Kirkuk

Yosé Höhne-Sparborth, lid van de Basisbeweging en van daaruit lid van de Raad van Kerken, is op bezoek in Irak. Ze is te gast bij aartsbisschop Mirkis in Kirkuk. Ze stuurt af en toe een persoonljke impressie van haar ervaringen. De laatste toevoegingen vindt u onderaan deze bijdrage in de rode kleur.

donderdag 26 november 2014.

Ben in de nacht van dinsdag op woensdag aangekomen in Erbil, waar aartsbisschop Mirkis mij opwachtte. We reden terug naar het Patriarchaat, een klein hotel waar patriarch en bisschoppen logeren als ze in Erbil zijn of langs komen. Daar moest nog ‘bagage’  worden ingeladen. De bagage blijkt een eerste set Koerdische bijbels te zijn. Pater Mirkis o.p.  heeft daar met enkele medebroeders 17 jaar aan gewerkt, om dat mogelijk te maken. Verleden jaar was het zover, toen werd geld gezocht voor de uitgave. Ook onze parochie in Utrecht heeft als vastenproject meegewerkt aan die uitgave. Net twee dagen geleden kwamen de eerste 1000 exemplaren van de band. De eerste 100 gaan vannacht mee naar Kirkuk. Als de commentaren van de Koerden binnen zijn, worden verbeteringen aangebracht en zal er meer gedrukt worden. In de auto krijg ik ‘het eerste exemplaar’  aangereikt. Dat voelt als een geweldige eer. Bijbel, mét CD voor degenen die niet kunnen lezen. Het is in de geschiedenis de eerste complete bijbel in het Koerdisch, gemaakt met behulp van Koerdische mensen. ‘Compleet’ is hier het Nieuwe Testament en de psalmen. Ik ga nog achterhalen wat er dan al wel was in het Koerdisch.

Aartsbisschop Mirkis was jarenlang journalist en uitgever, hij weet hoe je zoiets aanpakt. Hij gaf me ook al de complete (nu echt complete) bijbel in het Arabisch, tekst, en gesproken. Nu moet ik wel aan mijn Arabisch gaan werken, om het niveau van Goedemorgen, dankuwel en het Onze Vader bidden te overstijgen.

Met IS voor de deur gaat hij in hetzelfde tempo als altijd voort met deze Koerdische bijbel: ‘Juist nu is het van belang dat we dit soort arbeid doen, het geeft onze christenen mentale steun en het gevoel dat er ook wordt opgebouwd, niet enkel afgebroken’.

Na het ontbijt, als ik mijn koffers heb uitgepakt, leidt zuster Jana me rond, in het huis en de andere gebouwen (kerk, lagere school).  De drie terreinen liggen als een soort blokken achter elkaar en zijn allemaal omgeven door een muur.  Het bisschoppelijk huis ligt aan en grote weg,  daarachter de kerk, daarachter de school. Telkens gescheiden door een eenvoudige straat. Die achterstraatjes zijn op twee manieren beveiligd. Wat ik al ken van 2003 in Bagdad: grote betonblokken op de weg, zodat er geen auto door kan die bedoeld is om tot ontploffing te brengen. Ruim buiten de muren van ‘ons’  terrein zijn die blokken aangebracht. Wachthuisje erbij, twee soldaten bij elk huisje. Aan de voorzijde van het bisschopshuis staat een soldaat binnen de poort. Die beveiliging er is sinds 2003, sinds na de inval van de Amerikanen die plotselinge en vreselijke aanslagen begonnen.

Dan komen we in de school. Groot terrein, speelplaats, diverse kleine bijgebouwen. In elk bijgebouw dat niet dringend nodig is, is een vluchtelingenfamilie ondergebracht. Een van de families zit voor de deur: drie oude vrouwen een twee oude mannen.  De aula is opslagplek geworden voor goederen: er zijn hopen die door particuliere inzamelingen bijeen werden gebracht. Er zijn hopen die van een georganiseerde stichting komen; dat verschil is onmiddellijk helder. Dagelijks wordt er wat opgehaald voor gebruik. Klas 2 is buiten aan de gymles. Het schooltje als zodanig is klein,  kleine klassen. En dan het voorbeeldige alledaagse, waaruit wij zouden kunnen leren: de zusters Dominicanessen leiden de school, en drie van de leraressen zijn zichtbaar moslim. Ik vraag ze bij elkaar in  de gang voor een foto. Naast de zes lokaaltjes voor elke klas, is er een lokaaltje voor lessen islam. De moslimleerlingen krijgen dat apart aangeboden op deze school.

Precies dát is wat aartsbisschop Mirkis o.p. in Utrecht helder maakte: ‘Alsjeblieft, leren jullie nou toch eindelijk om goed met jullie moslims om te gaan, ze goed te ontvangen, ze het gevoel te geven dat ze bij jullie thuis horen. Leer elkaar wederzijds respecteren; dat is het beste wat jullie voor ons kunnen doen. Als jullie je moslims slecht behandelen, betalen wij in Irak de rekening. Wij leven al jaren als goede buren samen, we respecteren elkaar, en precies dat moeten we nu met nog meer inspanning doen, anders heeft IS gewonnen’.

En in Irak ziet die samenwerking er dus zo alledaags uit. Elf jaar gelden zag ik precies hetzelfde in de kraamkliniek van de zusters Dominicanessen in Irak. Ook daar: artsen, zelfs de meeste klanten, moslims tussen deze christenen.  Samen het leven leven, en waar dat moet, samen overleven.

Als ik dan met een Dominicanes die ik ken uit Mosul (ja, zij is ook  moeten vluchten) naar de grote hal ga, de opslagruimte voor hulpgoederen, omdat een moslim en een christenman samen wat spullen komen ophalen, is de moslimman de eerste die mij wordt aangeboden als ‘patiënt’ . Hij is gedeprimeerd, moet steeds huilen. Of ik hem een massage wil geven. Op een schuimrubber matras die daar ligt (een stapel uit te delen goederen) doe ik een ‘rebalancing’. Dat kan op de markt, mensen hoeven slechts hun schoenen uit te doen. Hij huppelt de deur uit.  De zuster is overtuigd, ik nog niet. Het effect wordt altijd pas merkbaar in de dagen erna.

Om vier uur namiddag is de dagelijks viering van de Eucharistie, in de bisschoppelijke kapel die voor iedereen openstaat. Chaldeeuwse ritus, die ik enkel ken uit de kloostertijd in Mosul. Maar hier is dat indrukwekkend.  Het is een voortgaande gezongen of gereciteerde wisselzang tussen de drie voorgangers en het volk: ongeveer 50 vrouwen en een enkele man. Prachtig, en het meeste doet het me nog denken aan de sjabbatviering die ik mocht meemaken in de Liberale Joodse Gemeente in Utrecht. Cultureel ligt het veel dichter bij de joodse dan bij de katholieke liturgie. De vraag komt in me op: Jezus ging na 314 erg veel lijken op een Romeinse Keizer. Kan het zijn, dat onze westerse liturgie ook erg ging lijken op de rituelen van de Romeinse tempel? Nóg meer kerkgeschiedenis nodig.

We communiceren onder twee gedaanten, de hostie krijgen we aangereikt. Wat ik intussen weet, en nu opnieuw ervarend leer: goed kijken en luisteren in een ander land leert je veel over jezelf wat je anders niet ontdekt.

Advent in Kirkuk

29 november

Vanavond werd de advent ingeluid. Formeel niet, maar feitelijk wel. Een groep jongeren van de kathedrale parochie heeft een musicalachtig programma gepresenteerd aan de gemeenschap. Speciale uitgenodigden waren de immigranten, zoals ze hier de mensen noemen die de vlakte van Ninevé moesten ontvluchten. Inzet was om in zang, beeld en theater te vertellen van de pijn van de laatste maanden, en te vertellen van perspectieven. Het geheel was samen te vatten als patriottisch.


Het geheel omvatte twee uur van koorzang, en solozangen, begeleid door korte films, dia’s, korte scenes gespeeld door een aantal jongeren. Algemeen was de lijn om telkens zeer kort en scherp een situatie van pijn neer te zetten, en dan een mogelijke uitweg te tonen. De beelden waren scherp. De uitwegen waren meestal indrukwekkend, zelden te snel of te makkelijk.


Daarin een paar heel bijzondere accenten: Aan het einde was er een groep die bedacht om te gaan schilderen. Ze zetten samen Irak opnieuw op de kaart. Daar kwam een straatbende tegen op, die wilden dat vernietigen. Het kwetsbare, het schilderij moest snel in veiligheid gebracht worden, een meisje vluchtte ermee de hoek van het toneel in. Maar dat geweld moest vooral worden tegengehouden: door heel erg samen te sluiten, elkaar vasthouden, blijven staan, geen doorgang mogelijk maken.

 
Een ander accent: Een film die liet zien dat Jezus altijd bij je is. Jezus was bij een kind dat vast zat met zijn werk op school bij een studerende tiener. Jezus was bij een moeilijke bevalling, steunde de vrouw, steunde artsen en verpleegkundigen.  Jezus liep mee met een jogger, met een gezin dat een hond uitliet, Jezus streelde de golden retriever. Het meest verrassende: bij het eerste beeld stond Jezus mee achterop een vuilniswagen en trok met de mannen mee langs de straat. Die Jezus kwam nog een keer terug: vuilnisbakken oppakken en legen in de grote wagen.
 
Kijk, die Jezus werd getoond deze avond voor de Advent van 2014, in Kirkuk, stad tussen ‘IS-gebied’  en veilig gebeid in. Waar iedereen nog moet bekomen van de jongste schrik over dit geweld dat je je niet had kunnen voorstellen, zelfs niet in Irak na zoveel oorlog en aanslagen. Jezus die mee vuil ophaalt, Jezus als vuilnisman.

Bisschop Yousif Thomas Mirkis zat uiteraard op rij 1, met de andere priesters. Na afloop poseerden ze samen met het koor op het toneel. Mirkis na afloop: ‘Dit is therapie’.


30 november, zondag.


Deze zondag is er een Eucharistieviering in de kathedraal, met bisschop Mirkis vol in zijn functie. Aan het begin van een nieuw kerkelijk jaar, 1ste zondag van de advent. Met een gewijzigde rite, meer de Chaldeeuwse geloofsgemeenschappen in alle landen op elkaar afgestemd. Er zijn nieuwe boekjes. Instructie: niemand mag ze meenemen. De verrassing: twee misdienettes en twee ako-lites. De ene akolite doet welkom en inleiding, en nodigt dan de bisschop uit om voor te gaan bij schuldbelijdenis. Zij doet ook de tweede lezing. Ik herken de onderdelen, maar de volgorde is toch wel heel anders dan de onze. En ze bidden gedeelten Arabisch, gedeelten de eigen taal, een plechtig Chaldean. De hele viering is tweetalig afgedrukt.


Ook hier weer: een voortdurend samenspel tussen voorgangers en volk. Daar waar de voorganger in wat wij tafelgebed zouden noemen een lange eigen rol krijgt klinkt zijn zang zoals wij het reciteren van de Koran horen: precies die melodieën en loopjes waarvan je je afvraagt hoe ze dat klaarspelen.


Het rituele herken ik als katholiek. De preek krijg ik niet mee. Uiteraard niet, mijn Onze Vader en Weesgegroet brengen me niet ver in het verstaan. Maar er is een volle kerk, die in haar hele zang een stevigheid, balans en rust uitstraalt waar je u tegen zegt. Volk dat bij deze bisschop past zoals deze bisschop bij dit volk past.

 

Om te kunnen vergeven (9 december)

Magister generaal Bruno Cadoré bezocht de zusters Dominicanessen in Erbil, waar ruim twintig zusters die in juni halsoverkop moesten vluchten voor ISIS, zijn ingeschoven in een gemeenschap van oude zusters, ook ongeveer 20 vrouwen. Het hele huis werd omgebouwd, halsoverkop. In de twee weken erna stierven vijf van die oude zusters. Zomaar. Ziekte zonder naam. Bruno Cadoré zei het Yousif Thomas Mirkis na, Iraaks Dominicaan en sinds januari jl bisschop van Kirkuk en Suleymania: ‘Jullie moeten vergeven, er is verzoening nodig’.  Zuster Huda, die in 2003 novicenmeesters was in Mosul waar ik haar leerde kennen, vertrouwt me toe: ‘Dat kan ik niet. Ik ben daar niet aan toe. Ik kan het woord moslim nog niet horen’.

Drie dagen maakte ik een gemeenschap mee die aanvoelde als een groep in het rond gierende vrouwen, allemaal met ISIS in hun lijf, als bezeten, voortgejaagd. Niet te stoppen. Vergeven is hier helemaal niet aan de orde, ze hebben iets heel anders nodig. Maar niet te stoppen.

Dan, vrijdagmorgen, is plotseling zuster Najat Sheto dood. Uit Caracosh gevlucht in juni. Dood. Plotseling stopt de dolgedraaide machine, de zusters scharen zich rond de lieve dode. Wakes in de kapel, familie waarschuwen. Om 14.00 uur dezelfde middag dragen mannen deze lieve vrouw weg naar de kerk, daarna naar het kerkhof. Kuil dichtgooien, bloem erop, terug naar huis. Huis vol gasten. Gasten bedienen. Alles samen, in diepe rouw en diepe rust. Een intense krachtige eenheid, die de volgende dagen houdt. En dan willen een aantal zusters van mij leren hoe ze weer met zichzelf kunnen leren omgaan. We maken een programma.

Vanmorgen, 9 december, heb ik een groep van twaalf zusters geleerd, hoe je die bezetenheid uit je lijf kunt wegwerken. Zeg maar, een soort exorcisme op jezelf toepassen. Weer baas worden in je eigen lichaam, niet die nachtmerrie die je voortjaagt. Ze zullen het nog een paar maal moeten herhalen, maar weten nu hoe je dat doet. De bevrijding is hen aan te zien. Dan komt toch de discussie. 

‘Maar we moeten toch vergeven, we hebben God toch waar we samen voor staan’. Ik: ‘We zijn allemaal samen in God, maar dan kan er iemand te dicht bij je zijn die jou verstoort’. ‘We kunnen toch niemand wegjagen, we moeten toch vergeven’. Ik: ‘Als iemand in jouw lijf zit en bezit van je heeft genomen, al jouw emoties aanstuurt, dan moet je zo iemand eerst buiten je lijf zetten. Om met iemand te kunnen communiceren moet die tegenover je staan, niet in je zitten. Om te kunnen vergeven, moet je die ander wegwerken uit de levensruimte die jijzelf nodig hebt om te ademen, anders raak je verstikt. Wat bezig is jou te verstikken kun je niet vergeven en mag je niet vergeven. Die moet je van je afwerken of uit je wegwerken. Daarna, als een iemand tegenover je, kun je kijken of vergeven een mogelijkheid is’.


Dat moralisme in onze kerken! Alsof het geen verschil maakt, in welke situatie je leeft. We belijden een God die afdaalt om een volk te bevrijden uit de slavernij! Pas daarna, toe ze bevrijd waren, kregen ze de aanwijzingen voor een ethiek om het leven met elkaar humaan te maken. Mensen die in slavernij leven, bijvoorbeeld met de nachtmerrie in hun lijf voortgejaagd, mag je geen ethisch juk opleggen. Die moeten eerst bevrijd raken.

Deze twaalf vrouwen gaan in de komende weken de anderen helpen om dat exorcisme met zichzelf te praktiseren, zodat die ruimte om te vergeven er kan komen. Want, jawel, wil dit gemangelde volk ooit een weg naar vrede vinden, dan is er tegen ISIS vast iets nodig uit de militaire keuken. Maar dan zijn ze vooral aangewezen op hun eigen diepe en oude wijsheid, hun zachtmoedigheid die ik zo intens heb ervaren in 2002, 2003 en 2004. Ze hebben nog steeds de kracht om een volk te willen zijn waarin alle soorten groepen met elkaar samenleven. Maar enige levens-voorwaarden zijn dan wel nodig.

Yosé Höhne-Sparborth

Foto’s:
1. Yosé Höhne-Sparborth

2. Enkele leerkrachten van de lagere schol in de gang bij elkaar geroepen door mij, een paar leerlingen kropen erbij.
3. Klas 2
4. Een gezamenlijke maaltijd
5. Een viering
6. Een graf