Herdenkingswake martelaren

Op maandag 15 april organiseerde Sant’Egidio Nederland een oecumenische herdenkingswake van de martelaren van onze tijd in de Onze Lieve Vrouwekerk te Apeldoorn. Temidden van vele afgevaardigden uit verschillende kerken hield mgr. Joris Vercammen, oud-katholiek aartsbisschop van Utrecht, de volgende overdenking bij de evangelielezing uit Johannes 14: 15 – 31a.

Zusters en Broeders,
“Heil Hitler!” Er is nauwelijks een grotere godslastering voor te stellen. We zijn in de spreekkamer van het Karmelietessenklooster in Echt, waar de SS-officier Zuster Edith Stein begroet. Het is 1942 en ons land is bezet door de Duitsers. Edith Stein is een Duitse onderdaan. Ze is echter geboren uit Joodse ouders. De joodse bevolking is het zwarte schaap waarop alles wat er verkeerd gaat in de samenleving geprojecteerd wordt. Haar overste zond Edith Stein daarom naar Nederland, maar ook hier wordt de jacht op joden zo efficiënt mogelijk georganiseerd. Edith Stein wordt dus ontdekt en naar Auschwitz gedeporteerd waar ze vermoord wordt.
“Geloofd zij Jezus Christus”, beantwoordt Zuster Edith de groet van de officier. Zo groeten ook de zusters elkaar elke ochtend. Een groter contrast met de groet van de officier is moeilijk denkbaar. Twee mensen, Zuster Edith en de officier, drukken erin uit in wie ze geloven en vertrouwen hebben.

Ik weet het niet of de officier zich bewust was van het demonische systeem waaraan hij zijn medewerking verleende. Ik kan echter niet geloven dat hij zich echt gelukkig moet gevoeld hebben met de ontwikkelingen waaraan hij verplicht bijdroeg. Hoeveel frustratie moet iemand wel ervaren en hoe boos moet iemand wel zijn, vooraleer hij of zij zich overgeeft aan dat soort van onmenselijk systeem? Die ochtendlijke begroeting is een confrontatie. Het is de confrontatie tussen twee verschillende antwoorden op de vraag wie je vertrouwen en je geloof waard is.

 “Geloofd zij Jezus Christus”: in een wereld waar de moord op medemensen werd gepromoot als ‘een oplossing’, getuigt Edith Stein dat er slecht één is die het waard is omhoog geheven te worden boven alle andere mensen uit en dat is Jezus. Want in Jezus breekt de zon van Gods liefde door de wolken van menselijke frustratie en boosheid. Met haar groet “Geloofd zij Jezus Christus”, maakt ze haar eigen lot tot een getuigenis van solidariteit en liefde. Zij buigt niet voor het geweld van een systeem van wanhoop. Integendeel. Ondanks het geweld dat op haar inbeukt blijft ze handelen en denken vanuit haar relatie met de Levende Heer. Op die wijze maakt ze de wereld mooier en menselijker. Daarom is haar leven én haar dood een overwinning op wanhoop en boosheid.

Als we de martelaren van onze tijd gedenken, dan is het aangewezen om dit soort verhalen aan elkaar te vertellen, zoals het verhaal van Zuster Edith Stein. En ik zou er  nog het verhaal aan toe kunnen voegen van bisschop Alberto Ramento, van onze Filippijnse zusterkerk (de Iglesia Filippina Indepediente), die op 3 oktober 2006 werd vermoord omwille van zijn inzet voor landarbeiders die – tot op de dag van vandaag – het slachtoffer zijn van groot onrecht. En de verhalen van allen van wie we de naam zullen noemen en de verhalen van de velen van wie de naam niet genoemd wordt. Hun lot en hun verhalen vertellen ons dat het leven alleen maar waardevol is als het weggeven wordt, als het geïnvesteerd wordt. En zij confronteren ons vervolgens met de vraag: aan wie zullen we ons leven geven? Wie is het waard om in te investeren? Bij wie horen we? Aan welke kant staan wij?

Nu is het interessant dat het evangelie dat we gehoord hebben lijkt te zeggen dat er nog een ander gegeven is waarmee we rekening moeten houden. Het gaat aan die ene vraag nog vooraf. Want nog voor wij de vraag aan wie wij ons willen geven beantwoord hebben, blijkt dat er iemand is die zich al aan ons gegeven heeft! Als we de woorden uit de afscheidsrede goed tot ons laten doordringen dan begrijpen we dat Jezus ons duidelijk wil maken dat Hij en Zijn Vader bereid zijn zich aan ons te openbaren. Als iemand bereid is zich aan jou te openbaren, te tonen dus, dan vertrouwt die persoon zich onvoorwaardelijk aan je toe. Het gaat in de afscheidsrede dus om een nogal revolutionaire boodschap: God wil zich aan ons mensen tonen en toe te vertrouwen! Dat God op zoek is naar mensen is een duidelijk thema in het vierde evangelie. Denk maar aan de proloog waar God op zoek lijkt te zijn naar een plek onder de mensen om er Gods’ tentje op te zetten, zoals een zwerver op zoek is naar een slaapplek.

Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.”(23)  Inderdaad, het is onmogelijk om te gaan wonen bij iemand die niet van je houdt. Daarom is de Heer op zoek naar mensen die van hem houden om dus van hun gastvrijheid te kunnen genieten. Van iemand houden betekent dat je je het welzijn van die ander aantrekt. Dus van God houden betekent dat je je verantwoordelijk weet voor Gods toekomst onder de mensen en voor de toekomst van Gods droom van liefde en solidariteit, van genezing van wanhoop en gevaar, van shalom. God kijkt dus uit naar gastvrije mensen waaraan God zich kan tonen zoals God is. God wil hen een inkijk geven in Gods’ hart en God wil zich veilig bij hen voelen omdat God ervaart dat Gods droom bij hen in goede handen is.

Martelaren zijn zulke mensen. Zij vertellen ons met hun leven wat ons deze verzen van het evangelie in woorden zeggen: namelijk wat het betekent om ‘kerk’ te zijn. Want de kerk is toch Gods’ tent in deze wereld waarin Gods droom veilig is. Gods droom is bij de martelaren in goede handen, en daarom zijn martelaren het zaad van de kerk. Zij nodigen ons uit ons eveneens beschikbaar te stellen voor Gods droom. Zoals Jezus zich beschikbaar stelde. God heeft ons nodig omdat God anders een wees en thuisloze zou zijn in deze wereld. Ja, daarom is er de kerk: opdat God geen thuisloze zou zijn in deze wereld.

Maar die gastvrijheid die we God verlenen, geeft ook ons leven meteen een dimensie die we zonder het openstellen van het huis van ons hart zouden missen. Zo gaat het altijd: je krijgt vaak meer van je gasten dan wat je hen aan te bieden hebt. Zo kunnen we begrijpen wat Johannes in het evangelie zegt over ‘de Helper’ die in ons leven komt. Die helper, de Heilige Geest, is God zelf in de gedaante van een leermeester en een levensgids, als onze opvoeder.

Martelaren verstaan de kunst van de gastvrijheid voor God en daarom gingen ze de weg die ze van binnenuit, vanuit hun hart moesten gaan, de levensgids achterna. Zoals Bisschop Ramento  zei, toen een jaar voor hem een van zijn priesters ook al vermoord werd: “Ik weet dat zij mij als volgende zullen doden, maar ik zal nooit mijn dienst tegenover God en mijn plicht tegenover het volk opgeven!” Zoals zovele anderen kon hij niet anders en hij liet het gebeuren. Hij wist dat God voor zijn mensen gekozen had en daarom koos hij ook voor die mensen en voor God en kon hij beiden de gastvrijheid van zijn hart aanbieden.  In een verklaring die zijn kerk uitgeeft de dag na de moord zegt aartsbisschop David: “Ze mogen dan zijn leven genomen hebben doordat ze zijn lichaam overdekten met wonden, maar deze wonden werden de drempel waarover de waardevolle geest van bisschop Ramento uitgestroomd is en met velen wordt gedeeld.” Zo is het: door hun gastvrijheid voor God, geven martelaren God de kans ook ons hart te raken met Gods Geest. Wie weet wat ons nog te wachten staat…

Geloofd zij Jezus Christus!
Amen.

Fotograaf: Roelof Rump