Ode op fiets

Naar de kerk op de fiets,  dan vervuil je niets..’  Dat was één van de slogans uit vroeger jaren met een mooie cartoon van Len Munnik daarbij.. Tini Brugge en in het tweede gedeelte Jacques Wijnen over de waarde van de fiets.

Ze zijn er nog steeds  pastors zonder auto, zoals de dominees Ditske Tanja  in Amsterdam en  Wilma Klein in Almen. Nee, ze rijden geentijdritten, maar zorgen wel op tijd bij anderen te zijn. Ik luister naar het verhaal van een  pastor in Brabant.

Een rijbewijs heeft hij niet en dus ook geen auto: Jacques Wijnen, kapucijn. Nog steeds neemt hij de fiets als hij mensen gaat bezoeken, zoals hij dat ook deed toen hij pastor was van de parochies Megen, Haren en Macharen (thans  allemaal gemeente Oss). Ofschoon er zich best wel eens situaties voordoen waarop hij een auto echt mist, voor hem blijft de fiets grote voordelen hebben. Het geeft hem ruimte en rust tussen bezoeken in; tijd om het ene gesprek te laten landen en een plek te geven én ruimte om het hoofd en hart vrij te maken voor een volgende bezoek.

Ik realiseerde mij de waarde van de fiets na een intense vergadering met betrokkenen van ons dekenaat Ravenstein. Die verliep zeer voorspoedig en was eerder afgelopen dan gepland. Na de sluiting van de bijeenkomst keek de voorzitter op zijn horloge en zei: “Kijk, nou kan ik nog gauw even een zieke parochiaan in het Canisius te Nijmegen bezoeken”. Hij stapte in zijn auto en weg was hij.

Als je met de fiets bent kun je zoiets vergeten. En die ander kan vergeten wat ik zo lekker vind:  er de tijd voor nemen om je van de ene plek naar de andere te verplaatsen, uitwaaien, de wind in je haren voelen… En laat onderweg je eigen geest maar de vrije loop. Gedachten komen vanzelf in je op. De meest onverwachte dingen die je tegenkomt, prikkelen je fantasie. En soms ben – bij alles wat er door je hoofd en hart gaat – bezig ruimte te maken voor de Geest van de Ander.

Ik ben geen zondagsfietser, geen mooi-weer-fietser. Ik ben ook geen wielrenner die per se zo en  zoveel kilometer moet afleggen. Je moét je gewoon verplaatsen. Op de fiets. Ik heb geen keuze. Dan is fietsen soms nillens willens de strijd aangaan met harde tegenwind, met sneeuw en gladheid, met hevige stortbuien enz.: een strijd als spel met de elementen.

De heilige armoede ontmaskert de begerigheid en hebzucht en de zorgen van deze wereld (uit de Lofzang op de deugden, Franciscus van Assisi). Jezus zag een ezel staan en ging erop zitten (Johannes 12, 14).

Nee, ik koos niet bewust voor de fiets als duurzaam en milieuvriendelijk vervoersmiddel. Toen ik met de orde van de kapucijnen een verbond aanging, koos ik in navolging van Franciscus van Assisi mét anderen voor een leven in eenvoud. Dat betekent: voor beperkt privé-bezit en een sobere leefstijl. Ik heb nog meegemaakt dat er maar één auto per klooster beschikbaar was. Nog steeds komt er geen verhuiswagen voorrijden als een medebroeder naar een ander klooster vertrekt. Verhuizen deed ik trouwens ook met de fiets. Tevoren liet ik door iemand mijn spullen overbrengen. Daags erna vertrok ik dan op mijn tweewieler. Zo ben ik hartje winter van Rotterdam naar Velp gefietst en jaren later op een prachtige nazomerse dag van Megen naar ons interfranciscaans vormingshuis te Brussel. De kilometers die ik zelf moest afleggen gaven me volop de gelegenheid om niet alleen tussen hemel en aarde mijn emoties te verwerken, maar ook om ‘letterlijk’ meer en meer afstand te nemen van een voorbije periode met mensen die me erg dierbaar waren. Zo begon ik indertijd zowel in Velp als in Brussel aan een nieuwe maar onbekende uitdaging. 

Tini Brugge/ Jacques Wijnen