarin alle menselijke relaties onder hen voortdurend wreed werden verstoord, eisen hun tol.

      

–     Er is onvermogen om te onderscheiden tussen macht en eigen kracht; beide worden verward. En dan mogen vrouwen geen macht hebben, en de macho’s zijn in ieder geval thuis de baas. Nergens anders, maar thuis wel.

      

–     Er is onvermogen tot liefde en trouw anders dan tussen moeder en kind. Drie eeuwen lang werd elk gevoel van eigenwaarde aan gort geslagen. Recht op huwelijk was er niet, enkel de plicht om voor baby’s te zorgen die dan van de baas waren.

      

–     De eigen cultuur werd de grond in getrapt. Nu pas ontstaan er eigen vormen om lijden en vreugde gezamenlijk uit te zingen. Er wordt aangesloten bij Afroculturen, maar bij welke, want waar komt iedereen vandaan? Er wordt hard gezocht naar eigen vormen om zichtbaar te worden, maar ook dat kan er pijnlijk uitzien. Er wordt net iets te hard gezongen dat een zwarte huid toch mooi is.

      

–     Slaven leerden listig zijn om te overleven. Ze leerden verraden en verraad accepteren. Er was geen ruimte voor onderhandelen om je positie te verbeteren. Maar in een land waar overheid, FARC, drugsbaronnen, grootgrondbezitters, paramilitairen en multinationals vechten om de delfstoffen, helpt ook list weinig. Veel kleine boeren zijn met geweld verdreven.

      

De huidige regering in Colombia geeft multinationals toestemming om goud, kolen en andere delfstoffen te exploiteren. Dat gebeurt in gebied waar Indiaanse groepen leven, en gebied waar Afro-groepen leven. De bergen worden opgeblazen. De winsten van de multinationals worden naar Nederland gesluisd, wij zijn een land van  brievenbus-maatschappijen.

 

En daarmee is het moment gekomen om naar onszelf te kijken. Wij, Nederlanders, wij zijn goed in het herinneren van lijden dat ons werd aangedaan. En we herinneren graag onze helden. Over onze daderrol zijn we doorgaans kort van stof.

Voor verzoening is echter een proces nodig aan twee zijden. Verzoenen vraagt, dat slachtoffers zich bevrijden uit hun slachtofferrol. En verzoenen vraagt, dat de daders zich bewust zijn van hún rol, zich uit de rol van dader bevrijden, en bovenal zich bevrijden uit de schadepatronen van de daderrol. Pas dan is verzoenen mogelijk. Maar je bevrijden uit de daderrol is lastig want het gaat om patronen van macht. Ook drie eeuwen slaven houden gaan in je lijf zitten, in je botten, in je genen.

 

Onze eeuwenlange daderrol heeft dus ook ons beschadigd. Ik wil een paar accenten zetten.

1. De drang om rijk te worden en rijk te blijven is de basis. Nederland was er goed in, is er goed in en wil er goed in blijven. Althans, dat geldt voor de elite. We horen bij de 20 rijkste landen wereldwijd en willen stijgen op die ladder. Daarom mag Shell van ons het Noordpoolijs kapot boren. Liever natte poldervoeten dan wegzakken op die ranglijst.

2. We hanteren een geraffineerde vorm van zichtbaar en onzichtbaar maken. Zolang we slaven nodig hadden, maakten we hen onzichtbaar. Lichamelijk: in Nederland mocht slavernij niet, wel ver weg, waar niemand het zag. Mentaal: negers hadden geen ziel, hun mens-zijn werd verdonkeremaand. Sinds de slavernij werd afgeschaft, maken we onszelf in de hoedanigheid van slavenhouder en profiteur van slavernij onzichtbaar. Slavenhouders? Waren dat niet die holbewonders uit de prehistorie?

3. Onze burgerlijke samenleving hanteert verfijnde vormen om gemarginaliseerde groepen buiten het gesprek te houden. Overlevers uit die groepen vertonen enorme kracht naast duidelijke kwetsbaarheden. Dat vinden wij een ongemakkelijke combinatie. Wie in onze gesprekken wil aanschuiven, moet redelijk zijn, evenwichtig, uitgebalanceerd. We verwachten een taal die gesneden is in de toonsoort die ons bevalt, anders zullen we ons niet laten onderbreken in onze wijze van waarnemen en denken. Zo maken we vertegenwoordigers van gemarginaliseerde groepen monddood. En spreken ze wel in onze toonsoort, dan herkennen we hen niet meer als zodanig. Wij maken hen onzichtbaar.

4. Onze multinationals zijn er beter in geworden dan onze voorouders om slavernij onzichtbaar te maken. Het gebeurt ver weg, en het vergt telkens weer studie en onderzoek zodat wij consumenten toch weten waar slavernij aan te pas komt. Daardoor is ons collectieve gevoel bij slavernij: ver van mijn bed. Maar wij, consumenten, wij zijn dicht bij hun bed. Dat is wat maar langzaam doordringt.

5. Als christenen staan we voor spannende historische vragen. Ruim twee eeuwen was fort Elmina nabij Accra in Ghana een Nederlands slavenfort. In de kapel van dat fort staan de woorden uit psalm 132, in het Nederlands: “Want de Heer heeft Sion uitverkoren”. Dat is zo’n belijdenis van ‘onze handel gaat goed, dus god is met ons’. Hoe konden onze voorouders ooit tot die overtuiging komen? In een kapel boven de kelders waar de slaven soms maanden vastzaten totdat een schip uitvoer? Is dat geen godslastering?  Voor Afrikaanse theologen is fort Elmina symbool voor de schuld van de christenen in deze geschiedenis. Een boek daarover kunt u hier kopen.

Onze voorouders hadden beter kunnen weten. Onze God schaarde Zich aan de zijde van slaven. En die God gaf het vluchtende slavenvolk de Tien Woorden in de woestijn, bij de Sinai. Op dat moment, toen ze al geen slaaf meer waren, want slaven kun je niet ook nog een moreel juk opleggen; maar voordat ze het land betraden en zelf volk zouden worden, opdat onder hen gerechtigheid zou wonen. Onze voorouders hadden beter kunnen weten. Die God tegen slavernij trekt al ruim drieduizend jaar met ons op.

Onze kerken zijn begonnen aan het verzoeningswerk voor daders. Voor een deel hoeven we dus maar aan te sluiten. Er is de geloofsbelijdenis van Accra uit 2004. Er is nu een tekst over evangelisatie om in oktober in Busan te bespreken: “God die het volle leven wil voor alle mensen, manifesteert zich in de marges van deze wereld.” Er is het boekje “Rechtvaardige vrede: werk voor de kerk” ook een tekst voor Busan, hier te koop.

En we kennen een heel oude richtlijn uit Mattheus: “wat je de geringsten der Mijnen hebt gedaan, heb je Mij gedaan”. Theologisch wil ik dat als volgt vertalen: “God was op de slavenschepen, God stierf er en werd overboord geworpen. God werd gemarteld en verkracht en als vuil behandeld mét de slaven. God schreeuwde en wanhoopte en kwam in verzet en overleefde mét de slaven. Want “wat je de geringsten der Mijnen hebt aangedaan, heb je Mij gedaan.” Maar God sterft nooit ten einde toe, dat is onze overtuiging. Wij kunnen kennelijk God doen sterven, maar we kunnen God ook tot leven doen komen. Dan kan onze belijdenis van een verrezen God weer een hoopvolle boodschap worden. De belijdenis van de verrezen God is een belijdenis tegen machthebbers die moorden of wegkijken bij moorden.

 

“God schaart Zich aan de zijde van slaven. God wandelt met hen en manifesteert Zich daar. Laten wij ons scharen aan de zijde van die God Die Zich bij slaven voegt.” Want wij zijn dicht bij hun bed, als consumenten van de slavenarbeid vandaag de dag. Wij kunnen ons aan Gods zijde scharen, of we verduisteren God Die aan hun zijde wil zijn.

 

Hieronder volgt de inleiding van Kathleen Ferrier:

Dames en heren,

Allereerst wil ik de raad van kerken danken voor het initiatief dat zij genomen hebben om deze belangrijke bijeenkomst te organiseren. Ik wil hen ook bedanken voor de gelegenheid die mij hier geboden wordt te reageren op datgene wat er gezegd is vandaag en daar vanuit mijn perspectief iets aan toe te voegen.

 

Dit jaar is het 150 jaar geleden dat de slavernij is afgeschaft in de voormalige Nederlandse koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen. De afschaffing van de slavernij was – net als het verbod op de slavenhandel – een gebeurtenis die zijn weerga niet kende in de geschiedenis. Het had niet alleen financiële en economische gevolgen voor de directe en indirecte belanghebbenden en betrokkenen, maar ook voor de ideeënwereld en de omgangsvormen. Mensen moesten hun ideeën, hun mentaliteit en gedrag veranderen. Superioriteitsdenken was voortaan misplaatst en inferioriteitsgevoelens moesten worden afgeleerd. Dat ging natuurlijk niet vanzelf en daarbij komt dat 1863 in werkelijkheid niet het einde markeerde van slavernij. Slaven  werden verplicht nog tien jaar op de plantages te blijven werken. Daarna werden onder valse voorwendselen contractarbeiders uit Azië geronseld. In feite markeert 1 juli 1863 dus vooral het begin van een proces dat tot op de dag van vandaag gaande is. Ook hier, heel dichtbij. Daar oog voor krijgen, is waar het nog steeds om gaat. Zoals tijdens de stadswandeling, wat een geweldig initiatief de Utrechtse wandelgids! Daardoor ervaren we hoe dichtbij het was en is…1 juli 1863 markeert vooral het begin van een nieuwe tijd waarin in politieke zin nieuwe waarden en normen universeel geldig werden verklaard. Menselijkheid, menselijke waardigheid en rechtvaardigheid zouden voortaan de leidraad moeten worden. Van Human Wrong naar Human Rights, zoals ik onlangs in het Slavernijmuseum in Kaapstad, Zuid Afrika las.

 

Ondanks de feitelijke afschaffing, is het slavernijverleden niet voorbij, omdat het verleden nog steeds doorwerkt in het heden. Dat is in de bijdragen vandaag heel duidelijk geworden. De situatie in Colombia, zoals scherp verwoord door Zr Yosé Höhne-Sparborth maakt glashelder dat we ons nog steeds maar al te vaak mensenrechten ondergeschikt maken aan economische belangen. En zoals zij naar voren brengt:

De gekleurde mens -en ik spreek uit eigen ervaring- heeft nog op vele terreinen te kampen met vooroordelen, racisme en discriminatie en de daarmee gepaard gaande minachting, sociale uitsluiting, armoede en onderdrukking. Op de Nederlandse arbeidsmarkt is er nog steeds discriminatie, zo blijkt ook uit recent onderzoek van SCP.  Daarnaast is ook nu nog sprake van moderne slavernij, zoals gedwongen prostitutie en kinderarbeid. En ook dat gebeurt hier dichtbij en overal om ons heen, ook daar moeten we oog voor willen hebben. Tot op de dag van vandaag worden de meest fundamentele mensenrechten nog steeds geschonden, overal en het opkomen voor mensenrechten, het centraal stellen daarvan in politiek en in de samenleving blijft onverminderd van prioritair belang. En dat begint natuurlijk met het erkennen van de feiten.

 

2013 –met bijeenkomsten zoals deze-, biedt ons allen de kans om te kijken naar ons beladen verleden en het erkennen van de feiten, maar zeker ook om vooruit te zien. De gezamenlijke historie van bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving maakt haarscherp duidelijk dat de beladenheid van deze feiten niet meer mag worden weggestopt. We kunnen en we moeten er  over praten. De waarde en de waardering over het verleden leert ons hoe we aan een gezamenlijke toekomstvisie kunnen bouwen. Want daar gaat het volgens mij om: werken aan een gezamenlijke toekomst visie vanuit gezamenlijke gedeelde waarden. Maar daar kan pas aan gewerkt worden als we werkelijk oog hebben voor elkaar en voor dat gedeelde verleden. Openstaan voor elkaar, daar komt het op aan. Het gaat wat mij betreft dus niet om de schuldvraag alleen, maar juist om het werken aan dat gedeelde perspectief, die gemeenschappelijke toekomstvisie. En we zullen wel moeten! Door de huidige, financieel economisch zware tijden, kunnen we het ons niet meer permitteren als samenleving de scheidslijnen van weleer te laten voortbestaan. Juist als samenleving, Nederlandse samenleving moeten we elkaar vinden om verder te kunnen komen. We hebben al het talent nodig om de zeilen bij te kunnen zetten. Want inmiddels zal het wel iedereen duidelijk zijn: op de staat kunnen we steeds minder terugvallen en ook  de markt heeft bewezen niet de oplossing voor onze huidige problemen te kunnen bieden. Ons heil vinden we niet bij de staat en niet bij de markt, die vinden we in de samenleving. Daar ligt de oplossing van problemen, in de relaties tussen mensen, alle mensen, daar, in het inclusieve burgerschap, ligt de ware kracht, daar alleen kan bepaald worden hoe we willen samenleven, hoe we problemen oplossen en hoe we uitdagingen aangaan. De scheidslijnen van weleer, het superioriteitsdenken, de inferioriteitsgevoelens, de grote onverschilligheid jegens elkaar, die we verdoezelden door het te hebben over “respect voor eigen waarden” en de –vermeende-  “gastvrijheid”, kunnen we ons simpelweg niet meer veroorloven. We moeten elkaar zien zoals we zijn …en daarbij doen we er verstandig aan de verschillen die er zijn onder ogen te zien, die te erkennen, maar vooral te benadrukken wat ons bindt. Als je dat doet, blijkt de diversiteit niet een obstakel voor voortuitgang,  maar juist een enorme bron van kracht.

Als vrouw die geboren is in Suriname, die gewoond heeft op verschillende plekken in de wereld en gewerkt in allerlei situaties en omstandigheden, in Latijns Amerika als coördinator van SKIN en als volksvertegenwoordiger, zeg ik dat ook vanuit mijn eigen ervaring. Er is mij de afgelopen jaren meer dan eens gevraagd hoe het komt dat in Suriname al die verschillende bevolkingsgroepen, resultaat van mensenhandel in de vorm van slavernij en het ronselen van contractarbeiders uit allerlei landen, relatief rustig samenleven. Suriname is het enige land in de wereld waar een synagoge en een moskee op een erf naast elkaar staan. Hoe komt dat toch, terwijl we het vrijwel alle plekken in de wereld mis zien gaan. Ik denk dat een belangrijke rede is dat men in Suriname van meet af aan wist dat we elkaar nodig hadden om verder te komen. Dat superioriteit- en inferioriteitsgevoelens ons niet verder zouden helpen. En dat besef: we hebben elkaar nodig als samenleving en we moeten aan de slag, moeten we hier ook krijgen. Want we hebben elkaar nodig. In ons land maar ook in een wereld die razendsnel aan het veranderen is, kijk alleen al naar de machtsverhoudingen. We hebben elkaar nodig. Ik ben wel optimistisch gestemd. Niet alleen omdat ik zie dat de tijden ons dwingen dit te erkennen (never waste a good crisis) maar ook omdat ik zie hoe steeds meer mensen zich op nieuwe manieren met elkaar verbinden. Niet meer verticaal, maar horizontaal, niet meer tops down, maar wereldwijd via facebook en twitter. Omdat ik een generatie op zie staan die niet in oude patronen wil denken, maar aan de slag wil! Hun  eigen leven en hun land opbouwen. Dat zijn de krachten die kansen moeten krijgen. Maar dat kan alleen als we het verleden onder oog komen we onze ogen werkelijk openen voor elkaar. Ons laten zien zoals we zijn, elkaar zien zoals we zijn, niet beter en niet slechter en vanuit die erkenning op zoek gaan naar wat ons bindt, om als mensen, kinderen van die ene Vader ook werkelijk verder te komen. Laat dit jaar van herdenken daar een bijdrage aan leveren.

Immers: alleen in de ogen van de ander kunnen we werkelijk onszelf en God herkennen.

 

Dank U.

 
Foto’s:
1. Caroly Houmes
2. Hans Visser in het midden
3. Margriet Gosker
4. Een volle zaal
5. Grafherinnering aan concubine
6. Ornament met Moren bij de Oudegracht in Utrecht
7. Yosé Höhne-Sparborth naast Gerrit Jan Westerveld
8. Kathleen Ferrier rechts