Zelfdiscipline een deugd

Het is belangrijk om tot een gezamenlijke herbezinning te komen ten aanzien van diversiteit en radicalisering van zowel exclusieve religie als exclusieve ideologie. Dat schrijft Mariëtte van der Tol in het blad ‘Tussenruimte’. Mariëtte van der Tol doet promotieonderzoek naar tolerantie en religieuze vrijheid aan de Universiteit van Cambridge.

Mariëtte van der Tol realiseert zich dat mensen in Nederland in relatief grote vrijheid leven, maar dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Er zijn talloze discussies op gang gekomen over zogenaamde islamisering, rondom de vraag hoe orthodox-gelovige gemeenschappen en samenleving zich tot elkaar verhouden. Praktisch zijn er diverse casussen te benoemen waarin de spanning naar voren komt: in de vraag of je een hoofddoek mag dragen bij de politie, over de invulling van het onderwijs en vele andere thema’s.

Onder invloed van toenemende politieke polarisatie en wederzijds exclusieve ideeën lijkt de wens tot overheidsregulering toe te nemen, zegt Van der Tol. ‘Het verbaast niet dat zulke politiek gevoelige thema’s met wantrouwen worden bekeken vanuit diverse geloofsgemeenschappen’. Van der Tol waarschuwt voor een te gemakkelijk citeren van grote begrippen. Ze adviseert een case-to-case-benadering. ‘Welke beperking van vrijheid is strikt noodzakelijk?’.

Het is tegelijk van belang, zo stelt de onderzoekster nuchter, dat de kerkelijke gemeenschappen zelf een zekere openheid nastreven voorbij een eigen exclusieve overtuiging. ‘Een gebrek aan de conceptualisering van verschil binnen het Lichaam van Christus, samen met theologische verabsolutering, maakte het misschien niet heel verrassend dat zij die de kerk verlieten zich ook zo scherp kunnen uiten over deze gemeenschappen’.

Mariëtte van Tol: ‘Het zou geen kwaad kunnen om  kritisch naar die conceptualisering van verschil te kijken, alsook naar de onbarmhartigheden binnen een gemeenschap. Hoe leren wij elkaar om te gaan met verschillen? Proberen we de ander te begrijpen? Of staat het oordeel over de ander voorop? Kunnen we de ander vervolgens ruimte laten in de minder fundamentele aspecten van meningsverschil? En, sta je stevig genoeg in je schoenen om met een voortdurend meningsverschil en complexe tegenstrijdigheden relatief comfortabel te zijn? Zo’n houding gaat uiteraard niet over onverschilligheid, maar over een gezond zelfbewustzijn en wederzijds respect. Het is belangrijk te onderkennen dat veel overtuigingen op een bepaalde manier exclusief zijn. Tegelijk gaat het over het erkennen en herkennen van elkaars pijnpunten, juist waar de verschillen het grootste zijn. Consensus is niet het primaire doel. Het is eerder belangrijk om het debat gaande te houden op basis van wederzijds respect’.

De conclusie: ‘Geloof en overtuiging laten zich ten diepste niet duurzaam opdringen. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen, zachte woorden, vrijmoedigheid van leven en persoonlijke integriteit zijn soms meer duurzame schakels in het geheel’.