Rijken rijker, armen…

Het thema sociale ongelijkheid staat komend jaar in de kerk centraal bij themadagen die met arbeid en werk te maken hebben. Trinus Hoekstra, secretaris van de beraadgroep Samenlevingsvragen, schreef er een artikel over voor het Christelijk Weekblad. Hieronder een substantieel deel van zijn bijdrage (ietwat aangepast). 

‘De rijken worden nog steeds rijker en de armen armer’. Deze woorden vormden de aanhef van de kritische reactie van hoogleraar economische geschiedenis Bas van Bavel op een publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS stelt daarin dat in 2014 voor het eerst sinds de economische crisis de kloof tussen arm en rijk niet verder is toegenomen.

Van Bavel kijkt met name naar de vermogensongelijkheid. Volgens Van Bavel is het vermogen van de rijkste 0,1% van de Nederlandse bevolking in 2014 met 10% gegroeid. Dat betekent dat de meest welgestelde zevenduizend huishoudens in Nederland 128 miljard euro aan aandelen, bank- en spaarrekeningen, huizen en andere bezittingen hebben, zo’n 10% van het totale vermogen in Nederland. Tegenover die 0,1% staat een groep van 15% Nederlandse huishoudens die meer schulden dan bezittingen heeft. Van een grote middenmoot van de bevolking is het vermogen vrijwel nihil.

In Nederland is de vermogensongelijkheid groot in vergelijking met de rest van Europa. De scheve verdeling van vermogen is een gevolg van de vele mogelijkheden die er in Nederland zijn om winst te behalen op vermogen en de lage belasting die daarop geheven wordt. Tegelijkertijd is in samenhang met de lage economische groei het rendement op arbeid voor velen laag, waardoor het op grond alleen daarvan moeilijk is om vermogen op te bouwen.

De verhouding doet denken aan de zegswijze ‘Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje’. Deze uitspraak behelst een volkswijsheid die door de ervaring gevoed werd dat je alleen met arbeid niet ‘boven Jan’ kwam. Dat was in ieder geval de ervaring in de 19e-eeuwse standenmaatschappij. Het restant van die maatschappij werd de afgelopen jaren op een bijzondere wijze geschetst in de Britse tv-serie Downton Abbey. In die serie werd ook de teloorgang van vermogen geschetst. Met en na de Eerste Wereldoorlog vond dit in heel Europa plaats. Het was een ontwikkeling die aanhield tot en met de jaren ’60 van de vorige eeuw. De schade van twee wereldoorlogen en de geopolitieke situatie daarna, de dreiging van het communisme die in het Westen aanzette tot de ontwikkeling van een verzorgingsstaat, eiste letterlijk haar (fiscale) tol ten opzichte van bestaand vermogen.

Volgens het eerder genoemde onderzoek van het CBS vallen de vermogensverschillen in Nederland gunstiger uit als je het vermogen in pensioenfondsen meetelt. Nu loopt er al langer een discussie onder economen over het wel of niet meetellen van pensioenvermogen. Zaak is om onder ogen te zien dat pensioen voor deelnemers van een pensioenfonds uitgesteld inkomen is. Voor lagere inkomens, met name ook voor mensen in tal van tijdelijke banen is de opbouw van pensioen beperkt en voor veel zelfstandigen zonder personeel zelfs nihil. Het is verder onzeker wat je van dit uitgestelde inkomen aan pensioen uitbetaald zal krijgen, gesteld dat je er aan toe komt. Met name dit laatste is cruciaal. Wanneer je overlijdt voordat je aan pensioen toekomt, spreken we voor het pensioenfonds van sterftewinst. Het kenmerk van vermogen is dat je er vrij over kunt beschikken en dat het overerfbaar is. Vooral dat laatste maakt hét verschil!

Nu kun je zeggen dat geld in pensioenfondsen een collectieve waarde en betekenis heeft. De deelnemers putten bij pensionering uit dit reservoir. Deelnemers laten bij overlijden hun deel na aan anderen. Is dit misschien ook een oogmerk om meer van betekenis te laten worden voor vermogens, door op progressieve wijze (dus naar hoogte van vermogen) meer belasting te betalen en dit vermogen ten goede te laten komen aan anderen? Dit zou mogelijk tegemoet komen aan het risico waar velen in de participatiesamenleving bij gebrek aan eigen vermogen mee te maken dreigen te krijgen. Het risico namelijk dat men niet in staat is om op eigen kracht zorg, onderwijs en sociale zekerheid te realiseren. Of moet dit risico eerst zulke vormen aannemen dat de sociale druk voor grote vermogens zo onontkoombaar wordt dat men wel weer (fiscale) tol moet betalen?

Bij het thema ‘Sociale ongelijkheid’ hebben Kerk in Actie en de Raad van Kerken materiaal voor viering en gesprek gemaakt. Het is voor € 3,50 te bestellen via rvk@raadvankerken.nl en te downloaden op http://www.raadvankerken.nl/?b=3652 .

Trinus Hoekstra, werkzaam bij Kerk in Actie binnenland