Kerken vangen Armeense oorlogsvluchtelingen op

Armeniërs die Nagorno-Karabach moesten ontvluchten tijdens de recente oorlog om die regio met Azerbeidzjan, zijn de kerken en al diegenen die hun onderdak boden dankbaar. Hun eigen huizen werden ingenomen, of door bombardementen verwoest. De Wereldraad van Kerken sprak met enkelen van hen.

Hevige oorlog 

Families die hun toevlucht zochten in Armenië zeggen dat de oorlog van september tot november 2020 in Nagorno-Karabach – bij Armeniërs bekend als Artsach – de hevigste was in de reeks van oorlogen sinds de jaren negentig.

‘Op 9 november 2020 kregen we de instructie dat we onze huizen moesten verlaten, omdat de vijand, bestaande uit Azeri soldaten en Jihad-huurlingen, dichtbij was en niet kon worden tegengehouden’ vertelt Gevorg Gevorgyan, omringd door zijn familie, in het Zoom-gesprek met de Wereldraad.

Het was de derde oorlog waar hij bij betrokken was, sinds de jaren negentig, en dit keer voegde zijn zoon Malxas zich bij hem. De familie woonde in de Qashatagh regio van Nagorno-Karabach, waar ze een zelfvoorzienende boerenfamilie waren, met vee en granaatappelbomen.

Een veilig toevluchtsoord

Armeense oorlogsvluchtelingen werden opgevangen in de Armeense regio Ararat, in het bisdom Masiatsotn, waar bisschop Gevorg Saroyan primaat is. Hij is lid van de Commissie voor Geloof en Orde van de Wereldraad. Saroyan heeft een cruciale rol gespeeld bij het opzetten van een veilig toevluchtsoord voor de families, ook al was dat dicht bij de frontlinie van de oorlog. 

Gevorgyan: ‘We hopen dat de regering van Armenië, samen met de vredesonderhandelaars van Rusland en met de regering van Azerbeidzjan een oplossing zullen vinden, waarbij Armeense oorlogsvluchtelingen terug naar huis kunnen gaan.’

‘Waar wij woonden, hebben we de afgelopen 22 jaar nooit onze deuren op slot hoeven doen’ vertelt zijn vrouw, Liana. ‘Maar we hebben alles achtergelaten van ons leven op het land. De kinderen waren er doodsbang tijdens de bombardementen. We voelen ons nu veilig in Armenië, maar dit is niet ons echte thuis.’

Margarita Davtyan en haar man Kamo Davtyan woonden in de stad Hadrut. ‘Op 27 september om 7.15 uur in de ochtend laaide de oorlog weer op. Op dat moment hoorden we een luchtaanval. We waarschuwden onze kinderen om de gevaarlijke blindgangers niet aan te raken. De hele stad stond in vuur en vlam.’

De plaatselijke priester, pater Hovakim Harutyunyan, ook aanwezig bij het gesprek vertelt: ‘De oorlog was dit keer veel erger dan ze zeiden. Dit was niet zoals de oorlogen in de jaren negentig en die in 2016. De mensen hebben dit keer echt geleden. Ze lijden nog steeds aan meerdere oorlogswonden en aan het posttraumatisch stresssyndroom.’

Andere families die voor de oorlog in Nagorno-Karabach zijn gevlucht, worden nu opgevangen en ondersteund door de geloofsgemeenschap van de kathedraal van Etsjmiadzin in Vagharchapat. 

Cultureel en religieus erfgoed

Marta Vanyan uit Shushi, Ariana Chakbazyan uit Hadrut, en Laura Hovsepyan, ook uit Shushi, vertellen alle drie over hun ervaringen. 

Hovsepyan zegt dat de Armeense kerken en de kathedraal van Sushi zwaar beschadigd raakten tijdens de oorlog.

‘Het cultureel en religieus erfgoed in Nagorno-Karabach bepaalt onze identiteit als Armeniërs. We hopen alle drie dat we terug kunnen keren naar onze steden, ons land en onze huizen. In Shushi konden we met alle nationaliteiten goed samenleven. Ik ben geen nationalist. We hebben niets tegen andere mensen. We leefden er in vrede. Ons probleem wordt veroorzaakt door de machtige leiders van andere landen die beslissen welk deel van het land naar wie moet gaan. Dit zijn de leiders in Rusland, Azerbeidzjan en Turkije.’

Zij herinnert er aan dat de Armeniërs die in de jaren negentig in Bakoe of andere plaatsen in Azerbeidzjan woonden, gedwongen werden hun namen te veranderen en te ‘russificeren’. Zij geeft aan dat Armeniërs juist trots zijn op hun namen met de uitgang ‘yan’.

Tegelijkertijd zegt ze hoop te hebben op een terugkeer naar de stad Shushi.

Ze spreekt daarbij ook over de pijn van de oorlog, aan beide kanten, van Armenië èn Azerbeidzjan. ‘Hoe kunnen mensen na de gevechten teruggaan naar Shushi en samen thee drinken, wetende dat meer dan 10.000 Azeri soldaten zijn gedood in deze oorlog, en Azeri moeders lijden onder hun verliezen? Ik ben solidair met deze moeders en herken hun pijn.’

Armeense kerk biedt hulp

Dr. Karen Nazaryan, directeur van de Armenia Round Table Foundation, die samenwerkt met de ACT Alliance en steun krijgt van Brot für die Welt in Duitsland, wijst op de kerkelijke reactie op de benarde situatie van de vluchtelingen.

‘Wij werken nauw samen met de Armeense Apostolische Kerk en met allerlei maatschappelijke instellingen. Het eerste wat deze vluchtelingen natuurlijk nodig hadden, was voedsel en warme kleding tegen het koude winterweer, aangezien velen zonder enige voorbereiding, hals over kop waren gevlucht.’ De kerk bood ook hulp op het vlak van hun spirituele, emotionele en psychologische behoeften.

‘Op dit moment hebben we minstens 50.000 vluchtelingen in Armenië, en dat is een enorm aantal voor zo’n klein land, waar slechts 2,8 miljoen mensen wonen.’

Onopgelost conflict

De oorlog van 2020 ging tussen Azerbeidzjan – gesteund door Turkije – en de zelfbenoemde republiek Artsach en Armenië over de betwiste regio Nagorno-Karabach en omliggende gebieden.

Het was de meest recente escalatie van het onopgeloste conflict over de regio. De regio wordt internationaal erkend als deel van Azerbeidzjan. Maar ze wordt van oudsher bewoond door een meerderheid van etnische Armeniërs, die sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie lang hebben gestreefd naar zelfbeschikking en onafhankelijkheid.

Na een hevige oorlog in het begin van de jaren negentig, waarbij veel etnische Azeri’s ontheemd raakten, heeft het gebied in de praktijk sinds 1994 zelfbestuur. 

Bemiddelingspogingen onder leiding van de Minsk-groep van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa hebben evenwel niet geleid tot een definitief akkoord over de status van de regio.

De strijd laaide op 27 september 2020 weer op en luwde vervolgens op 10 november toen Armenië, Azerbeidzjan en Rusland een staakt-het-vuren overeen kwamen.  

Pijnlijke overeenkomst

De Armeense premier Nikol Pashinyan noemde deze overeenkomst, na zes weken van hevige gevechten tussen Azerbeidzjan en etnische Armeniërs, ongelooflijk pijnlijk zowel voor hemzelf als voor zijn volk. 

Het nieuwe staakt-het-vuren leidde tot woede in Armenië: Demonstranten bestormden het parlement, sloegen de voorzitter in elkaar en plunderden naar verluidt het kantoor van de premier.

Dit artikel is een bewerkte vertaling van het artikel Armenians fleeing war find open doors as churches offer shelter and hope van de Wereldraad.

  • Wereldraad doet dringende oproep voor “duurzame vrede gebaseerd op gerechtigheid en mensenrechten” voor mensen in Nagorno-Karabach (WCC persbericht 13 november 2020)
  • Lidkerken van de Wereldraad in Armenië
  • Lees hier het bericht over de kathedraal van Sushi
  • Oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan

Foto: Marta Vanyan from Shushi, Ariana Chakbazyan from Hadrut and Laura Hovsepyan from Shushi were forced to flee their homes in Artsakh during the six-week war in the Nagorno-Karabakh enclave late last year. Foto: WCC