Woorden van Hoop en Troost

In de veertiende aflevering spreekt Machiel Jonker van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten: God is zijn kerk aan het louteren. Ook waar twee of drie samenzijn is Hij in ons midden. Van belang is het woord discipelschap. Jonker: ‘Ik heb me gerealiseerd dat je met een keer in de week naar de kerk gaan, geen discipel van Jezus Christus maakt. Het maken van discipelen is de grote opdracht. Dat betekent: iemand uitnodigen, samen naar de livestream kijken, met elkaar bidden, elkaar bemoedigen. Volgelingen van Jezus zijn. Hij is betrokken. Hij gaat er met ons doorheen. En ik geloof omdat het de gemeente van Jezus Christus is, de Kerk, dat we er gelouterd uit zullen komen.’

Woorden van Hoop en Troost zal voorlopig elke woensdag op de website van de Raad, www.raadvankerken.nl, te zien en te beluisteren zijn, evenals op het YouTube-kanaal ‘Raad van Kerken’

Onderlinge verbondenheid en zorg voor elkaar

Toen halverwege maart in Nederland de eerste lockdown plaatsvond, zochten kerken naar een heldere en aansprekende manier om mensen te bemoedigen en troosten. Dat leidde tot de Klokken van Hoop en Troost.

Nu de tweede lockdown een feit is en zovelen, misschien nog meer dan voorheen, naar houvast en steun zoeken in deze onzekere en zware tijd, willen we als kerken opnieuw een helder, gezamenlijk geluid laten klinken. Daarom zendt de Raad van Kerken vanaf 4 november wekelijks op woensdagavond om 19.00 uur Woorden van Hoop en Troost uit: Korte videofilmpjes van enkele minuten waarin, in afwisseling, kerkelijke vertegenwoordigers een bemoedigende boodschap uitspreken. Zo hopen we als kerken ieder die getroffen is door het coronavirus of de gevolgen ervan een hart onder de riem te steken en bij te dragen aan onderlinge verbondenheid en zorg voor elkaar.

  • In de eerste aflevering spreekt mgr. Hans van den Hende, bisschop van Rotterdam, een woord van bemoediging. Hij refereert aan de brief van Paulus aan de Romeinen.
  • In de tweede aflevering spreekt mgr. Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem, over Sint Maarten die zijn mantel met een arme bedelaar deelt.
  • In de derde aflevering spreekt Harm Jager van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten over de bemoedigende brief van Paulus aan de gemeente in Filippi.
  • In de vierde aflevering spreekt dr. René de Reuver van de Protestantse Kerk in Nederland over Matteüs 24 over het hoopvolle beeld van de vijgenboom.
  • In de vijfde aflevering spreekt ds. Sonja van der Meulen, doopsgezind predikant, over het licht. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen (Johannes 1).
  • In de zesde aflevering spreekt dr. Peter Nissen, hoogleraar Oecumenica en remonstrants predikant over uitzien naar, verwachten en verlangen. Over een tijd die nog niet is, die bezig is te komen.
  • In de zevende aflevering spreekt ds. Johannes Welschen, Evangelische Broedergemeente in Nederland over het licht van Christus dat ons de weg wijst.
  • In de achtste aflevering spreekt majoor Jeanne van Hal van het Leger des Heils over Lucas 2: ‘… omdat er voor hen nergens plaats was.’
  • In de negende aflevering spreekt Henk Korff van de Anglicaanse Kerk in Nederland: de hoop van de christen en de hoop van de Kerk is de aanstaande komst van Jezus, zijn wederkomst.
  • In de tiende aflevering spreekt subdiaken Fikri Sumer, Syrisch-Orthodoxe Kerk: Hij is het licht en verlicht ons naar ziel en lichaam.
  • In de elfde aflevering spreekt Peter Klene, Nieuw-Apostolische Kerk, over Jesaja 41:10: ‘…. Ik zal je sterken, ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand.’
  • In de twaalfde aflevering spreekt priester Theodoor van der Voort van de Orthodoxe Kerk in Nederland over de Week van gebed voor de eenheid: We proberen met Gods hulp nader tot elkander te komen in de hoop dat de eenheid ons opnieuw gegeven moge worden.
  • In de dertiende aflevering spreekt Jethro Zevenbergen van het Genootschap der Vrienden (Quakers) over de gelijkenis tussen de thans geldende avondklok en de lege straten als gevolg daarvan, en Jeremia 33 vers 10 en 11, een tekst van de profeet Jeremia waarin hij eerst een zeer vergelijkbare situatie als de onze schetst, maar die dan toch laat volgen door woorden van hoop en perspectief.