Week van Gebed 2010: Overdenking ‘Jij bent mijn getuige’

Ds. Klaas van der Kamp, algemeen secretaris Raad van Kerken

Lucas 24: 44-49; Lucas 13: 31-35.

Gemeente, één in Christus,

Iedere stad van enige omvang heeft een museum. Je krijgt er een idee van de omgeving waarin je leeft, een besef van de geschiedenis die je vormt. Zo’n museum helpt je om je leven in een historisch perspectief te zien. Lucas legt uit dat je ook naar Jezus mag kijken in een historisch perspectief. Lucas schrijft: ‘Ik heb tegen jullie gezegd dat alles wat in de wet van Mozes, bij de profeten en in de psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan’ (vers 44). En hij vervolgt: ‘Daarop maakt Jezus hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen’ (vers 45). Het begint met gevoel. Dan volgt het verstaan. Het is alsof Cruijff aan het woord is: Je gaat het pas zien als je het begrijpt.

Wat staat er dan in die schriften? ‘Dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de doden’ (vers 46).  Christus vervult niet zozeer één tekst; hij vervult het geheel. Het is als in dat museum: de hele cultuur komt op je af. Jezus maakt in zijn leven zichtbaar wat er met het geheel van de bijbel is bedoeld. Hoe we als mens contact met God kunnen hebben in liturgie, ethiek en levenswijze. De kroon op dat alles is de opstanding. Jezus bezegelt daarmee zijn verkondiging en zijn manier van leven. Uit de opstanding blijkt dat ook dat andere waar is.  

Het is voor ons moeilijk voor te stellen hoe dat is, zo’n opstanding uit de doden. Iemand op een zondagsschool legde het kinderen eens als volgt uit. Zij tekende twee zwangere vrouwen op het bord. Je kon de baby’s in de buik zien. Ze hadden een laptop bij zich. Ze mailden elkaar. ‘Heb je gehoord dat wij binnenkort deze wereld verlaten?’, mailde de één. ‘Dat kan toch niet’, reageerde de ander. ‘Ja, we gaan naar een wereld zonder vruchtwater, een wereld waarin je leeft van de wind’. ‘Wij kunnen niet leven van de wind’, mailde de ander. ‘Toch wel’, zei de één, ‘en dan wordt onze navelstreng doorgesneden. En dan leven we niet meer in moeder. Moeder is er nog wel. Maar op een andere manier’. ‘Dat kan al helemaal niet’, reageerde de twijfelaar. Het beeld is herkenbaar. Jezus staat op uit de doden en hij leeft. Maar hij leeft in een andere wereld. Dat is de voltooiing.

Het leven loopt daarop uit. Jezus kondigt het zelf aan. Als hij op weg is naar Jeruzalem. Herodes zoekt hem te doden. Jezus wordt gewaarschuwd. En hij reageert: ‘Ik moet op weg blijven, want het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem’. En Lucas 24 zegt: Het gaat om ‘…vergeving van zonden… beginnend bij Jeruzalem’ (Lucas 24, 27).   De Naarder Bijbel verbindt ‘Jeruzalem’ met ‘de vergeving van zonden’. Het zal zijn in Jeruzalem. Daar waar het hart van de cultus is. Daar waar God het contact met de wereld concentreert. Daar waar de relatie van God met ons zich dagelijks herstelt in de tempel door de offers. Daar begint de voltooiing. ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt!’ (Lucas 13, 34). Het evangelie van Lucas begint bij de tempel, bij Simeon en het eindigt bij de tempel, op Golgotha. 

Ooit was er een bijeenkomst van een regionale raad van kerken. Om het ijs een beetje te breken begon men met een paar stellingen. ‘Alle kerken hebben hun wortels in Jeruzalem. Wie is het daar mee eens?’ , klonk het. Een makkie, zou je denken. Iedereen vindt dat natuurlijk. Maar slechts een derde van de mensen stak een vinger op. De meeste vonden dat de kerk een compleet nieuwe insteek heeft genomen. Dan moet je even terug denken aan het museumbezoek. Je begrijpt jezelf beter, zeiden we, door het verleden. Als je je verleden vergeet, word je arrogant. Het is zuiver te beseffen dat we als kerk relatief laat bij God betrokken zijn geraakt. Eerst waren er de Joden. En uiteindelijk ook wij. Als je dat beseft, overheerst bescheidenheid. Dat het je uiteindelijk toch is gegund. Dat maakt je kwetsbaar en open. En soepel naar anderen die ook door God zijn aangeraakt. 

Een Joods kind in de oorlog werd door het verzet geplaatst bij christelijke ouders. De ouders voedden het keurig op. Het leek aardig te gaan. Totdat ze ontdekten dat het kind voorwerpen ontvreemde. Het beeldje van Jezus uit de hal was weg. Het verzet werd er bij gehaald. ‘Waarom steel je’, vroeg een man van het verzet. ‘Dat is toch heel pijnlijk, dat deze mensen je helpen en dat jij dan voorwerpen vervreemdt’. En het kind antwoordde: ‘Ik heb  het niet gestolen. Ik heb het verstopt. Omdat ik bang ben dat de Duitsers het kapot maken. Omdat het Joods is’. Lucas laat zien dat het evangelie begint in het jodendom. Het woord ‘Rome’ , symbool van onze westerse kerk, vind je 26 keer in de bijbel. Het woord ‘Jeruzalem’ kom je 961 keer tegen.

We lezen nog even verder. De NBV vertaalt: ‘Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen’ (vers 48). De Naarder Bijbel zegt: ‘Jullie zijn hiervan getuigen’. Dat is nog kernachtiger: getuigen zijn. Het zegt iets over je identiteit. De getuige heeft in de bijbel een juridische betekenis. Je hebt getuigen nodig om een zaak rechtsgeldig te voeren. De getuigen brengen de waarheid aan het licht. Je hebt er weinig aan als Christus verzoening brengt, en mensen zijn niet op de hoogte. God heeft getuigen nodig. ‘Jullie zijn mijn getuigen’, zegt hij al in Jesaja (43,12). Wij, christenen, zijn getuige, zijn het bewijs dat God leeft. We zijn sacrament. Dat getuigen zijn is meer dan in andere tijden nu nodig, nu er een hele generatie opgroeit van mensen die van niets weten. 

Het woord ‘getuigen’ kom je in de Joodse traditie ogenschijnlijk verborgen, maar eigenlijk heel prominent, tegen in de belijdenis van Deuteronomium 6, 4. ‘Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één’. De Joden drukken die tekst af door de laatste letter van het eerste woord en de laatste letter van het laatste woord heel groot te maken. Die letters vormen samen in het Hebreeuws het woord ‘getuigen’ (‘eed’). Met andere woorden: het bestaan van de ene God is de oproep om als mens van hem te getuigen. Wij, heidenen, leren het, via Jezus. We geloven dat in de persoon van Jezus alles wat God te zeggen heeft zich laat samenvatten en met God samenvalt. Wij komen via de persoon van Jezus ook bij die ene God van het Oude Testament die de wereld regeert. En wij zijn ook getuigen van hem; maken zijn inzet tot onze waarheid.

Het moet van Jeruzalem de hele wereld in, tot de laatste sluitpost van het heidendom – Rome – is gevallen. Daar loopt het op uit, vers 47: ‘dat in Zijn naam alle volken opgeroepen worden … om tot inkeer te komen…’. Blijkbaar is het niet makkelijk die ene God in je leven toe te laten. Lucas ziet als taak: ‘bekering en daarop volgend vergeving’.  Johannes de Doper gebruikt precies die woorden. Hij leerde eerder  dat Joden in de weg van boetedoening kwijtschelding kunnen ontvangen. Dat geldt vanaf nu ook voor de heidenen. Maar er zitten weerstanden in een mens. Het probleem is dat wij helemaal geen zin hebben om ons te bekeren. Helemaal geen energie willen steken in een terugkomen op routines. Wij gaan liever uit van ons eigen gelijk. We hebben het niet eens in de gaten dat we verkeerd zitten.   

Hoe ging het ook al weer bij die discipelen? ‘Daarop maakte Jezus hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de schriften’ (vers 45). Je moet dus eerst gevoelig gemaakt worden voor de betekenis van Christus. Je gaat het pas zien, als je het begrijpt. In de Hebreeuwse vertaling van Lucas staat: ‘Toen opende hij hun harten om te begrijpen’. Het hart is de plek om verbanden te zien. Met het hart begrijp je soms beter dan met je verstand. Een koning vroeg zijn geleerden: ‘Wat is het lichtste, het zoetste en het hardste ter wereld?’ En de geleerden antwoordden verstandig: ‘Het lichtste is een veer; het zoetste is honing; het zwaarste is een steen’. En de koning vroeg het aan een arbeidersvrouw. Zij antwoordde met haar hart: ‘Het lichtste ter wereld is een kind in de armen van moeder. Het zoetste is de melk van een moeder voor een baby. En het hardste is het moment waarop moeder het kind moet loslaten’. De kracht van het hart wint het van de kracht van het verstand. Die kracht heb je nodig. ‘Blijf in de stad Jeruzalem tot jullie met kracht uit de hemel bekleed zijn’ (vers 49).

Alle joden kennen de zin: ‘Volgend jaar in Jeruzalem’. Het is een tekst die ze de eerste keer hebben uitgesproken toen ze uit Egypte wegtrokken naar het Beloofde Land. En sindsdien herhalen ze het ieder jaar bij Pesach. Ze zeggen het ook als ze in Jeruzalem zijn. Het is een ideaal. Het is een spirituele tocht. Het is een oppepper voor hen zelf. We komen in Jeruzalem als we in harmonie zijn met onszelf, met God en met de wereld. ‘Zelfs al woon je in dat prachtige, moderne Jeruzalem van nu’, zegt de in Nederland werkende rabbijn Shmuel Spiero, ‘het geestelijke, spirituele van deze stad is er nog niet en dus blijft de wens bestaan: Volgend jaar in Jeruzalem’.

Volgend jaar vrede. Volgend jaar eenheid. Volgend jaar de droom werkelijkheid. We gaan er voor.

Amen

Aantekeningen bij de uitleg.

1. Getuigen zijn:

De NBV vertaalt ‘getuigenis afleggen’. Dat is iets anders dan de tekst ‘getuigen zijn’ van de Statenvertaling. En de Willibordvertaling heeft een soort tussenpositie met de vertaling: ‘hiervan getuigen’. De Naarder bijbel sluit aan bij de Statenvertaling met de tekst ‘gij zijt hiervan getuigen’.  Het verschil tussen ‘getuigen zijn’ en ‘getuigenis afleggen’ is dat de eerste versie het accent legt op de eigen verwerking; terwijl de tweede versie meer nadruk legt op de uitingen van de waarnemer. Het Grieks heeft de tekst ‘martures’, de Vulgaat ‘testes’ en terugvertaald in het Hebreeuws staat er: ‘eediem’.

Vanuit de Joodse gedachtewereld moet het accent gelegd worden op ‘getuigen zijn’. Het woord ‘eediem’ komt vanaf Genesis 31,44 met enige regelmaat voor. Daar gaat het om zichtbare stenen te Gilgal die als een getuige zijn opgericht tussen Laban en Jakob. De stenen spreken niet; ze zijn getuige; het is meer hun identiteit dan hun vocabulaire. Het woord ‘getuige’ heeft daarbij tegelijk een juridisch accent. Op het getuigenis van twee getuigen kan iemand veroordeeld worden. En het is God zelf die in Jesaja 43,12 zijn volk als getuige typeert. Getuigen laten mensen hun onschuld verliezen.

De Joodse traditie verbindt het woord ‘getuigen’ in Deuteronomium 6,4 met de eenheid van God. Door twee letters in het sjema te vergroten, wordt de belijdenis gekoppeld aan het getuigenis. Zo heeft het getuige zijn te maken met de identiteit van het volk. 

Die gedachte kan worden overgebracht naar Nederlanders in een postgeseculariseerde samenleving, waarin christenen een minderheid zijn en een houding zoeken. Getuige zijn heeft dan vooral met je identiteit te maken en met je vermogen om zichtbaar te maken in je leven waar je identiteit voor staat. Er is minder preken. Er is meer belijden. Er is minder de ander de biecht aanzeggen. En er is meer zichzelf verantwoorden over de keuzes die je maakt.

2. Te beginnen vanaf Jeruzalem:

Weer twee versies. De NBV verbindt het ‘te beginnen in Jeruzalem’ met het getuigen. Dat is de ene positie. Zo ook de Willibrord. De Statenvertaling verbindt Jeruzalem met de prediking van bekering en vergeving van zonden, die in Jeruzalem begint. De eerste positie legt de nadruk op het getuigen zijn; de tweede positie op de inhoud van de boodschap die start in Jeruzalem. Het eerste is meer geografisch, het tweede meer kerygmatisch. De Griekse tekst houdt Jeruzalem bij de kerygmatische boodschap. Hetzelfde is te zien bij de Vulgaat. En bij de Hebreeuwse terugvertaling van de tekst. De Naarder bijbel geeft weer: ‘moet bekering gepredikt worden tot vergeving van zonden, aan alle volkeren, beginnend bij Jeruzalem’. De conclusie luidt dan ook, dat de boodschap een startpunt kent in Jeruzalem.

Het is in zekere zin jammer, dat een thema iets heeft van een oneliner. De snelheid evenwel waarmee de verwijzing naar Jeruzalem achterwege blijft is onthutsend. Het is bekend dat de joodse oriëntatie in Nederland meer theologische aanhang kent dan in andere landen, zie daarvoor ook de afscheidsbundel van Jan van Butselaar. Voor de oecumene kan het zeer verademend zijn de verbinding nadrukkelijk aan te brengen. Het zet alle kerken in een zelfde afhankelijke positie. Alle kerken zijn schatplichtig aan het Joodse volk en de Joodse religie. Het maakt alle christenen kwetsbaar als ze zich dat realiseren. Het vereenvoudigt het oecumenische gesprek als die erkenning gegeven is.

Het anker in Jeruzalem biedt ook een plafond om ‘de stad van de vrede’ neer te zetten als basis voor verschillende religies. En als verscheurde plaats, die zoekt en hunkert naar eenheid.

3. Bij de liturgie:

Het trefwoord ‘getuigen zijn’ biedt een goede entree bij verschillende liedbundels.
Men kan ook vanuit het trefwoord ‘Jeruzalem’ zoeken.

Een paar geschikte liederen zijn:
Evangelische Liedbundel 170: 1, 2; 194: 1, 2, 3, 4; Psalm 122: 1; 147: 5, 7; Lied 23: 1, 2, 3.

Geschikte schriftlezingen zijn: Lucas 13: 31-35; Lucas 24: 44-49.