Oecumenelezing 2023: ‘Gods complot, meer dan polarisatie’

Oecumenelezing 12 mei 2023, Utrecht, Geertekerk

Op 12 mei sprak Mgr. dr. Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem van de Oud-Katholieke Kerk en lid van het Moderamen van de Raad van Kerken in Nederland, de jaarlijkse Oecumenelezing uit in De Geertekerk te Utrecht. In zijn lezing deelde Schoon zijn gedachten over toenemende polarisatie in de samenleving. Hoe gaan kerken om met scherpe tegenstellingen in de maatschappij en binnen de eigen kring? Is christelijk geloof een pleister voor alle wonden, een mantel der liefde waarmee alle felheid wordt afgedekt? Zijn christenen modelburgers die zonder enig eigenbelang hun naaste dienen? Waar gaat het goed, waar gaat het fout? 

Het thema voor deze oecumenelezing kwam op in één van de vergaderingen van het Moderamen van de Raad van Kerken. In de nasleep van de maatregelen van de regering om de coronapandemie in te dammen en de maatschappelijke weerstand die daar tegen bestond, kwamen we in de Raad te spreken over polarisatie en complotdenken. We constateerden dat we die verschijnselen ook in onze kerken aantroffen en de vraag rees hoe we daarmee omgaan, allereerst in onze afzonderlijke kerken, daarna ook als gemeenschap van kerken in de Raad, en tenslotte ook nog – onbescheiden als we zijn – als christenen die midden in de samenleving staan. Vragen genoeg dus, zo dachten we, om dit onderwerp te kiezen als thema voor de oecumenelezing en uw onwaardige dienaar werd gevraagd die te houden. Ik beschouw dat als een grote eer en tegelijkertijd een zware opgave. Want wie ben ik om voor andere kerken te spreken? Mijn bedoeling is dan ook om in alle bescheidenheid enkele gedachten met u te delen die mij bezighouden. En ik realiseer me dat wat ik te berde breng bij sommigen van u de wenkbrauwen zal doen fronsen en de vraag zal doen rijzen: gelóóft die eigenlijk nog wel? Om u gerust te stellen: jazeker, ik geloof, en juist omdat ik geloof, maak ik me grote zorgen en kan ik de indruk wekken aan alles te twijfelen.

Ik maak me namelijk grote zorgen. Niet zozeer over de toekomst van mijn eigen oud-katholieke kerk – hoewel daar gezien het ledenaantal van minder dan vijfduizend en de zware belasting van geestelijken en leken alle reden toe is – maar meer over de samenleving waarin ik leef. Ik woon in Amsterdam en hoewel ook die stad niet de maat aller dingen is, zie ik wel ontwikkelingen die niet alleen in die stad spelen, maar die wereldwijd waar te nemen zijn. De verloedering van de stad die is prijsgegeven aan een vrije markt waardoor alle pandjes mooi worden opgeknapt, maar tegelijkertijd alleen nog voor expats betaalbaar zijn of vanwege speculatie leeg staan. De stad wordt een spookstad, waar anonieme massa’s of dolende zielen zich langs elkaar heen bewegen (leven?), in wolken van wiet of dag en nacht vertier. Wat ik in mijn stad aantref zie ik ook in ons land als geheel en zelfs in de wereld. De ongelijke verdeling van rijkdommen, materiële en immateriële, lijkt niet alleen toe te nemen, maar komt dankzij de media ook letterlijk onze huiskamers binnen. Tegelijkertijd hoeft wie het zich kan veroorloven, zich nergens iets van aan te trekken en gaat van feest naar feest.

Ik ken geen christenen die zich geen zorgen maken over deze situatie. Op veel plaatsen proberen zij oases van rust en ruimte te bieden, waar mensen op adem kunnen komen, een luisterend oor vinden en soms ook daadwerkelijke hulp. Via christelijke organisaties wordt op veel plaatsen in de wereld hulp geboden. Ik ben God oprecht dankbaar voor deze wondertjes van menselijkheid en ik bid en hoop, dat God ons helpt om dat vol te houden. Want ik zie ook dat het met de meeste van onze kerken niet echt goed gaat. Jongeren worden met events of op festivals bereikt, prima! Maar daar is een ploeterende plaatselijke kerkenraad nog niet mee geholpen – en moet die dan maar op de schop? Moet de kerk in haar liturgie concurreren met de event-cultuur die toch al overal om ons heen heerst?

Als ik kijk naar wat mij raakt en wat ik graag aan anderen zou willen doorgeven, dan is het mijn altijd nieuwe verwondering over de verhalen in de Schrift, de diepgevoelde bevestiging van mijn bestaan als ik aan de heilige communie deelneem, mijn bescheiden inzet voor de kerk, weet hebbend van talenten, charismata en tekortkomingen bij mijzelf en bij anderen. Kortom: geloof is voor mij delen in het leven van de gestorven en verrezen Heer, met de heiligen van mijn tijd en alle tijden, die mij voorgingen en die na mij komen. Omdat dit een wonder is dat mijn verstand te boven gaat, waag ik het om te vermoeden dat hier een plan achter zit, een complot. Maar dan niet een complot zoals doemdenkers denken, van een kwaadwillende elite die mij het leven wil ontnemen, maar precies andersom: van een liefhebbende God die mij het leven geeft waar ik dat niet voor mogelijk hield. U moet de titel dus met een korreltje zout nemen, zout der aarde dan wel te verstaan.

Verschil van mening en polarisatie

Sinds we dat thema bepaalden, hebben we kunnen constateren dat er ontzettend veel over polarisatie wordt geschreven en gesproken. Dat gebeurt in columns en statements in de media, publieke en sociale; in allerlei achtergrondartikelen in tijdschriften; aan de borreltafel en op feestjes, hoewel daar niet het meest favoriete onderwerp; tot in verhitte debatten in ons parlement, en de commentaren daar weer op. Waar verschil van mening en dialoog op zich gesproken de meest normale zaak van de wereld is om iets met elkaar te bespreken, draagt het woord polarisatie een negatieve connotatie met zich mee. Het roept een sfeer op van vijandigheid, waarbij je gesprekspartner niet zomaar een neutrale gesprekspartner is, maar tegenstander of zelfs vijand. Polarisatie suggereert dat er groepen zijn die hun positie hebben ingenomen, die daarvan niet kunnen of willen afwijken en vervolgens hun hakken in het zand zetten om hun gelijk te krijgen of te behouden. Ik hoef de voorbeelden hiervan niet te noemen, die kunt u zelf bedenken. “U polariseert” is een uitspraak waarmee iemand wordt beschuldigd van het aanwakkeren van bestaande verschillen, terwijl degene die de beschuldiging uit, zichzelf daarvan vrijpleit, maar feitelijk precies datgene doet waarvan hij of zij zijn gesprekspartner beschuldigt.

Waar komt die polarisatie vandaan? Behalve uit een machtsstrijd die nu eenmaal met het politieke bedrijf is gegeven, denk ik dat polarisatie voortkomt uit een algeheel gevoel van onzekerheid ten aanzien van de vraagstukken waar de samenleving voor staat. Sommige van die vraagstukken zijn zo groot, dat ze velen van ons verre boven de pet gaan. Ook als ik zo’n groot vraagstuk zie, maar dat niet direct ervaar als mijn vraagstuk, hoe zou ik dan mee kunnen gaan met een mogelijke oplossing? Ja, we zien dat Spanje uitdroogt en tot woestijn wordt, en dat ook de Po geen water uit de Alpen meer krijgt. Maar hoe reageren we daarop?

Ik noem drie opties, die elkaar niet uitsluiten. De eerste is dat je grote problemen kunt relativeren of wegpraten door te zeggen dat het allemaal wel meevalt, dat de problemen niet bestaan in de mate waarin wetenschappers of andere specialisten ons die voorschotelen (‘ook maar een mening, ik voel dat anders’), of dat wat jij eraan kunt doen nauwelijks invloed heeft (‘wat kan ik daaraan doen?’). Voor mij heeft dat soort reacties veel weg van een kind dat de handen voor de ogen doet en dan denkt dat de wereld niet meer bestaat. Een tweede optie is om de verantwoordelijkheid voor de problemen neer te leggen daar waar dat moet, bij de politiek en verantwoordelijken in het bedrijfsleven. Een derde optie is erop vertrouwen dat wetenschap en techniek tijdig oplossingen vinden voor de grote problemen.

Al die opties zijn ongetwijfeld goedbedoeld en ik heb bewondering voor de mensen die zich persoonlijk inzetten om met de mogelijkheden die ze hebben de grote vraagstukken aan te kaarten en aan oplossingen te werken, zoals ik dat zelf ook probeer. Je gaat daarmee niet mee in het aanwakkeren van tegenstellingen of verschil van mening, laat staan dat je een ander van polarisatie beschuldigt, maar je hoopt bij te dragen aan de bewustwording van de ernst van de situatie en tot actie om tot efficiënte maatregelen en oplossingen te komen. Bij al deze goede bedoelingen heb ik echter wel één bedenking, en daarvoor neem ik u mee naar twee van mijn inspiratiebronnen.

Jeremia

Een van mijn vroegste inspiratiebronnen is de profetie van Jeremia. Ik raakte gefascineerd door zijn profetieën en door het persoonlijke commentaar daarop in de gedeeltes die zijn confessiones worden genoemd, het persoonlijke lijden van de profeet aan de opdracht die hij te vervullen heeft. Geïnspireerd door mijn bevlogen leermeester Karel Deurloo (zijn gedachtenis zij ons tot zegen) bekeek ik hoe de laatste koningen van Juda in de tijd voorafgaand aan de verwoesting van Jeruzalem in 586 vC reageerden op zijn profetie. Terwijl Jeremia opriep tot bekering en het accepteren van de overmacht van de Neo-Babyloniërs waren de koningen van Juda ofwel bang ofwel onmachtig om gevolg te geven aan Jeremia’s oproep, lieten ze hem oppakken en hoopten ze door compromissen met andere machthebbers zoals Egypte de dreiging af te keren. Die politiek van halfslachtige compromissen voortkomend uit menselijke onwil of onmacht, werd Jeruzalem fataal. Moet ik hier de vergelijking met onze tijd trekken, waar voortdurend compromissen worden gezocht om zoveel mogelijk mensen te ontzien, terwijl de oorzaak van de problemen niet echt worden aangepakt. Anders gezegd: we doen het iets anders, maar feitelijk gaan we gewoon door.
Het tragische van de profeet is dat zijn oproep tot bekering nu net niet gehoord wordt. Het volk bekeert zich niet en de voorspelde ondergang komt helaas uit. Einde oefening? Niet in de Bijbel. Want waar het volk ontrouw is aan het verbond met JHWH God, blijft God trouw. Waar het volk reddeloos ten onder lijkt te gaan in de ballingschap in Babel, keert een rest naar Jerusalem terug.

Eigenlijk zie je hier het model dat al op de eerste pagina’s van Genesis wordt verteld. God spreekt zijn woord waardoor alles geschapen wordt, goed, zeer goed; de mens reageert daarop door zich zonder God te willen gedragen en nu net van die ene boom te eten waarvan hem geboden was dat niet te doen. En in de verhouding met zijn broer wil de mens zonder naaste zijn en doodt hem. Einde oefening? Nee. Als het geweld onder Lamech, de nakomeling van Kaïn, dreigt te escaleren eindigt deze inleiding op het boek met de zin: ‘Toen begon men de Naam van de JHWH uit te roepen’. De doodstraf die op het overtreden va Gods gebod om te leven stond, wordt omgekeerd in begenadiging, pijnlijk dat wel, maar léven: de vrouw krijgt kinderen, de mens kan de akker bewerken; ja de broedermoordernaar moet vindt een plek om zicht te vestigen.

De profetie van Jeremia is net als de eerste hoofdstukken van Genesis één groot getuigenis van de onwil en de onmacht van de mens om naar Gods woord te horen – en toch klinkt dat woord door, in begenadiging door Gods trouw. In deze zin kun je de profetieën van Jesaja over de knecht des Heren die plaatsvervangend lijdt en zelfs het evangelie over het lijden en sterven van Jezus de Christus horen als commentaar op het optreden van Jeremia of van welke profeet dan ook: ook als het profetenwoord niet wordt gehoord, ook als de Zoon van God wordt weggewerkt uit onze wereld, dan nóg blijft JHWH God zijn volk in genade trouw en zal een nieuwe uittocht volgen, een nieuwe toekomst voorbij alle ramspoed en dood.

Wat ik aldus uit Tenach en Evangelie leerde, was die wonderlijke combinatie van diepe, diepe scepsis over menselijke mogelijkheden en de nooit aflatende trouw van de God van Israel. Alleen in deze combinatie verwordt die diepe scepsis over menselijke mogelijkheden niet tot zwartgallig pessimisme, waarbij de mens tot niets goeds in staat is en ‘van ons doen geen daad beklijft’. Nee, Heidelbergers en jansenisten wisten heel goed dat juist een gepaste scepsis over menselijke mogelijkheden ons oog laat krijgen voor het vertrouwen op Gods genade. En juist met die nodige scepsis worden de goede werken waarmee wij onze naaste dienen een lofzang aan JHWH God.

Blaise Pascal

Oud-katholieken gedenken dit jaar dat ze 300 jaar geleden een aartsbisschop kozen en daarmee uitdrukking gaven aan de zelfstandigheid van hun kerk en hun relatieve onafhankelijkheid van Rome. Wat we allemaal zouden kunnen vieren, is de 400ste geboortedag van Blaise Pascal. Want ook die kan ons vandaag de dag inspireren. Pascal maakte in zijn tijd de opkomst mee van wat de moderne wetenschap zou worden, met kritische en onafhankelijke denkers die de wereld met de kracht van menselijke denkvermogen in de greep probeerde te krijgen. Pascal deed daar als wiskundige enthousiast aan mee en hij was zoals u wellicht weet de uitvinder van een rekenmachine en een eerste systeem van openbaar vervoer in Parijs. Maar op een nacht had hij een mystieke ervaring die hij met woorden als ‘vuur’ en ‘zekerheid’ onder woorden bracht en waarin ‘de God van Abraham, Isaac en Jacob, niet die van filosofen en geleerden’ zich aan hem kenbaar maakte. Vanaf dat moment liet Pascal zijn wetenschappelijke werk liggen en concentreerde hij zich op de godsdienst en ethiek.
Met net zo’n scepsis als profeten en evangelisten ten aanzien van het menselijke kunnen manifesteerde Pascal zich in zijn latere leven als pleitbezorger van een christelijke moraal waarin de nadruk lag op het vertrouwen op Gods genade. Met zijn Brieven aan een vriend in de provincie hekelde hij de morele principes, waarin de mens in zó ruime mate met Gods genade kon meewerken, dat vrijwel elk menselijk handelen op de één of andere manier kon worden goedgekeurd en de mens in staat was om zijn eigen zielenheil te bewerkstelligen. Pascal liet zien dat daarmee Gods genade zo’n beetje overbodig was geworden en dus ook de hele heilsgeschiedenis, inclusief het lijden en sterven van Gods Zoon. De mens stond zozeer in het middelpunt van de wereld, dat alles vanuit zijn standpunt werd bekeken en alles ook hem ten dienste stond. Zie hier ons onbegrensde vertrouwen in wetenschap en techniek, waarvan Pascal betuigde dat dit de ondermijning van elke godsdienst en van elke ethiek betekende.

Pascal is er in zijn korte leven niet meer aan toegekomen om zijn aantekeningen voor de verdediging van de christelijke godsdienst tot een systeem uit te werken. De verzameling Gedachten zijn daardoor aanleiding geworden tot vele meters studies over wat hij precies bedoeld zou hebben. Mij is vooral bijgebleven hoe voor Pascal de christelijke godsdienst de kaders aangeeft waarbinnen het menselijke kunnen zich moet bewegen om niet te verzanden in het niets of in het oneindige. Een van zijn beroemde Gedachten geeft zijn visie op de mens weer:

Wat is uiteindelijk de mens in de natuur? Een niets ten opzichte van het oneindige, een alles ten opzichte van het niets, een midden tussen alles en niets, oneindig verwijderd van het kennen van de uitersten.

Ik herken in deze woorden onze huidige verlegenheid met de verworvenheden van de wetenschap. En ik hoor bij Pascal een echo van de verwondering van de dichter van Psalm 8:

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, 
de maan en de sterren die U daar hebt bevestigd,
wat is de sterveling dat U hem gedenkt,
het mensenkind dat U naar hem omziet?
U hebt hem bijna God gemaakt,
gekroond met glans en glorie,
hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd …  (Ps. 8,4-7)

Drie opties onvoldoende

In de eeuwen na Pascal hebben wetenschap en techniek een ongekende vlucht genomen en zijn die onze wereld gaan beheersen. We zijn die wereld en die eeuwen ‘modern’ gaan noemen, in de veronderstelling dat de toename van wetenschap en techniek ook een toename van geluk zou betekenen. Voor een deel is dat ook zeker zo en daar moeten we vooral ook trots op zijn. Kinder- en kraambedsterfte zijn teruggedrongen, de leeftijdsverwachting is toegenomen, en er zijn niet meer voortdurend misoogsten en hongersnood zoals in vorige eeuwen. Maar we zien in onze tijd ook de keerzijde van al die wetenschap en techniek en we verkeren in verlegenheid. Onze welvaart is gebouwd op eeuwen van slavernij en de uitroeiing of uitbuiting van inheemse volkeren; en feitelijk gaat die uitbuiting van mens en planeet nog altijd door vanwege onze ontembare behoefte aan delfstoffen. Is het dan vreemd dat we de consequenties van onze imperialistische expansie als een boemerang krijgen teruggekaatst? Met dezelfde telefoontjes waarmee wij de hele dag bereikbaar zijn zien we het leed van de hele wereld aan ons voorbijkomen, en ja, in gammele bootjes ook op ons afkomen. Hoe reageren wij? Welke van de drie opties die ik eerder noemde kiezen wij? Ik vrees dat er veel mensen zijn die het probleem van zich afschuiven, niet als hun probleem ervaren, daarom wegkijken of het relativeren en zeggen: “Het is zo erg niet, bouw een muur en je houdt ze wel buiten.” De tweede optie, het aankaarten van de problematiek bij de politiek of het bedrijfsleven, blijkt een taaie weg, waarbij complotdenkers misschien niet helemaal ongelijk hebben als ze denken dat het militair-industriële complex elke oppositie aan ronde tafels en andere inspraakmogelijkheden inpalmt en onschadelijk maakt, om vooral bestaande belangen, lees: die van de aandeelhouders, zo goed mogelijk te behartigen. En de derde optie, ondanks onze verlegenheid toch hopen dat wetenschap en techniek een oplossing brengen?

In de Groene Amsterdammer van een paar weken terug gaf de filosoof Lisa Doeland commentaar op een aflevering van Arjen Lubach, die had verdedigd dat de Sami in Noord-Zweden maar moesten toestaan dat hun land ontgonnen zou worden, omdat daar nu toevallig de grootste hoeveelheid zeldzame metalen in de bodem zit. Die metalen hebben we nodig voor elektrische auto’s en zonnepanelen, die de energietransitie mogelijk maken en ons onafhankelijk van China maken. Onder de titel ‘Ik weet het heel goed, maar toch…’ stelde Lisa Doeland de houding aan de kaak, die erop neer komt dat we met de middelen die de problemen hebben veroorzaakt de gevolgen ervan proberen te bestrijden. Anders gezegd: techniek heeft ons van alles opgeleverd waarvan we nu ook de schadelijke neveneffecten ondervinden, en toch denken we met diezelfde techniek ook oplossingen te vinden. Nee, die derde optie moeten we niet opgeven, maar liever niet ten koste van meer ellende, bijvoorbeeld bij de Sami.

Een vierde optie

In een wereld waarin de tegenstellingen zich verscherpen en het gevaar van polarisatie op de loer ligt, wordt ook aan christenen gevraagd hoe zij zich ten aanzien van deze vraagstukken opstellen. Elke kerk of geloofsgemeenschap zal eigen antwoorden moeten formuleren, waarbij de drie genoemde opties ongetwijfeld aan de orde komen. Valt er bij die afzonderlijke standpuntbepalingen ook een gemeenschappelijke richtlijn te formuleren? Wat zouden daarvoor bouwstenen kunnen zijn? Misschien een vierde optie, voor wie als individuele christen nog radicalere stappen durft te zetten dan de instituten doen en teruggaan in onze pretenties en aanspraken? Ik doe een poging en ga daarover zo dadelijk graag met het panel en met u in de zaal in gesprek.

Over anderhalve maand gedenken we als Raad van Kerken in Nederland 150 jaar afschaffing van de slavernij. We zien onze betrokkenheid onder ogen en we belijden onze schuld voor het structurele onrecht, het racisme en de daaruit voortvloeiende discriminatie in het verleden. Die slavernij maakte deel uit van de manier waarop de West-Europese mens mede dankzij de ontwikkeling van wetenschap en techniek naar de wereld keek, die naar zijn hand zette en voor materieel gewin exploiteerde. Zonder de verworvenheden en zegeningen van wetenschappelijke ontwikkelingen te ontkennen, hebben we in onze tijd oog gekregen voor de schadelijke gevolgen van het imperialisme waarmee de mens zichzelf in het centrum van de wereld heeft geplaatst. De opdracht die God de mens bij de schepping gaf om de wereld te beheersen, verstaan wij in de zin van dragen van verantwoordelijkheid om de planeet met alles wat daarop leeft te beheren en te behouden. Om een verdere teloorgang van de planeet te voorkomen, moeten we grenzen in acht nemen. Met de eindigheid van aardse grondstoffen moet ons verbruik daarvan circulair zijn, dat wil zeggen: we moeten minstens zo veel teruggeven als we nemen om een natuurlijke balans te respecteren en liefst nog in het verleden aangebrachte schade herstellen of compenseren. Als er al sprake is van groei, dan moet die in termen van welzijn van al wat leeft kunnen worden uitgedrukt en niet in abstract-materiële zaken zoals geld.

Hoe gaat een christen om met de uitdagingen van de grote vragen van onze tijd? Met welke levensinstelling voorkomt een christen dat verschil van mening tot polarisatie leidt? Door zich te realiseren dat hij deel uitmaakt van Gods complot. Dat complot zou ik omschrijven als het heilsplan waarmee God schepper is van alles wat leeft en zijn schepping via de verlossing van zijn volk tot voltooiïng brengt in een nieuwe wereld van gerechtigheid en vrede. Een complot is het, omdat geen mens dit had kunnen verzinnen en het, ondanks alle scepsis over goede en kwade bedoelingen van mensen, hun strijd en moeite, hun verschillen van mening en polarisatie, de enorme vraagstukken van klimaatopwarming, onrecht en vluchtelingenstromen, toch werkelijkheid wordt.

Alleen vanuit een diep ervaren besef van Gods genade die ons redt van onze onvermijdelijke ondergang, kan je als christen de verantwoordelijkheid nemen om te leven als beheerder van de schepping, als behoeder en beschermer van de ruimte van al wat leeft. Het klinkt misschien als cliché, maar het behoeden en beschermen van levensruimte begint volgens mij bij het ruimte vinden in je eigen bestaan, ruimte voor God. In je gebedsleven doorbreek je de stroom van vanzelfsprekendheden onderbreekt om stil te worden, je doenerigheid te relativeren en op het spoor te komen van wat God van je vraagt. Ruimte maak je in je gedrag door systematisch één dag werkelijk vrij te houden, door met je medechristenen samen te komen en het leven te vieren. Ruimte maak je door je te matigen in je consumptie, de weldadigheid van het vasten te herontdekken, zodat de voedselketen in balans komt met wat de aarde opbrengt. Je beweegt je ook zonder te vervuilen, dus op eigen kracht en het liefst ga je naar rabbijns voorschrift lopend of fietsend naar je kerk. Kortom: ruimte maak je door niet mee te gaan in de mantra van productiviteit en groei, maar te leven van wat God je geeft, samen met je naasten, je straat, je buurt, je dorp, waar je – zoals Marcel Möring in zijn lezing op 4 mei tegen alle wanhoop in uitsprak – je medemens niet alleen kent, maar ook voor hem opkomt. Waar menselijk gedrag ons de ondergang aanzegt, is het God die ons redding geeft.

Heb ik met dit alles nu antwoord gegeven op de vraag hoe christenen met polarisatie moeten omgaan? Ik geloof het niet. Ik heb geprobeerd na te gaan waar die polarisatie uit voortkomt en waaruit een christen hoop en vertrouwen kan putten. Misschien kan ik dat als volgt nog samenvatten. Een christen weet dat hij als schepsel van God geen heer en meester van alle dingen is, maar dienaar van God en uit zijn genade leeft. Dankbaarheid om het wonder van het leven is de grondtoon van alles wat een christen doet of laat. Daarnaast weet een christen dat de voltooiïng van Gods schepping nog uitstaat, en het volk van God altijd onderweg is naar het doel dat ons in de opstanding van Jezus Christus wordt voorgehouden: ‘de redding uwer zielen’ (1 Petrus 1,9), het nieuwe Jerusalem, Gods wereld van gerechtigheid, stad van vrede. Ook als een christen viert dat Christus met zijn lijden, sterven en opstanding verlossing heeft gebracht, is dat nooit om terug te keren naar een paradijselijke toestand van een schepping lang geleden, maar om dat paradijs als blauwdruk voor de toekomst voor ogen te hebben. God blijft zijn belofte trouw en dat bevrijdt de mens, elke mens van de ondragelijke last om zichzelf te moeten waarmaken of te bewijzen. In het besef van dankbaarheid en onderweg-zijn vind je ruimte waarin debat en dialoog een voorrecht vormen om elkaar als mens en medemens te verrijken en te zoeken naar antwoorden die naar de toekomst leiden. Moge God de pogingen daartoe in onze kerken, in de Raad van Kerken en in de samenleving dichtbij en verderweg daartoe zegenen, dat zijn koninkrijk kome.

Ik dank u voor uw aandacht.’

Amsterdam / Utrecht
Mgr.dr. Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem

Luister de Oecumenelezing 2023