Liefde, Lust en Leven

Discussienota Raad van Kerken in Nederland

Bijdrage van de beraadgroep Geloven en kerkelijke gemeenschap van de Raad van Kerken in Nederland aan het bezinningsproces op ‘human sexuality’ binnen de Wereldraad van Kerken.

Download de publicatie (pdf bestand Nederlands)
Download de publicatie (word bestand Nederlands)
Download de publicatie in (pdf bestand Engels)
Download de publicatie in (Word bestand Engels)

LIEFDE, LUST EN LEVEN

Eros, de passie voor het mogelijk goede en de christelijke agapè

1. De christelijke mensvisie is de vrucht van eeuwenlange bezinning op de specifieke roeping en bestemming van de mens om Gode-welgevallig te leven: als man en vrouw geschapen naar het beeld van God, bestemd tot een leven volgens de criteria van God – Gods beleid, Gods rijk, basileia tou theou – zoals ons ontvouwd in de Schriften en zoals ten diepste betuigd in het evangelie van Jezus Christus (1 Joh. 2, 3-23; 3,21-24). De kern ervan vormt het besef van de gratuïteit van het aan mensen geschonken leven en van de opdracht ten goede die daarmee is verbonden. In hecht verband met het milieu van ons leven – aarde, water, lucht en licht – het leven in al zijn facetten te ordenen naar de maatstaven Gods: ziedaar de Wet en de Profeten. De hoogste norm ervan, zoals Jezus ons betuigt, is de liefde: God zelf is er in te vinden (1 Joh. 4,7-16), zij schept vrede, gerechtigheid en respect voor ieder die en alles wat met ons deelt in het leven. Zij is sterker dan de dood. (1 Kor. 13).

2. Wij mensen vieren met elkaar de gaven van de liefde, we zingen het hooglied van de liefde. Eros, de lust om het spel met elkaar, het diepe verlangen naar vertrouwelijke en intieme nabijheid, naar de omhelzing, de vereniging met de ander en lijfelijk genot, speelt daarin een grote en natuurlijke rol. Bij echte liefde wordt deze eros gedragen door een passie voor het goede: de vreugde, het geluk van de ander en het verlangen daarin te mogen delen. Daarin verwerkelijkt zich ook de christelijke agapè: de liefde tot God en de naaste. Wij mensen zijn trouwens aangewezen op elkaar: we kunnen niet zonder de ander, we worden niet uit onszelf geboren, we kunnen niet zonder elkaar door het leven, niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf. In vriendschap en partnerschap, respect en solidariteit, verlangen en lust aan elkaar, vrede en rust bij elkaar, delen we lijf en leden, eten en drinken, adem en geest, elke morgen nieuw, alle dagen door. Dit gegeven leven is ons heilig, maar niemand heeft groter liefde, dan wie dit leven wil inzetten, op het spel zetten, prijs geven voor vrienden. Zo is het volle leven vreugde en spel, maar ook mededogen en troost, trouwe zorg voor elkaar in goede en kwade dagen, vol vertrouwen, vol verlangen, vol van passie naar het mogelijk goede, vol van verzet tegen het feitelijk slechte: gevaar en ziekte, misdaad en ellende, passie tegen de dood.

Ons lijfelijke leven: gave van God

3. Dat alles wordt vervuld in ons lichamelijke bestaan. Als zodanig behoort deze lichamelijkheid tot de goede scheppingsgaven van God. Ogen en oren, neus en lippen, huid en haar, handen en voeten, hoofd en hart en nieren, merg en been, borst en buik en dijen, alle levenssappen en alle cellen van ons lijf: dat alles ademt de Geest van God die ons is ingeblazen. Er zijn geen edele of onedele, reine of onreine, heilige of profane aspecten aan onze lichamelijkheid te ontdekken. Het lichaam levert de basisgegevens voor onze condition humaine, waarmee we iemand zijn, deze persoon, een aangesprokene met een naam en een gezicht, vanaf het kind in de moederschoot tot aan het lichaam van de dode, waarvan wij met respect afscheid nemen. Ons lijfelijke bestaan is de grondslag van onze plaatsbepaling, ons adres, onze habitat, onze behoeften en instincten. Soms hebben bijbeluitleg en theologie er de nadruk op gelegd, dat het lichaam ook de bron kan zijn van agressie en geweld, van overheersing van vrouwen door mannen, van misbruik van hartstocht en lust en van de afwending van Gods gebod. De realiteit gebiedt om te erkennen, dat er veel kwaad schuilt in het hart van de mens en dat de zonde, dat wil zeggen het handelen tegen de wil en het beleid van God (aversio a Deo), altijd weer om de hoek komt kijken. Maar deze zonde huist niet in ons lijfelijke bestaan als zodanig, noch in de normale functies van het lichaam als lust en pijn, welbehagen of ziekte, verlangen om aan te raken en aangeraakt te worden. We kunnen immers ons lijfelijke leven beleven als heilige gave van God, als kairos in de tijd, als protest tegen de dood. Niets kan ons daarin scheiden van de liefde van God, maar juist in onze broze lichamelijkheid ervaren we ook: niets is ons blijvende eigendom of bezit. De eindigheid van ons leven, die we delen met al wat leeft, de beperkingen van onze mogelijkheden, de seksuele differentie en onophefbare alteriteit van sekse en gender, het toeval in ons bestaan, de eenmaligheid van onze biografie: dat alles bepaalt de ernst van ieders leven. Maar een `dierlijke ernst’ is dat niet, vanwege de vrijheid die blijft door ons bewustzijn en ons geweten, con-scientia: niet zonder ons mede-weten worden we onszelf aan ons lijf, onze zinnen, onze taal, onze kijk op de wereld, onze verschillende identiteit als man of vrouw.. Niet zonder het mede-weten van de ander worden we tot de unieke persoon die we zijn. Pas het aangesproken zijn en kunnen spreken, ons besef van verantwoordelijkheid voor eigen lijf en dat van anderen, onze zorg voor elkaar en onze vrijheid, waarmee we kunnen kiezen tussen hier of daar, dit of dat, hem of haar, goed en kwaad, stellen ons aansprakelijk en maken onze lichamelijke processen en bewegingen tot bedoelingen en intenties en zo tot menselijk gedrag. Wat wij `vrije wil’ noemen is altijd het samenspel van lichamelijke gegevens en bewuste intenties en doelstellingen. Van een tweedeling, zoals in het dualisme van vlees en geest, kan hier geen sprake zijn, van een gelijkschakeling evenmin. We zijn als vrije mensen meer dan een goed functionerend celmechanisme of een prikkelsysteem – die vreemde illusie van het fysiologisch determinisme -, maar zonder deze functies en reactiepatronen raakt onze vrijheid danig beknot, raken we de weg kwijt, aan het ziekbed gekluisterd en tenslotte verstijfd tot op het bot. Zo zoeken we als mensen in vriendschap en partnerliefde zeker meer dan passie en lust, we zijn voor elkaar meer dan het speeltuig van genot, maar zonder de lijfelijke hunkering, onze blikken en kussen, onze nodigende en strelende handen zouden we elkaar killer en afstandelijker beminnen.

Samenleven: wegwijs in het leven

4. Ons geweten en ons bewustzijn, die ons tot mensen maken zoals God ze bedoelde, zijn de resultante van cumulatieve ervaringen van mensen in interactie met elkaar. We komen niet alleen op de wereld, we groeien niet op in eenzame opsluiting, maar met taal en teken en geleid door anderen die ons voeden, opvoeden, wegwijs maken. Zo worden we ook gestempeld door het milieu van leven om ons heen en door de context en de cultuur waarin wij opgroeien. In onze huidige veelkleurige en interactieve samenleving ontmoeten we mensen met sterk verschillende waarden en overtuigingen. Dat pluralisme werkt ook door in onze omgangsvormen, het karakter van onze relaties en ons seksuele gedrag. We zullen daarom oog moeten hebben voor wat er in deze interculturele uitwisseling alleen maar mode is en hype en wat werkelijk duurzaam is en mag beklijven. Voor wat werkelijk goed is en tot vrede strekt en wat wezenlijk slecht is en onterend werkt.
Zo zijn we begonnen de patriarchale man-vrouw verhoudingen uit het culturele erfgoed van jodendom, christendom en islam te corrigeren. Onnodige taboes rond de beleving van ons lichaam en de seksuele lustervaring hebben we overwonnen. Maar lang niet overal is daarmee het geweld tegen vrouwen en kinderen de wereld uit. En het verdwijnen van taboes heeft ook schaamteloosheid gebaard en schending van de lichamelijke integriteit van de ander. Seksueel misbruik als incest en verkrachting, seksuele intimidatie en vrouwenhandel, gedwongen prostitutie ten profijte van loverboys: dat alles is helaas bijna dagelijks nieuws en niet alleen ver weg.
De kerkgemeenschap heeft het recht en de plicht om in deze ambivalente situatie rondom de menselijke erotiek en seksualiteit, relaties en huwelijk, richtingwijzende woorden te spreken, het zondige gedrag van mensen aan te klagen, maar vooral om een milieu van geloof en vertrouwen te scheppen. Daarin kan de kerkgemeenschap preventief werken door openhartige gesprekken over de waarde én het misbruik van seksuele lust. Ze zal de slachtoffers van schuldig gedrag bijstaan en weer op de been helpen. Ze zal het seksuele onrecht en misbruik niet vergoelijken, seksueel geweld niet legitimeren, straffeloosheid tegengaan en het opleggen van gerechtvaardigde straffen niet verhinderen. Ze zal, als het kerkleden betreft, de daders aansporen tot boete en eerherstel voor de slachtoffers en hen, als het kan, op weg helpen naar respectvol seksueel gedrag en echte liefde voor mensen.

Gods Woord over onze relaties en de uitleg ervan in de kerken

5. Christenen leiden de richtlijnen voor hun levensgedrag terug tot het Woord van God in de Schriften. Maar tussen de antwoorden van toen en de vragen van nu is er niet altijd een direct verband te leggen. Daarom komen de woorden van de Schrift tot spreken binnen de geloofsgemeenschap van de kerk, waarbinnen de gelovigen richting leren geven aan hun leven. Het richtingwijzende woord van de kerken tot uitleg van het Woord van God is echter in de loop van de eeuwen en in verschillende culturele omstandigheden niet altijd even gelukkig geweest. Lichaamsvijandige houdingen, vrouwonvriendelijke bijbeluitleg, misplaatste opvattingen over normale of zogenaamd natuurlijke seksualiteit en abnormale of perverse seksuele gedragingen, verkrampte aandacht voor de ongeordende seksuele begeerte in plaats van de aanklacht van het gebruik van geweld ook in geordende seksuele relaties: dat alles heeft het gezag van de christelijke traditie op dit punt in de ogen van veel tijdgenoten er niet groter op gemaakt.
Veel traditionele bijbeluitleg behoeft inderdaad een herlezing. Zo blijkt bij nader inzien het verhaal van de vrouw die op overspel is betrapt in Joh. 8,1-12 niet allereerst een moralistisch verhaal tegen overspel, maar een uiterst kritisch getuigenis van Jezus tegenover de mannelijke hypocrisie van zijn aanklagers. In Mt. 19,2-10 keert Jezus zich rechtstreeks tegen de mannelijke moraal, die het mannen toelaat hun vrouw weg te sturen om welke reden dan ook. En zelfs als de vrouw schuldig is aan overspel, is echtscheiding geen automatisme, zo las de kerkelijke traditie dit woord van Jezus. Zo kwam alle nadruk te liggen op de duurzame huwelijksband ter bescherming van vrouwen en kinderen. Maar kan men in Mt. 19 werkelijk lezen, dat Jezus bedoelde dat huwelijken zelfs bij volledige ontwrichting of aanhoudend huiselijke geweld niet ontbonden mogen worden? Dat mensen na het drama van een mislukte huwelijksrelatie niet naar een andere levenspartner op zoek zouden mogen gaan? Of dat ze, als ze dat toch doen, uitgesloten moeten worden van de volle deelname aan het kerkelijk leven en de sacramenten? Op dit punt verschillen de kerken onderling zeer van mening en hanteren ze soms gedragsregels, die in het huidige leefklimaat door vele gelovigen niet langer als adequaat worden beschouwd.
Wat betreft de houding tegenover homoseksuelen zijn er de bijbelteksten uit Gen. 19 en Richteren 19, maar ook daar gaat het allereerst om verkrachting van mannen, niet om homofiele liefdesrelaties of paarvorming. Datzelfde geldt ook voor de teksten van Paulus, die in het kader staan van zijn vermaningen tegen liederlijk gedrag in de gemeente, het zij van heteroseksuele dan wel van homoseksuele aard. Wat de kerken, in het spoor van Israël en Paulus, hebben geprobeerd is om het kwaad inzake seksueel gedrag uit te bannen uit de gemeente. Maar mag dat een reden zijn om de homoseksuele geaardheid en homofiele vriendschappen als zodanig af te wijzen, laat staan homofielen te discrimineren?
Maar misschien zijn er betere wegen tot ommekeer en verbetering van gedrag dan die van anathema en ban. Recht en barmhartigheid kunnen pas een kans krijgen, als we de ogen niet sluiten voor het kwaad in eigen midden en met name alle aandacht richten op de slachtoffers van het kwaad, in plaats van het eigen blazoen te zuiveren door de daders uit de gemeente van God te weren. Daarom dienen de kerken allereerst een woord van bevrijding en vertrouwen uit te spreken in het vermogen tot vreugde en intens geluk, dat de gave van de seksuele genieting inhoudt, zonder daarmee het mogelijke misbruik, de ambivalenties, de gevaren en het mogelijk zondige gedrag uit het oog te verliezen.
Uit wat we totnogtoe gezegd hebben volgt dan ook, dat we als onze oecumenische overtuiging kunnen uitspreken: Niets onreins of onheiligs is er aan ‘s mensen vege lijf, niets bedreigends of zondigs aan de gegeven naakte huid, niets kwaadaardigs aan passie en lust, niets is er mis met vriendschap en warme nabijheid van mensen. De dans, de kus, het spel van geliefden, hun vrijen en paren: dat alles bergt zin in zichzelf: het is er niet voor het nut of voor enig belang, het is er om niet, als pure gave en vreugde. Gelovigen mogen zeggen: het heeft God behaagd plezier te scheppen in de mens. En het heeft God behaagd dat te doen, mede aan de hand van onze sekseverschillen en aan het tegenover van een liefdespartner.
Tezelfdertijd weten we ons geroepen om als kerken gezamenlijk te protesteren tegen de ontering en schending van de ander: door vrouwenhandel en kinderporno die ook in Nederland hun basis hebben en tegen seksueel geweld en misbruik, dat ook onder de eigen kerkleden maar al te vaak voorkomt en dat de eeuwen door met name vrouwen en minderjarigen heeft getroffen.
Wat kerken dwars door alle culturele verschillen heen mogelijk kan verbinden is de erkenning dat ons lichaam, onze lichamelijkheid en ons vermogen tot liefhebben en tot erotisch spel scheppingsgave Gods zijn; dat het een kwetsbare gave is die bescherming behoeft tegen al te heftige menselijke zwakheden; dat binnen machtsverhoudingen deze gave altijd gedeformeerd raakt en haar scheppende kracht verliest. In de zoektocht – theologisch, pastoraal, liturgisch, ethisch – die blijvend verbonden zal zijn met het leven uit deze gave Gods, kunnen de kerken uit de verschillende culturen beter elkaar tot broer en zus zijn dan tot rechter.
Allen leven we in culturen die veel mensen beschadigen door een groot onvermogen in de gemeenschappen om dit wederzijdse respect vol te houden. En allen leven we in culturen waar desondanks velen de weg vinden naar diepe liefde en duurzaam wederzijds respect. Al deze menselijke ervaringen kunnen bron van wijsheid zijn voor de kerken om prudent en vrijmoedig deze gave Gods te erkennen en te verwoorden en telkens weer mee te geven aan mensen die de weg van een gezamenlijk leven in liefde proberen te gaan.
Zo kunnen we als kerken samen zeggen: We betreuren het ten zeerste, dat we het eerste – de zegen van de seksuele genieting – te weinig beleden en het tweede – de vloek van seksueel geweld en misbruik – te weinig bestreden hebben.

Mannen en vrouwen: gelijkwaardig geschapen naar het beeld van God

6. De geslachtelijke differentiatie van vrouwen en mannen is als zodanig een belangrijk biologisch en antropologisch gegeven. Niet slechts vanwege betrekkingen van seksuele aard of voortplantingsmechanismen, maar op grond van de verschillen zelf. Menszijn en verschillend zijn horen zodanig bij elkaar, dat juist het waarnemen van de verschillen en het cultiveren ervan tot bouwsteen wordt van de humane cultuur: taal en gender, sekse en rolpatronen, aparte vrouwen- en mannenculturen, maar juist ook man-vrouw-erotiek en lyriek: ze zijn vervuld van het differentiatieprincipe, dat spanning betekent en identiteit, relatie en dialoog. Het onachterhaalbare, niet te overbruggen verschil, dat lichamelijk zichtbaar is, maar door cultuur en opvoeding in verschillende contexten tegelijk zijn geheim nooit geheel prijsgeeft: het is de grens van masculiene en feminiene, patriarchale en matriarchale subjectiviteit, juist als bepaald door de fundamentele alteriteit van de ander, een scheppingsgave Gods van den beginne (Gen. 1, 26-27).
Déze alteriteit is natuurlijk niet de enige. Elk ander is als centrum van bewustzijn en activiteit en als tegenover van verlangen en relatie uniek. De grens naar de ander valt nooit geheel te overbruggen, ook niet tussen gelijken en vrienden en zeker niet bij verschillen in positie als tussen ouderen en jongeren, horenden en doven, blinden en zienden, blanken en zwarten. Wij dienen met deze verschillen te leven en te leren ze als verrijking te ervaren: myriaden mogelijkheden van creatieve manieren van menszijn, waarvan geen enkele alle mogelijkheden uitput. Helaas is deze alteriteit ook reden geweest tot vervreemding en xenofobie, tot onderdrukking van de ene groep door de andere en tot stereotyperingen, die berusten op culturele vooroordelen van de ene groep tegenover de andere. Racisme, seksisme, nationalisme en chauvinisme zijn daarvan de uitingen. Seksisme is door de algemene aard van de alteriteit misschien wel de meest voorkomende vorm van vervreemding en vooroordeel onder mensen.
In alle ons bekende culturen hebben mannen van de wieg tot het graf andere mogelijkheden en worden zij op andere wijze begrensd dan vrouwen, niet alleen op grond van hun biologische verschillen, maar ook en vaak meer nog op grond van ingewortelde cultuurpatronen die vrijwel altijd in het nadeel van vrouwen lijken te werken. Vrouwen moeten ook in de Westerse cultuur nog steeds het merendeel van de zorgtaken verrichten, mannen bepalen het beleid en moeten carrière maken. Vrouwen zorgen ook nog voor de kinderen, lang nadat de vaders vrouw en kinderen in de steek hebben gelaten. De wijze waarop de christelijke prediking en de theologie het sekseverschil hebben geïnterpreteerd – de man als eerste geschapen, de man het hoofd van de vrouw, vrouwen die de man moeten gehoorzamen – heeft versterkend gewerkt op deze culturele tendensen en doet dat hier en daar nog De `seksuele bevrijding’ in de Noord-Atlantische regio die vrouwen een gelijkwaardiger positie heeft gebracht, heeft tegelijk hun kansen op stabiele en duurzame relaties verminderd.
Er valt dus zeker nog het nodige te doen om de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen in seksuele relaties te bewerkstelligen. Dat is ook nodig, want een gelijkwaardige relatie van mannen en vrouwen in gedurige en intieme omgang met elkaar en in de verrukking van eros en passie voor het goede is een mantel van liefde die de humaniteit beschermt. Bovendien is een gelijkwaardige verhouding binnen een relatie voorwaarde voor wederzijds respect. Ontmoetingen en relaties, vriendschap en liefde tussen mensen die van elkaar verschillen, maar elkaar als gelijkwaardigen behandelen, vormen het cement van de maatschappelijke cohesie en de motor van de culturele evolutie (Vgl Jonathan Sacks, The Dignity of Difference, Continuum, New York/London 2002).

Liefde, een kunst en een kunde

7. Doch liefde en vriendschap, ontmoetingen en relaties zijn kwetsbaar en vragen om oefening, onderhoud en bestendiging. Ze gaan niet over één nacht ijs, ze vragen duizend en één nacht fantasie, intieme vertrouwelijkheid, dagdagelijkse tederheid, bezorgdheid, betrouwbaarheid en trouw. Liefhebben is een kunst en een kunde die door ervaring geleerd moet worden. Je aan elkaar toevertrouwen voor het leven in een gezamenlijk levensproject is dan ook een gedurig avontuur, een verwondbaar verbond. Partners voor het leven komen al dan niet op je weg, partnerkeuze is in de vorm die we thans kennen een wederkerig gebeuren, relaties kunnen stuk gaan, liefde kan bekoelen, scheidingen zijn aan de orde van de dag, gebroken gezinnen een trieste realiteit, bedrogen en verlaten worden altijd weer een schending van iemands persoonlijke waardigheid, onterende breuk in de biografie van ouders, kinderen en kindskinderen, mannen en vrouwen, hetero’s en homo’s. In de beleving en de verbeelding van het spel van liefde en seks hebben brute kracht en potentie, agressie en geweld het soms voor het zeggen. Commercie heeft zich meester gemaakt van wat als geschenk en gave om niet bedoeld was: in reclame en films wordt het lijf van mensen tot lustobject met het oog op winst en hogere kijkcijfers. Vrouwenmishandeling, misbruik van kinderen en smakeloze pornografie zijn uitwassen van seksueel gedrag, van het gewelddadige in het mensenhart, uitingen van het beest in de mens. De christelijke cultuur van het seksuele gedrag heeft realistisch weet van dit alles en komt er met kracht tegen in opstand. Maar dat mag niet leiden tot afkeer of afkeuring van de seksuele genieting als zodanig.
We hebben in de oecumenische dialoog geleerd: niet de begeerte als zodanig is zondig, maar de begeerte, die de integriteit van de partner, diens vrijheid en waardigheid schendt. En: niet het huwelijk als zodanig maakt heilig, maar de zorg voor elkaar, elkaar eren en verstaan, dat is een heilige roeping. Zo zijn liefde en seksuele omgang met elkaar een kunst en een kunde, een roeping die duurt, een leven lang.

Doch niet voor de eeuwigheid

8. Tot de vrijheid van de mens hoort ook de mogelijkheid om af te zien van seksuele relaties en intieme verhoudingen met anderen. Er zijn mensen die bewust alleen willen blijven, er zijn anderen die dat noodgedwongen doen door het verlies van hun partner of omdat ze geen partner hebben gevonden. Niemand hoeft alleen te blijven, maar alleen blijven kan wel je lot zijn of een bewuste keuze, die respect verdient en die op eigen wijze vruchten van liefde kan baren. Zo hebben asceten en monniken de eeuwen door hun leven geordend zonder levenspartner, in eenzame contemplatie of in een leefgemeenschap met mensen die een zelfde levenswijze wilden. Het coenobitische of kloosterleven en het leven in celibaat, zoals dat voor de priesters en bisschoppen in de Westers Latijnse en aan de bisschoppen in de Oosters Orthodoxe kerken is voorgeschreven, heeft zeer eigen culturele en levensbeschouwelijke vruchten opgeleverd: het kan een teken zijn van de eschatologische werkelijkheid van Gods rijk, waarin huwelijksrelaties en lichamelijke lust er volgens het evangelie van Jezus niet meer toe zullen doen. Het celibaat heeft ook de volledige inzet van mensen mogelijk gemaakt die waren vrijgesteld van de dagelijkse zorgen voor een gezin en die zodoende al hun tijd en aandacht konden geven aan gebed, studie, noodleniging of zending. Ook maakte het celibataire kloosterleven het afzien van privé-bezit mogelijk en een leven in soberheid, bij wijze van profetische kritiek op alle vormen van overmatige rijkdom en kapitaalbezit. Maar het is uiteraard aan weinigen gegeven een dergelijk leven te leiden.
Waar het celibaat tot ambtsverplichting werd, heeft het ook kramp opgeleverd en soms hypocrisie in de hand gewerkt, om van uitwassen als het misbruik van het pastorale ambt en onvolgroeide seksualiteit maar niet te spreken. Het heeft geleid tot een dominante mannencultuur in de kerken van Oost en West en tot een hoge mate van klerikalisme, juist vanwege de beschermde leefwereld van celibataire vrijgestelden, die zich om de gewone zorgen van het leven vaak nauwelijks hoefden te bekommeren. Dat is een van de redenen, waarom de Reformatoren er zich tegen hebben verzet en in ieder geval de koppeling van ambt en celibaat hebben opgegeven. Er zijn ook culturen waar het als teken van evangelisch leven naar de wijze van Jezus niet werkt, omdat er andere waarden gelden met hogere prioriteit: het krijgen van kinderen, de solidariteit van mannen en vrouwen, de afkeer van klerikalisme, het belang van intieme persoonlijke contacten en vriendschappen in een massacultuur als die van het Westen. En in het algemeen: Hoe kan het spel van liefde en passie, hoe kunnen alle vreugdevolle maar soms ook pijnlijke ervaringen rond seksualiteit en relaties adequaat ter sprake komen, als alleen in celibaat levende mannen daarover het woord mogen voeren in de gemeente?

Leefregels voor de goede orde

9. In de traditie van de christelijke antropologie en de christelijke ethiek inzake vriendschap, paarvorming, erotiek en seksueel gedrag, relatie en huwelijk zijn er rondom het creatuurlijke gegeven van de menselijke seksualiteit ordeningsregels ontstaan, die er als een beschermmantel omheen zijn gezet, maar die ook als dwangbuis en kuisheidsgordel zijn ervaren: bedwongen en verdrongen passie en begeerte, gedwongen verbintenissen en verboden relaties. Eerbied en huiver voor elkaars bloedeigen lijf maakten in het nog recente verleden plaats voor schaamte en angst om ons bloot te geven. In de geschiedenis van de liefdeskunst – ars erotica, ars amandi – overheerste vaak het contract: het recht op elkaars lichaam, een door de ouders geselecteerde partner, onderhandelingen over de bruidsschat en de gemeenschap van goederen.(Zie: John Witte jr, From Sacrament to Contract. Marriage, Religion and Law in the Western Tradition,Westminster John Knox Press, Louisville 1997). Seksualiteit werd gereguleerd vanuit plichten en rechten: met het oog op voortplanting en nageslacht, familiebezit, de bescherming van het ongeboren leven en de verzorging van de kinderen en met het oog op de zorg van mensen voor elkaar in goede én kwade dagen. Opgave thans is het de ordeningsregels zo te herijken, dat liefde en passie, levenslust en levensvreugde er niet door gehinderd worden, terwijl toch de bescherming van de menselijke waardigheid en de gelijkwaardigheid van de huwelijkspartners erdoor bevorderd worden.

10.De christelijke kerken, zoals eerder het Joodse volk en later de Islam en tegelijk met deze ook andere religies, hebben bij dit alles waarden en normen, rituelen en vormen ontwikkeld die verschillen in tijd en plaats, sociale en economische omstandigheden. Ze hebben bijgedragen aan de cultuur van de menselijke relaties, maar er nog meer aan ontleend (Jos van Ussel, Geschiedenis van het seksuele probleem, Boom, Meppel 1968; Michel Foucault, Geschiedenis van de seksualiteit, I-III, SUN, Nijmegen 1984). Aan het oud-oosterse familierecht, aan de hellenistische gezinspatronen, aan de Germaanse stamgewoonten ontleende men patriarchale structuren, die de man maakten tot beschermheer en aanvoerder van het gezin maar ook tot bezitter en heerser over zijn vrouw (en). Uit polygame vormen van seksuele relaties ontwikkelde zich geleidelijk aan het monogame huwelijk. Het vrije spel van erotiek en seksuele genieting werd geordend binnen een `economische’ structuur van voortplanting en zorg voor het nageslacht. Naargelang die economische hoofdstructuur het toeliet – meestal in perioden van bloei en welvaart van de samenleving, of bij wijze van feestelijke uitlaatklep en verspilling temidden van schaarste – was er plaats voor de `hoofse minne’, voor andere dan gezinsrelaties en voor homoseksuele verhoudingen en vormen van vrije seks zonder duurzame bindingen. De ordening van erotiek en seksualiteit is dus niet een specifiek christelijk gegeven, maar een cultuurproduct, dat zelf weer culturen genereert en dat naar plaats en tijd kan verschillen.

11 De voorstelling, alsof godsdienst en kerk de seksuele leefregels zouden hebben uitgevonden en aan mensen opgelegd op grond van de scheppingsordeningen of de natuurlijke wet van God strookt duidelijk niet met de lange evolutie van de menselijke gedragspatronen in deze. De ene vorm van seksueel gedrag is dan ook niet ‘natuurlijker’ dan de andere, al zijn er wel duidelijke criteria voor werkelijk humane seksualiteit, die in de cultuur zijn verankerd en die door godsdienstige overtuigingen worden gesteund en beschermd: Gij zult elkaar niet onteren, gij zult geen geweld gebruiken, gij zult uw lusten niet botvieren ten koste van de ander, gij zult geen aanstoot geven door ongepast gedrag, gij zult iemand niet tot prostitutie verplichten, gij zult geen incest plegen, gij zult geen overspel begaan, gij zult alleen bij uw eigen vrouw kinderen verwekken en alleen van uw eigen man kinderen baren, gij zult uw partner en uw kinderen niet in de steek laten…(Vgl Lev.18 en 19, 29 en 20,10-21; Dt. 22). Maar ook, in het licht van Jezus’ evangelie: vergeeft elkaar, zeventig maal zeven maal, wie zonder zonde is werpe de eerste steen, wie met andermans vrouw (of andervrouws man) flirt om met haar (of hem) naar bed te gaan, heeft al gezondigd…

12 Veel van deze leefregels zijn door veranderde sociale en technische omstandigheden in een ander licht komen te staan. De verstedelijkte samenleving heeft de oude agriculturele economie afgelost. Sociale controle is vervangen door privacy en anonimiteit. Werk en wonen zijn meestal gescheiden. Individualisering van het inkomen, de belastingen en de verzekeringen, werk en school, sport en vrije tijd hebben binnen enkele decennia het idee van het gezin als leefeenheid van ouders en kinderen uitgehold. De zich verscherpende tweedeling in de samenleving werkt ook op het punt van relaties zeer verschillend uit. Terwijl voor economisch bemiddelden seksuele relaties te kust en te keur bereikbaar zijn, worden aan vluchtelingen,en migranten allerlei beperkingen opgelegd wat betreft partnerkeuze en gezinshereniging.
Gelijke kansen, rollen en taken voor mannen en vrouwen zijn in het Westen nieuwe waarden geworden. Het spelkarakter van erotiek en seksuele omgang met elkaar is op de voorgrond getreden. De openheid en de confidenties omtrent de `Intimsphäre’ zijn veel groter geworden. Ze scheppen een nieuw circuit van voorlichting en advies, uitwisseling van ervaringen en prikkeling van de fantasie, maar ook een nieuw verwachtingspatroon, dat geluk en een gevarieerd en bevredigend seksleven sterk aan elkaar verbindt. Het kindertal is aanzienlijk verkleind, het gewenste en gekoesterde kind is een eigentijds ideaal, seksuele contacten zonder risico van ongewenste zwangerschap zijn mogelijk geworden door een ruime keuze in anticonceptiemiddelen. Procreatie met behulp van medische technieken en genetic counseling met het oog op gezonde kinderen hebben een geheel nieuwe ‘economische structuur’ voor de beleving van seksualiteit geschapen. De verlengde levensduur, de verlate keuze voor een duurzame relatie en de toegenomen welvaart die seriële monogamie financieel haalbaar heeft gemaakt, zetten een veel grotere druk op het levenslange en onontbindbare huwelijk van weleer.

De schaamte voorbij?

13. Er is daarbij ook een nieuwe lichaamscultuur ontstaan: we sporten meer, we leven dichter op elkaar, we hebben – althans in het Westen – alle sluiers afgelegd, we koesteren onze lijven met geuren en kleuren, baden en zonnebaden. We willen zijn zonder rimpel en smet, want zo wordt het ons voor ogen getoverd in TV-spots en glossy magazines. We hebben ons bevrijd tot fiere lichamelijkheid en heel veel schaamte van weleer afgelegd. Dat leidt ook tot onbeschaamde exploitatie van lichamelijkheid: prestatiedwang en doping in de sport, porno in elke kiosk, een geseksualiseerde samenleving in woord en beeld en popcultuur, ongewenste intimiteiten, seksueel misbruik en commerciële seks. Ons vrije lichaam en onze seksuele bevrijding vragen om nieuwe regels voor een niet kwetsende, niet onterende omgang met elkaar. Om lichaamstaal, die het goddelijke in de mens niet weerspreekt en die het beest in de mens in toom houdt. De joodse en christelijke visie op het lichaam van de mens, heilige tempel van Gods Geest, geheimvolle beelddrager Gods, kostbaar product van goddelijk boetseerwerk (Gen. 2,7), goddelijke transplantatie-techniek (Gen. 2,22), of goddelijke weefkunst (ps. 139, 13), kan een gezond tegenwicht vormen tegen een al te platte body building- en prestatiecultuur, die ook het spreken over seksualiteit is gaan beheersen. Ook de onhuwbaren, de weduwen, de gehandicapten, de zieken en ouden van dagen zijn welkom in de gemeente van God en verdienen er zelfs een ereplaats. Macho’s en seksisten daarentegen, hoereerders en schuinsmarcheerders worden er krachtig vermaand en kunnen niet zonder bekering en boete deelnemen aan de maaltijd van het nieuwe verbond..

De homofiele levenswijze

14. De groeiende gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen heeft niet alleen de overgeleverde patriarchale en masculiene dominantie van de leefcultuur veranderd, maar ook het overheersende heteroseksuele cultuurpatroon onder druk gezet. Homoseksuele contacten, vriendschappen en relaties, hoewel van alle tijden, zijn uit de taboesfeer getreden. Homofiele verbintenissen worden in enkele landen officieel gelegaliseerd, aan de kerken wordt door kerkleden gevraagd homofiele verbintenissen in te zegenen. Voor de homofiele vriendschap en liefde, voor homoseksuele gevoelens en de gay cultuur wordt een gelijkwaardige plaats opgeëist in het openbare domein. Dat is voor heel veel mensen een enorme bevrijding geweest. Tegelijk hebben veel kerken, kerkleiders en kerkleden, gelovige joden, moslims, hindoes en boeddhisten daar principiële bezwaren tegen.
Sommigen zouden daarbij willen onderscheiden tussen verschillende vormen en contexten van homoseksueel gedrag: incidentele homoseks in situaties waar heteroseksuele contacten langere tijd onmogelijk of moeilijk zijn; experimentele homoseks van adolescenten op zoek naar identiteit of bij wijze van verkenning van de lijfelijke lustervaring, de expliciete gay cultuur van vrije en ongebonden of in elk geval wisselende same sex contacten, de daarmee soms verbonden homoseks in het prostitutiecircuit en tenslotte het duurzame partnerschap van twee homofiele geliefden, die hun relatie al dan niet publiek laten bezegelen of zegenen op het stadhuis en in de kerk. Het is onnodig kwetsend om bij dit alles van ziekte te spreken of van scheefgroei, van zonde en schuld, alleen omdat het same sex betreft. Het werkt schuldontlastend als iemands homofiele geaardheid of geneigdheid respectvol wordt erkend, zodra iemand daar zelf voor uitkomt. Homofiele gemeenteleden moeten zich welkom weten in de geloofsgemeenschap en de kerk dient hun eeuwenlange uitsluiting en discriminatie te betreuren.
Behalve de traditionele bijbelpassages die same sex lijken te verbieden resp. heteroseksualiteit als scheppingsordening van Godswege lijken te onderbouwen (Gen 1-2; Gen. 19, 1-28; Lev. 18,22 en 20,13; 1 Cor. 6,9; 1 Tim. 1,10, Rom 1,26-27) is er een heel gamma van theoretische benaderingen, die het fenomeen homoseksualiteit willen ‘verklaren’: het zou gaan om deviant gedrag, een ontwikkelingsstoornis, een genetisch bepaalde speling van de natuur, om een seksuele variatie als gevolg van culturele trends of van langdurig verblijf met uitsluitend mensen van hetzelfde geslacht. Daarnaast is er het beroep op traditie en leergezag van kerken en godsdiensten, die homoseksualiteit alle eeuwen door hebben afgewezen. De theologische antropologie die aan de afwijzing ten grondslag ligt is toch vooral het natuurwetsdenken: `same sex acts’ missen de gerichtheid op procreatie, zijn minder vaak gericht op levenslang partnerschap en verstoren de `gewone’, heteroseksuele verwachtingspatronen van de cultuur: weinig ouders met homofiele kinderen kunnen dit gegeven spontaan en zonder pijn accepteren en delen met hun vrienden. Tenslotte wordt gesteld, dat homoseksueel gedrag de door God gegeven natuurlijke vorm van het sekseverschil miskent. Ofschoon de actuele ‘coming out’ van homoseksuelen in de Westerse samenlevingen het gettokarakter van homofiele subculturen lijkt open te breken, is er toch nog een culturele ‘xenofobie’ ten opzichte van specifieke homoculturen. In een recent essay van Elizabeth Conlan (Queensland 2002) wordt de afwijzing van homofilie in zijn geheel teruggeleid tot de historische xenofobie, die meekomt met het idee van een uitverkoren volk en de daarmee gepaard gaande uitsluitingsprocessen. Daarnaast worden het platoonse, gnostische, augustiniaanse en cartesiaanse dualisme van vlees en geest genoemd. Hoe dit ook zij, homoseksuelen hebben het in de geschiedenis van de meeste godsdiensten niet gemakkelijk gehad. Er is steeds vanuit heteroseksuele, als normaal en ‘geordend’ beschouwde seksualiteit naar hen gekeken. Zij zelf kwamen in het christelijke vertoog niet aan het woord. Zij namen hun toevlucht tot een subcultuur, die zich met name litterair en in het theater kon ontplooien.
In veel culturen is het taboe nog volop aanwezig. Ook als we van harte onderschrijven, dat niemand om zijn seksuele geaardheid of homofiele levenswijze gediscrimineerd mag worden – hetgeen binnen de christelijke kerken en in veel civiele wetgeving is onderschreven – dan nog blijven er vragen bij de waardering van homoseksueel gedrag, dat in veel gevallen als afwijkend, onnatuurlijk of als zondig gedrag wordt beschouwd, waarover de kerk wel haar woord van vergeving, maar niet de bevestiging van haar zegen kan uitspreken. Maar waarom zou de liefde van homofiele mensen niet door God gezegend en voor hen zelf zegenrijk kunnen zijn? Waarom zouden zij niet geroepen zijn om in hun passie, zorg en aandacht voor elkaar het goede te zoeken en zich daarbij gesteund te weten door het gebed van de kerkgemeenschap?
Dat wil niet zeggen, dat alle vormen van homoseksueel gedrag, evenmin als alle vormen van heteroseksueel gedrag, immuun zouden zijn voor kritiek. Wisselende contacten, gekochte en verkochte lust, seksclubs en parenruil, porno, geweld en verkrachting, seks met minderjarigen passen evenmin in een humane, laat staan in een christelijke homocultuur als in een heterocultuur van seksueel gedrag. De idealen van trouw in goede en kwade dagen, van zorg voor elkaar, van het huwelijk van eros en agapè gelden voor beide gelijkelijk

Standaardwaarden voor liefde en lust

15. In de groei naar waarlijk humane lustbeleving, lijfelijke liefde en zorg voor elkaar in een geordende en vreedzame samenleving staan gelovigen en niet-gelovigen voor dezelfde uitdagingen. Geen van de vele expressievormen van de menselijke seksualiteit kan als zodanig moreel gediskwalificeerd worden: noch als ervaring van lust, noch als vorm van spel of contact, noch als lichamelijke of geestelijke ontdekkingstocht naar de toppen van de zintuiglijke ervaring, is seksuele genieting in zich verkeerd of misplaatst. Maar tegelijk vraagt menselijke seksualiteit door zijn ontwapenende karakter en de kwetsbare overgave aan de ander om grote verantwoordelijkheid, tederheid en respect voor de ander. De verwachtingspatronen van de ander spelen daarbij evenzeer een rol als het in de hand houden van de eigen gevoelens van lust, jaloezie, aandacht en zelfrespect.
Zo ontwikkelt elke cultuur menselijke standaardwaarden voor de kwaliteit van seksuele relaties. Kennelijk geven de meeste mensen de voorkeur aan min of meer stabiele vriendschapsrelaties als voorwaarde voor seksuele omgang boven vormen van onbeperkte promiscuïteit of zelfbevrediging. Ook streven ze in meerderheid naar monogamie. Waarom? Het is het tegenover van het face-to-face en het delen van elkaars lijfelijke ervaring van geborgenheid, tederheid, passie en warmte, die met het gegeven van de seksuele alteriteit verbonden zijn en die, eenmaal met elkaar gedeeld, om herhaling vragen, om betrouwbaarheid en trouw.

16 Eros en ook de passie voor het goede blijven vatbaar voor misbruik, dubbele motieven, egoïsme en `egoisme-à-deux’, feesten kunnen uit de hand lopen, relaties mislukken. Lustbeleving kan tot obsessie worden, seksueel geweld is maar al te zeer een trieste realiteit. De christelijke antropologie dient oog te hebben voor groei, ambivalentie en mislukking. Strafbepalingen, verboden en taboes zijn niet de meest geëigende manier gebleken om het ideaal van de christelijke agapè ook onder de pijlen van eros te laten gedijen. De concentratie op het fysieke seksuele gebeuren als zodanig – de seksuele beleving beperkt tot geslachtsdaad of coïtus, vaak ook nog in uitsluitend masculiene termen beschreven – levert geen geschikte aanwijzingen voor het handelen op. De economische benadering van seksualiteit vanuit de primaire gerichtheid op de procreatie leidt tot vertekende aandacht voor de menselijke omgang met elkaar: je kunt niet een leven lang toe met seks gericht op het verwekken van kinderen: het duurt te lang voordat je daar aan toe bent en verantwoord ouderschap vraagt dat je er boven een bepaald kindertal en boven een bepaalde leeftijd ook niet meer mee doorgaat. Dezelfde economische benadering heeft ook geleid tot onlogische en ondoorzichtige taboes op de individuele lustbevrediging als verontreiniging (pollutio) en verspilling van levenskiemen (perditio seminis). Ook al realiseert de individuele lustbevrediging niet het volle ideaal van de creatuurlijke mogelijkheden van erotiek en seksualiteit, er is geen enkele reden om hier van onnatuurlijk gedrag, laat staan van zonde te spreken, zoals een groot deel van de christelijke traditie heeft gedaan. Heel wat neurosen en psychische pathologieën, zo leert ons de psychiatrie en de pastorale praktijk, zijn uit dit religieuze taboe geboren. Het taboe op homoseksueel gedrag lijkt van dit taboe een afgeleide. Het zou de kerken sieren als zij op dit terrein hun historische schuld openlijk zouden willen bekennen, om met groter geloofwaardigheid het ideaal van een humane seksualiteitsbeleving te kunnen hooghouden en verkondigen.

Het gezegende huwelijksverbond: duurzame trouw en pijnlijke breuken

17. De christelijke traditie heeft, om de idealen van het hooglied van de liefde hoog te houden, vanaf de twaalfde eeuw, liturgische vormen gevonden om het levensproject van levenslange overgave en trouw aan een partner te bekrachtigen en onder de hoede van de Allerhoogste te stellen. In een groot deel van de christelijke traditie wordt dit als een mysterievolle, sacramentele werkelijkheid beschouwd, door Paulus al vergeleken (Ef.5) met de band tussen de levende Christus en de gemeenschap van zijn kerk. Er is gesproken over huwelijk en gezin als een ‘kerkje in het klein’ (ecclesiola): waar twee of drie in naam van de Messias zijn verbonden, is de verzameling door God uit de verstrooiing, uit verwarring en eenzaamheid al begonnen en de koinonia toon hagioon gesmeed en verankerd. Om het liturgische gebeuren van inzegening en bevestiging van de huwelijksband tussen mensen heen, zijn er vormen van jongereneducatie en pastoral counseling gegroeid, waarin de bovengenoemde waarden en ordeningen ter sprake kunnen komen.
Steeds meer mensen en daaronder een evenredig aantal christenen, zien desondanks hun verbintenissen mislukken raken betrokken bij -al dan niet vrijwillige – echtscheiding. De meeste orthodoxe, anglicaanse en reformatorische kerken hebben inmiddels wegen gevonden om ook gescheidenen en weer hertrouwden een plaats te geven in de geloofsgemeenschap, op voorwaarde dat aan de zorgplicht voor de vroegere partner en de kinderen uit het eerste huwelijk is voldaan en dat, als er sprake is geweest van schuld en ontering van de partner, er schuldbekentenis en verzoening heeft plaatsgevonden. In veel gevallen is er achteraf niet te zeggen, wie of wat er schuld heeft aan de breuk en was deze nodig opdat beiden weer vrede en vreugde in het leven zouden vinden.
Het is vanuit het perspectief van de eenheid van de kerk en vanuit de situatie van b.v. gemengd gehuwden te betreuren, dat de kerken op dit punt geen gemeenschappelijke koers varen. Er zijn kerken, zoals met name de Rooms-katholieke kerk en nogal wat evangelische geloofsgemeenschappen, die op dit punt strikte leefregels handhaven, die hertrouwde gescheidenen in het algemeen geen volwaardige plaats toekennen in de gemeenschap van de kerk: van deelname aan de eucharistie en van toegang tot kerkelijke ambten zijn hertrouwde gescheidenen in de Rooms-katholieke kerk uitgesloten, tenzij een kerkelijke rechter het eerste huwelijk nietig verklaart of op bepaalde gronden kan ontbinden. De terechte zorg voor de verlatenen staat hier, naar veler gevoel, de echte verzoening met de hertrouwden in de weg. Preventie van het kwaad en bestraffing van de zonde – vanwege het verlaten van het ideaal van de huwelijkstrouw, het onrecht van een verbroken contract en het overtreden van een goddelijk gebod – mogen vergeving en herkansing echter niet in de weg staan. Het Jezus-woord “Wat God verbonden heeft, dat mag de man/mens niet scheiden” is een christelijk huwelijksideaal, niet perse een algemeen echtscheidingsverbod. Kerken zouden bereid moeten zijn op dit punt van elkaars schriftuitleg en pastorale ervaringen te leren en die ook met elkaar te delen. Er zijn zeer verschillende contexten, waarin huwelijken stranden: extreme armoede die dwingt tot migratie of prostitutie, oorlogssituaties of dictaturen waarin mensen elkaar kwijtraken,, ontzetting uit de ouderlijke macht, geweldsmisbruik, drankmisbruik, diefstal van geld of verwaarlozin