Gesprek Hielke Wolters

Dr. Hielke Wolters begon op 1 juli 2007 bij de Wereldraad van Kerken als adjunct-secretaris-generaal voor eenheid en zending en oecumenische relaties. Nu op 1 juli 2016 is zijn dienstverband gestopt en keert hij terug naar Nederland. Hij gaat in Zeeland wonen en mogelijk nog wel de nodige intellectuele hand- en spandiensten verrichten voor de oecumene en de kerken.

Hoe kijkt hij terug op zijn werk voor de grote internationale koepelorganisatie?

Hielke Wolters: ‘Verwarring is onze dagelijkse werk. Alle aspecten van de wereld komen in Genève bij elkaar. Dat is maatschappelijk zo. Dat is ook kerkelijk het geval. Als die informatie je niet af en toe van je stuk brengt, ben je niet voldoende aanwezig. De Wereldraad (WCC) heeft die verscheidenheid nodig. De WCC leeft van die verscheidenheid.

Je merkt dat bij deze vergadering (het gesprek vond plaats tijdens het Centraal Comittee in Trondheim) waar twee versies van de Oekraïne aan de orde komen. Die versies zijn nodig, om de realiteit op tafel te krijgen. Als kerken moet je jezelf daar doorheen kunnen werken, anders heb je niets te vertellen in de wereld en kan je niet toewerken naar een oplossing’.

Was het werk zoals hij dat verwachtte? (Hielke kende de WCC vanuit zijn dissertatie die over Madathilparampil Mammen Thomas ging, moderator van de WCC van 1968 tot 1975). 

Hielke Wolters: ‘Je moet wel leren door de stukken heen te kijken. De werkelijkheid zie je eigenlijk pas als je er in staat. Je begrijpt de oecumenische beweging niet als je je er niet aan overgeeft’.

Is dat je advies naar jonge mensen?
‘Jazeker, je moet er mee aan het werk gaan. Ik neem even een omweg. Ik heb les van Okke Jager gehad. Die gaf ons als studenten het advies om teksten voor de preek te nemen die ons niet direct bevielen. Hij zei: ‘Neem geen makkelijke teksten, maar juist de teksten waar je tegenop loopt. Want als je die gaat snappen, zal je verder groeien’. Zo is het met de oecumene ook. Je moet je willen laten verrassen’.

‘Ik ben in de oecumene altijd een leerling gebleven. Ik heb het nog steeds niet begrepen. Ik ben er nog niet achter wat de orthodoxen nou precies aan de liturgie beleven. Ik verwonder me nog steeds over de spiritualiteit van de pentecostals. Die verwondering is nodig en heilzaam. Ik herinner me een gesprek met de evangelicale UBS-directeur en  Olav (WCC-secretaris-generaal). De eerste hield een verhaal over het aantal bijbels dat hij wilde verkopen. De tweede hield een inhoudelijk verhaal over wat je in het geloof tegenkomt. Het waren verhalen die je juist niet op die manier bij de mannen zou verwachten. Alsof ze van verantwoordelijkheid waren gewisseld. Dat is het mooie van het werk. Dat je je steeds weer moet laten corrigeren in je verwachtingen’.

Waarop ben je trots als je terugkijkt?
Hielke Wolters: ‘In mijn eigen traditie komt het woord trots eigenlijk niet voor. Ik ben groot geworden met het besef dat eigenlijk alles genade is. En in toenemende mate geloof ik daar ook weer in. Ik heb vaak gemerkt dat je als WCC voor soms onmogelijke opgaven staat. En  dat het dan toch lukt. En dat het lukt is dan genade’.

Ik vraag het nog een keer, waarop ben je trots?
Hielke: ‘Toen ik negen jaar geleden met mijn werk begon, vroeg men mij wat ik wilde bereiken. Ik heb toen twee dingen genoemd: ‘Ik zou de theologische reflectie willen bevorderen en ik zou een nog wat zakelijker aanpak willen hebben’. Dat is ook wel gelukt. We werken nu als Wereldraad veel projectmatiger. We hebben voor het eerst echt een strategische planning. Die is niet uit de hemel komen vallen. Daarin staan (vijf) concrete doelstellingen, zoals je dat van een strategisch plan mag verwachten’.

En de theologische uitdagingen?
Hielke: ‘Ik was niet zo kapot van al te grote theologische vanzelfsprekendheden. Ik probeer dat wel aan te vullen als er te weinig gezegd wordt, naar mijn idee. In het missierapport vind ik het bijvoorbeeld belangrijk dat er meer over de secularisatie staat. Dan probeer ik de missie-collega daartoe uit te dagen. En we hebben er een consultatie over gehouden in Hongarije’.

Wat zou je relevant achten voor een kleine gemeenschap in bijvoorbeeld de Noordoostpolder, waar jij ooit gemeentepredikant was?
Hielke: ‘Ik ken de situatie daar natuurlijk niet meer. Maar er is ook een opvang van vluchtelingen. En ik zou me kunnen voorstellen dat je contact met die mensen zoekt en dat je hen een plaats geeft in je geloofsgemeenschap’.

Zijn er ook theologische thema’s die je juist hebt willen laten vallen?
Hielke: ‘Als je voor de Wereldraad werkt, moet je een beetje een strateeg zijn. Dan ga je niet onderdelen van de theologie afsnijden. Je probeert dat wat de moeite waard is er wat boven uit te trekken. Dat kunnen we leren van de paus. Die doet dat ook. Die haalt ook datgene naar voren wat hij menselijk centraal wil stellen’.

Zijn er zaken waar je moeite mee hebt?
Hielke: ‘Misschien wel met de traagheid van processen. Het gaat me wat te langzaam’.

Wat zie jij als doel van de oecumene, als stip op de horizon, de ene kerk of de verbinding van kerken die zichzelf blijven?
Hielke: ‘Ik zie oecumene als de erkenning van de verscheidenheid. Het grootste gevaar is dat we er een grootste gemene deler van willen maken. Ik hoop dat we ons willen openstellen voor andere tradities. Zoals je dat hebt bij mensen die op vakantie gaan en dan kennismaken als protestant met de rooms-katholieke traditie elders en die daar dan een kaars branden en dat zinvol vinden’.

Hoe moet de oecumene in Nederland zich ontwikkelen, wat zou je een nieuwe generatie van theologen willen adviseren?
Hielke: ‘Ik maak weer even een omweggetje. Toen ik predikant was, zeiden de mensen: ‘We hopen wel dat we iets aan de dienst hebben’. En ik vroeg dan: ‘Is dat zo? Gaat het er ook niet om dat je wat komt brengen? Lofprijzing misschien? Zo zie ik de oecumene ook. We zijn in Nederland misschien wel eens wat te utilistisch. We zouden kunnen beginnen met de vraag wat we in de oecumene kunnen brengen aan andere kerken. Dan kan er een gesprek ontstaan. Dan kan je je ook openstellen voor anderen en kom je verrijkt thuis’.

Hielke:’Een ander punt betreft de samenleving. De Nederlandse kerken betekenen iets voor de Nederlandse samenleving, mag ik aannemen. En de vraag is dan, wat de Nederlandse samenleving nu nodig heeft. Ik moet daarin voorzichtig zijn, want ik weet niet of ik helemaal recht van spreken heb, maar ik hoor het toch ook wel van Nederlanders die in Frankrijk wonen en dan weer even terug zijn in Nederland, wat ze opvalt. Hen valt op, hoe weinig de hoffelijkheid van de Fransen terug te vinden is in Nederland. Misschien is dat wel een probleem van de Nederlandse cultuur. Dat het een cultuur is met weinig respect en hoffelijkheid. Je ziet het aan de discussie over de vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid van meningsuiting wordt al gauw gelijkgeschakeld in Nederland aan het recht om de ander te beledigen. Daar zou een kerk een rol in kunnen spelen en een vorm van zelfreflectie kunnen aanreiken. Je moet dan opnieuw de vraag stellen naar je inspiratie en je kan te rade gaan bij de migranten en hen vragen wat hen opvalt aan de Nederlandse samenleving’.

Foto boven: Hielke Wolters
onder: Hielke Wolters (rechts) in Trondheim met een afgevaardigde naar het Central Committee van de Wereldraad.