Geschenk van eenheid

De Stichting Biografie Dr. W.A. Visser ’t Hooft, die in 2009 is opgericht, vond aanvankelijk in prof.dr. P.N. Holtrop de onderzoeker die zich voor dit project ging inzetten. Na zijn overlijden in 2012 werd een nieuwe auteur gezocht en gevonden in dr. drs. Jurjen Zeilstra, historicus en gepromoveerd theoloog, werkzaam als predikant van de Protestantse wijkgemeente Regenboogkerk te Hilversum. Inmiddels is Zeilstra ruim drie jaar aan het werk en was het tijd voor een tussenstand. Op 16 juni vond in de crypt van de Kloosterkerk te Den Haag een presentatie plaats voor belangstellenden. Hij gaf er de titel aan mee ‘Het geschenk van de eenheid’. En de ondertitel ‘Werk in uitvoering: Biografie dr. W.A. Visser ’t Hooft (1900 – 1985). Hier wordt een impressie gegeven.

Wat is een wetenschappelijke biografie?
Een wetenschappelijke biografie is geen opsomming; geen ‘commemorative writing’ ter gelegenheid van een jubileum, verjaardag, afscheid o.i.d.; geen hagiografie; geen ‘tribute’ waarin het erom gaat de persoonlijke waardering voor iemand uit te drukken, geen journalistieke impressie of andere vorm van ‘life writing’ met het indirecte doel de waarde van het ideaal of de organisatie waar de persoon in kwestie zich voor heeft ingezet aan te tonen, ontkennen of te illustreren. Het doel is niet een groot man te eren of op een voetstuk te zetten.

In een wetenschappelijke biografie wordt informatie over iemands leven geselecteerd en geordend op basis van een aantal scherp geformuleerde onderzoeksvragen. De beantwoording daarvan leidt tot onderbouwde beeldvorming, voorzien van een transparante argumentatie en een controleerbare documentatie. De betekenis van de hoofdpersoon krijgt scherpe contouren in de context van de tijd en de plaats waarin hij leefde. Deze wordt als het ware ingekleurd met behulp van het voorhanden zijnde materiaal. Volledigheid is daarbij geen doelstelling. Door de vragen vanuit de primaire bronnen te beantwoorden komt een verhaal met een profiel tot stand. De anekdote en de persoonlijke typeringen kunnen wel een plaats krijgen in een kritische wetenschappelijk verantwoorde biografie. Deze zullen illustratieve waarde hebben en verhogen de leesbaarheid. Maar zij worden kritisch behandeld en zij zijn tenslotte niet beeldbepalend.

In een wetenschappelijke biografie staat de hoofdpersoon in een historisch geduid veld van ontwikkelingen in de tijd. Enkele vragen die hierbij een grote rol spelen in de analyse zijn: Welke groep representeerde de hoofdpersoon? Door welke mentaliteit, dat wil zeggen door welke wijze van denken en voelen werd hij in zijn ontwikkeling bepaald? Tot wie richtte hij zich? Wat waren de persoonlijk gaven én tekortkomingen die daarbij opvielen, ten eerste aan de tijdgenoten, maar ten tweede ook aan ons? Hoe werd hij destijds getypeerd, hoe kunnen wij de persoonlijkheid van deze mens typeren? Welke houding karakteriseert de mens in kwestie? Wat waren de effecten van zijn optreden in de samenleving? Wat zijn sporen daarvan vandaag?

Waarom een biografie over Visser ‘t Hooft?
Willem Adolf Visser ’t Hooft is wereldwijd waarschijnlijk de bekendste Nederlandse theoloog van de 20e eeuw. Enigszins paradoxaal is dat hij zelf er voor terug deinsde zichzelf te presenteren als een origineel theoloog. Wat hij daarmee in feite wellicht lijkt te hebben bedoeld is dat hij persoonlijk nooit zo geïnteresseerd is geweest in zuiver wetenschappelijk onderzoek, maar eigenlijk altijd direct bezig was theologische inzichten toe te passen en te vertalen naar organisatiestructuren, naar een zekere elite die hij tot handelen opriep en, tenslotte naar een breed publiek. Daarbij was hij één van de grote interpreten van verschillende leidinggevende theologen in zijn tijd, in het bijzonder de Zwitserse protestant Karl Barth. Daarnaast was Visser ’t Hooft historisch, cultureel en filosofisch breed geïnteresseerd en zeer belezen. Verder kan hij worden getypeerd als een kordaat man, met een schijnbaar tomeloze energie, een geweldig geheugen, een groot spreker, organisator en een inspirerend leidinggevende.

Enigszins verwarrend voor de biograaf is dat dezelfde man door mensen die hem persoonlijk goed gekend hebben, vaak wordt beschreven in tegengestelde begrippenparen als iemand die zuur en bijtend kon zijn, maar ook buitengewoon charmant; diplomatiek, maar ook uitgesproken bot; zelfverzekerd als het ging om het uiteenzetten van een plan, maar ook verlegen als het ging om zijn persoonlijke gevoelens en zijn geloof. Hij was uiterst punctueel, maar liet organisatiedetails graag aan anderen over, met name financiën; hij kon oprecht belangstelling tonen en bemoedigend reageren, maar hij kon ook mensen van zich afstoten en hun bijdrage als complete onzin negeren. Visser ’t Hooft kon complexe ontwikkelingen haarfijn analyseren, duiden en er een actiegericht programma aan verbinden. maar hij kon de plank ook behoorlijk misslaan. Hij kon streng zijn en autoritair, maar ook met een glimlach, relativerend met humor, samenbindend en solidair. Wim Visser ’t Hooft was een complex mens en voor de biograaf een hele uitdaging om te beschrijven.

Voortdurend was hij erop uit de grote vragen van de tijd waarin hij leefde en de boodschap van de bijbel zoals hij die verstond op elkaar te betrekken. Daarbij zag hij een buitengewoon belangrijke rol weggelegd voor de kerk. Deze zou zich, naar zijn stellige overtuiging, vernieuwen, wanneer zij de taak die God voor haar had in de wereld gewaar werd. Daarbij wilde hij helpen waar mogelijk. Dit zag hij als zijn roeping en velen bevestigden hem daarin. Van de meer zuiver wetenschappelijke, op de individuele beleving geconcentreerde theologie die hij tijdens zijn Leidse studietijd had meegekregen, heeft hij al tijdens de jaren twintig afstand genomen. Hij vond het denken van Von Harnack, Troeltsch en Otto, grote namen in die tijd, ten diepste een ondergraving van effectiviteit van de bijbelse boodschap. In een cultuurhistorische duiding ging de stem van God tot het hart van de mens ten onder in de vele stemmen. Als leidinggevende in de christelijke jeugdbeweging (YMCA/WSCF), heeft Visser ’t Hooft goed gezien dat niet de hunkering naar de individuele expressie, maar het verlangen naar het gezamenlijk optrekken, dat zich ook in meer corporatieve vormen, zoals het fascisme etaleerde, de nabije toekomst had. Over de vraag waar in dit veld de internationale christelijke jeugdbeweging stond en wat dit voor de individuele jongere in de verschillende landen te betekenen had heeft Visser ’t Hooft rond 1930 veel nagedacht, gesproken en gepubliceerd. In zijn dissertatie uit 1928 met als titel ‘The Social Gospel in America’ sluit Visser ’t Hooft aan bij de grote populariteit van de Verenigde Staten in het Europa van de jaren twintig, maar hij geeft er een heel eigen accent aan door voortdurend te speuren naar de inhoud van de christelijke geloofsontwikkeling in de VS en deze te trachten voor Europeanen begrijpelijk te presenteren. Telkens, ook in zijn latere leven, zien wij dat hij met vraagstukken bezig was, actueel in kerk en samenleving.

Enkele problemen bij een biografie over Visser ‘t Hooft
Sommige biografieën kampen met een tekort aan bronnen. Dat is hier niet het geval. Het omgaan met een veelheid van geschreven en gedrukte bronnen is een apart probleem. Visser ’t Hooft heeft meer dan 50.000 brieven geschreven. Deze zijn op microfiche door de uitgeverij Brill te Leiden beschikbaar gesteld voor het project. Daarnaast zijn er vele stukken met een ander dan brief karakter. Het zijn analyses, beleidsstukken, maar ook overdenkingen, preken en voordrachten. Vele van de laatsten zijn uitgemond in publicaties, waaronder een twintigtal boeken en vele artikelen van de hand van Visser ’t Hooft zelf. Een kritische voorvraag hoort te zijn hoe de vele bronnen tot ons gekomen zijn, wie ze heeft verzameld en met welk doel. Het antwoord wat betreft de in de archieven van de Wereldraad te Genève bewaarde bronnen, kan eenvoudig zijn. Visser ’t Hooft zelf staat als secretaris generaal aan de wortel van de archiefvorming, die verder niet buitengewoon doordacht heeft plaatsgevonden. Vrijwel alles wat maar enigszins van belang leek is bewaard. Naast een omvangrijk correspondentiearchief van de secretaris generaal zelf, waarin meer zakelijke en persoonlijke correspondentie niet zijn onderscheiden, zijn er tal van deelarchieven samenhangend met onderafdelingen van de Wereldraad en archieven op projectbasis. Een en ander is recentelijk opnieuw geordend en toegankelijk gemaakt. De Wereldraadarchieven weerspiegelen zich op deelgebieden in de archieven van corresponderende instellingen en privépersonen, waarbij het gaat om afschriften en doorslagen van verzonden stukken en ontvangen stukken. Ook bevinden zich in het archief van de Wereldraad talloze notebooks op ruitjespapier, waarin Visser ’t Hooft gewoon was vrijwel dagelijks persoonlijke aantekeningen te maken, vaak in het Nederlands. Ondanks al deze bronnen, blijft het leven van Visser ’t Hooft een slechts in fragmenten, indrukken en aspecten toegankelijk geheel. De sturende hand van Visser ’t Hooft zelf heeft daarin een grote rol gespeeld. De biograaf zal terughoudend moeten zijn wanneer het gaat om het invullen van de lacunes. Naast de geschreven en gedrukte bronnen, zijn er de interviews met mensen die hem goed hebbe gekend.

Er is een autobiografie. De memoires van Visser ’t Hooft zijn, met alle respect voor de schrijver, een waardevol, maar gedateerd ‘ego-document’, rijk aan informatie, maar geschreven in een heel bepaalde context, in een tijd waarin de auteur en zijn omgeving een groot gedeeld belang koesterden bij het vastleggen en doorgeven van de erfenis. De memoires van Visser ’t Hooft die hij met de hulp van zijn persoonlijk secretaresse Aat Guittart en meelezer David Scott in 1971 voltooide, laten zich vlot lezen als een boeiende reflectie van een afscheidnemende, die nagaat hoe hij het allemaal beleefd heeft. Het doel van een wetenschappelijke biografie vandaag is een ander. Verschillende wrijfpunten tussen resultaten van het onderzoek en de wijze waarop een en ander in de memoires worden gepresenteerd, zullen aan de orde komen.

Centrale vraagstelling, grote thema’s en vragen
Het doel van deze studie is, een wetenschappelijk onderbouwde, kritische, analyse van een aantal centrale thema’s in het leven van Visser ’t Hooft. Deze studie wil Visser ’t Hooft waarderen als pionier in de oecumene en als mens, in eigen ogen voorzien van een hoge opdracht. De wijze waarop hij zelf naar zijn elitaire afkomst keek als bestemd verantwoordelijkheid te dragen, correspondeerde met de leidersrol die hij als van nature op zich nam als een jas die paste. Hij had de gave complexe problematiek verantwoord te vereenvoudigen. Niet alleen Visser ’t Hooft, maar velen die hem omringden voelden zich bevoorrecht door hun afkomst, opvoeding, opleiding en intellect. Deze biografie is dus behalve een portret van een persoon, ook een groepsportret, zij het dat één mens centraal staat. Men heeft zich samen als een voorhoede beschouwd, geroepen om de vergroving van het leven ten gevolge van materialisme, fascisme en staatscommunisme te keren. De centrale vraagstelling daarbij is de vraag naar de factoren die Visser ’t Hooft in staat hebben gesteld tot mobilisatie van vele mensen en kerken in de oecumenische beweging te midden van de secularisatie van de 20e eeuw.

Het is niet aan de biograaf om de geschiedenis van de oecumenische beweging te schrijven. Er is wel de taak ‘draaipunten’ in de tijd aan te wijzen, waarop het leven van Visser ’t Hooft en de ontwikkeling van de oecumenische beweging min of meer samenvallen, of op zijn minst sterk met elkaar in verband staan. Wat zijn deze draaipunten? Verschillende jaren springen eruit: 1918 (einde eerste Wereldoorlog); aanvang studie), 1924 (huwelijk; verhuizing naar Genève), 1932 (mislukken ontwapeningsbesprekingen Volkenbond; deceptie jeugd internationalistisch ideaal), 1938 (plannen Wereldraad; benoeming Wim Visser ’t Hooft generaal secretaris te Utrecht), 1948 (oprichting Wereldraad; definitieve herbenoeming), 1966 (World Council Conference Church and Society; pensionering Visser ‘t Hooft). Een ander aandachtsveld dat in de eerder genoemde overzicht gevende, maar weinig kritische studies weinig is uitgewerkt, betreft de teleurstellingen, de mislukkingen en de blinde vlekken. Gezien de centrale positie die Visser ’t Hooft gedurende drie decennia in de oecumenische beweging heeft ingenomen, heeft zijn eigen rolopvatting in deze context een groot gewicht.
In deze zin heeft het onderzoek dus een verklarende doelstelling die boven het leven van de individu Visser ’t Hooft uit gaat. De voor de hand liggende hypothese daarbij is dat zijn leven grote betekenis heeft gehad voor de oecumenische beweging in de brede zin van het woord, niet slechts voor de organisatie van de Wereldraad van Kerken. Deze studie is echter niet bedoeld als een loutere bevestiging of illustratie van al aanwezige kennis. Juist gezien vanuit het leven van Visser ’t Hooft kunnen tal van schijnbaar voor de hand liggende ontwikkelingen kritisch onder de loep worden genomen. Dat hier ook beperkingen samenhangend met de omvang van de studie een rol spelen, ligt eveneens voor de hand. Toch zal steeds worden getracht met een open vizier de zich in telkens weer andere omstandigheden aandienende uitdagingen en mogelijkheden in kaart te brengen. Er bestaat daarbij geen eenvoudig einddoel dat normatief tegen de handelingen van een bepaald moment kan worden aangelegd. Bijbels ecclesiologische uitgangspunten kunnen als inspiratiebronnen voor Visser ’t Hooft en anderen worden aangewezen. Zij zijn geen norm om het handelen in de geschiedenis te beoordelen. Hoogstens kan de mate van integriteit waarmee wordt geargumenteerd vanuit een bepaalde geloofsopvatting tegen het licht worden gehouden. Het is ook niet zo dat de stand van zaken bij het sterven van Visser ’t Hooft in 1985 of zelfs tijdens het schrijven van dit boek daarbij normatief mogen worden gebruikt als het gaat om de waardering voor feiten of ontwikkelingen tijdens zijn leven. De uitkomst van een proces te kennen of de resultaten van jarenlange inspanningen te weten is eerder een hindernis die overwonnen zal moeten worden, dan een voordeel voor de biograaf.

Methode
Een leesbare biografie kan niet zijn een gedetailleerde, opsommende weergave van iemands hele leven in tekst. Immers al zou een auteur al toegang hebben tot de daartoe noodzakelijke gegevens, op zich al ondenkbaar als men er even op reflecteert, in de brei van gegevens betreffende het dagelijks leven, zou men, zelfs bij juist al te precieze weergave de draad volkomen kwijt raken. Om zelfs de illusie van volledigheid al bij voorbaat weg te nemen, moet daarom duidelijk worden gekozen voor een thematische benadering. Wat is werkelijk belangrijk? Wat heeft verklarende waarde? Wat zijn bijzaken en onbelangrijke dingen? Zaken die mogelijk door tijdgenoten zeer belangrijk werden gevonden, hoeven dat voor de lezer vele decennia later niet meer te zijn. Destijds schijnbaar vanzelfsprekende dingen, misschien de moeite niet waard gevonden vast te leggen, kunnen vandaag bijzonder zijn.

In de conclusies zal worden getracht op basis van de gegevens van het leven van Visser ’t Hooft enige stellingen met betrekking tot de oecumenische beweging en de waarde van de kerk in de 20e eeuw in te nemen. Daarbij worden de thema’s gekozen op grond van de visie van de biograaf en het voorhanden zijnde materiaal. Dat klinkt onwetenschappelijk, maar is onvermijdelijk. Er is geen ander ordeningsprincipe. De visie van de biograaf dient echter transparant gemaakt te worden, mag niet worden geleid door willekeur en moet controleerbaar en overtuigend worden uitgewerkt. Zonder consistentie zou een biografische benadering stranden in de subjectiviteit van meningen, of mogelijk zelfs in roddel en niet-onderbouwde verdachtmakingen. Dat de feiten daarbij een cruciale rol spelen is evident. Deze zullen steeds opnieuw moeten worden aangewezen en controleerbaar worden gemaakt met een helder notenapparaat. Tegelijkertijd is het duidelijk dat verbanden worden gelegd en feiten worden gekozen om te accentueren en geïnterpreteerd in het licht van de visie van de auteur. Het kan zijn dat een lezer zich daarin voelt als Dante aan de hand van Vergilius, tuimelend van de ene verbazing in de andere. Om te begrijpen waardoor Visser ’t Hooft zijn rol heeft kunnen spelen zoals hij dat heeft gedaan is historisch verbeeldingskracht onmisbaar. Terwijl hij zichzelf in de jaren dertig kon presenteren als een energieke jonge man met visie, werd hij rond 1970 in de ogen van een nieuwe generatie een monumentale figuur van de oude stempel. Charmant, erudiet, zwierig zelfs, met zijn grote hoed en donkere kleding, maar ook ouderwets, ‘hoekig’ en een beetje dreigend, met zijn benige fysiek.

Foto: rechts Jurjen Zeilstra