‘We zullen kerk missen’

Een onverwacht geluid afgelopen zaterdag in de Volkskrant. Het rapport ‘God in Nederland’ lag op tafel. Een inkoppertje, zou je denken voor athëistische redacteuren. Maar dat verwachtingspatroon wordt geloochenstraft. Onder de titel ‘We zullen de kerken vreselijk gaan missen’, kiest het dagblad een volstrekt andere invalshoek. Sander van Walsum onderstreept het belang van de kerken en daagt het atheïsme uit om met alternatieven te komen, die tenminste enigszins in de schaduw kunnen staan van alle weldaden die de kerk in de achterliggende eeuwen heeft aangereikt.

‘De kerken, die ooit in hoge mate beeld- en sfeerbepalend waren voor Nederland, hebben zich ontwikkeld tot ‘kleine pleisterplaatsen van belofte en hoop’. Deze welwillende kenschets van de ontkerkelijking, door religiewetenschapper Joep de Hart in de onlangs verschenen publicatie God in Nederland, houdt de mogelijkheid van een religieus reveil open. De vroegchristelijke kerken waren tenslotte ook bescheiden in omvang. Een nieuwe bloei zou dus in het verschiet kunnen liggen’. Zo staat aan het begin van het artikel.

Sander van Walsum spreekt vervolgens het verlangen uit dat de kerken inderdaad een structurele bijdrage leveren aan de samenleving. ‘Daar zou iedereen op moeten hopen, ook niet-gelovigen. Want we zullen de kerk, als ze verdwijnt, nog vreselijk gaan missen. Vooralsnog duidt echter alles op verder verval. Sterker: de rooms-katholieke kerk loopt steeds sneller leeg. En de achterblijvers worden steeds minder stellig in hun geloof’.

De Volkskrant citeert vervolgens uitvoerig het onderzoek ‘God in Nederland’. Van de seculieren, zo legt Sander van Walsum uit, juicht 19 procent het toe dat de kerken verdwijnen. Bijna de helft is positief noch negatief. Je kan er uit afleiden dat de waardering voor de kerken verdwijnt. ‘De wrok tegen de kerk, die enkele decennia geleden nog hartstochtelijk werd uitgedragen, mag onderhand dan zijn verdwenen, dat betekent niet dat de kerken meer sympathie genieten’.

Sander van Walsum laat daar een waarschuwing bij klinken. ‘Anders dan in de ons omringende landen zijn de kerken verantwoordelijk voor het onderhoud van de gebedshuizen – veelal gezichtsbepalende monumenten. En de sociale relevantie van de kerk strekt zich tot ver voorbij de eigen gemeente of parochie uit’.

Hij neemt de voedselbanken als voorbeeld. Het gaat om een oorspronkelijk kerkelijk initiatief. Net als sociale hulpprogramma’s, zoals Schuldhulpmaatje. Christenen zijn ‘minder selectief dan seculiere Nederlanders bij het aanbieden van hun diensten’. ‘Waar de laatsten zich doorgaans inzetten voor hun eigen sport- of buurtvereniging (vaak voor een beperkte periode) zijn mensen met een kerkelijke achtergrond vaker – en langer – actief buiten de eigen (belangen-) gemeenschap. Seculiere Nederlanders hebben dus geen enkele reden om hun schouders op te halen of zich te verheugen over een vergaande marginalisering van de kerk – om nog maar te zwijgen over haar verdwijning’.

Sander van Walsum waarschuwt ook voor verkeerde beeldvorming. ‘De kerk zoals veel seculiere Nederlanders die voor zich zien, bestaat al decennia niet meer. Natuurlijk, geloofsdwang en zedenleer zijn niet volledig verdwenen, maar grosso modo is de kerk juist huiverig om zich als sociale of morele instantie bij uitstek te presenteren. (….) Veel predikanten – niet die van orthodoxe signatuur – spreken de kerkgangers niet langer toe vanaf de kansel, maar gelijkvloers, vanachter een katheder. Ze maken de toehoorders deelgenoot van hun twijfels. Voor hen staat de Bijbel open voor meerdere interpretaties. Hoewel theologen een bijdrage zouden kunnen leveren aan debatten over de islam, over de zorgzame samenleving of over de euthanasiepraktijk, treden ze zelden op in talkshows – omdat ze daarvoor niet worden gevraagd of omdat ze hun diensten niet aanbieden. Ook in morele kwesties hebben seculiere autoriteiten, zelfbenoemd of niet, het laatste woord’.

Sander van Walsum pleit voor minder bescheidenheid bij de kerken. Tenslotte hebben de geestelijken in de geschiedenis ‘vaak aan de goede kant van de geschiedenis gestaan’. Hij wijst op de sociale rechten voor het proletariaat en voor de afschaffing van de slavernij. En ze waren verklaarde tegenstanders (en slachtoffers) van de dictators van de twintigste eeuw. De kerk heeft zichzelf altijd van dwalingen verlost. Vandaar dat ze nog steeds bestaat. De – ware – verhalen over machtsmisbruik door kerkdienaren doen geen recht aan de kerk als een instituut met veel verschijningsvormen en met een groot zelfreinigend vermogen, aldus de Volkskrant.

De ‘wijkende kerk’, zoals ze in God in Nederland wordt genoemd, heeft een moreel vacuüm nagelaten dat tot dusverre door geen ideologie of spirituele beweging is opgevuld. Want wat is er voor het geloof in de plaats gekomen? ‘Zelfspiritualiteit’, ofwel: ‘de zoektocht naar ‘de ware ik’ en ‘je authentieke zelf’- een goudmijntje voor de aanbieders van ‘selfawareness’-cursussen. De belofte van dit soort cursussen is dat ze naar zelfkennis en ‘zelfverwerzenlijking’ voeren en daardoor ook een breder maatschappelijk doel dienen. De mens die zichzelf heeft ontdaan van mentale ballast is tenslotte plezieriger gezelschap voor anderen en zal meer aan de samenleving kunnen bijdragen: als ik oké ben, kan ik meer betekenen voor mijn omgeving. Daarmee komt zelfspiritualiteit nog niet in de buurt van de dienstbaarheid (aan God én de samenleving) die de kerk in het vaandel voert, schrijft de Volkskrant.

‘Het atheÏsme biedt nauwelijks een wenkender perspectief, hoe vaak ook wordt betoogd dat de evolutietheorie ‘een uitstekend alternatief is voor het christelijk scheppingsverhaal’. Dat zit ‘m in het feit dat het tegenover het Iets van het geloof slechts het Niets stelt. En dat is, zelfs voor veel ongelovigen, toch wat pover en weinig troostrijk’.

Van Walsum kritiseert Richard Dawkins, hogepriester van het atheïsme, die onvoldoende onderkent dat het christendom weliswaar antisemitisme kent, maar dat had niet per se een raciale grondslag. Dat kwam later. ‘Maar in zijn ijver het christendom als bron van alle kwaad te identificeren, laat Dawkins dit soort details ongenoemd. Hij legt wel een causaal verband tussen de wandaden van christelijke vorsten en het geloof dat zij aanhingen, maar niet tussen de misdrijven van Hitler en Stalin en het atheïsme’.

Van Walsum concludeert: ‘De overtuiging dat God niét bestaat wordt met meer onverdraagzaamheid en hoon voor andersdenkenden uitgedragen dan de overtuiging dat God wél bestaat. De gelouterde kerk koestert de twijfel die daarbuiten uit de mode is geraakt. Het behoud van die kerk is in ieders belang’.

Foto’s:
1. Richard Dawkins
2. Illustratie bij het artikel uit de Volkskrant