‘Vrees niet gij land, verheug u en wees blijde ….”

Rieke den Hertog-van ‘t Spijker, theoloog en voorzitter van de vrouwenbond binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), noemt dit lied, lied 678 van Jan Wit uit het Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk, de eerste Pinksterpreek ooit. Ze noemt het een uitbundige beschrijving wanneer de Geest mensen aangrijpt en bezielt. 

Als voorbode van het visioen van weelde viert de natuur al uitbundig feest. De Geest laat zich niet begrenzen en geeft aan kinderen, jonge mensen en ouderen de woorden om zelf hun vreugde te tonen. Iedereen mag leven met het zicht op het nieuw Jeruzalem.

Symboliek van de bloemschikking

Het lied beschrijft dat weide en jong gras ontkiemt. De kinderen, jonge mensen en ouderen zijn door bloemen gesymboliseerd. Hier is gekozen voor hypericum, tulpen en anjers. Tussen de vaasjes liggen kleine zwarte stenen, duisternis van onze wereld. Aan het eind liggen witte en glazen stenen zoals in het visioen van een nieuw Jeruzalem, het vergezicht van vrede en licht.

De schikking is gemaakt door Corine Overweg; foto: Hanneke Maassen