Christenen in Syrië

In Nederland kennen we vooral de Syrisch-Orthodoxe Kerk. De kerk is lid van de Raad van Kerken en kent duizenden leden, vooral in de regio Twente en de regio Amsterdam. De naam is verwarrend. Slechts een derde van de Syrisch-orthodoxen in Nederland heeft wortels in het land Syrië, twee derde stamt uit Zuidoost-Turkije.

De Syrisch-Orthodoxe Kerk is niet de grootste kerk van het huidige Syrië. Het is qua omvang de derde kerk van het land. De Antiocheens-Orthodoxe Kerk heeft de meeste leden. Daarnaast is er de Grieks-Katholieke Kerk. Je hebt de kleinere geünieerde Syrisch-Katholieke Kerk. En je hebt bescheiden protestantse denominaties.

In totaal telde Syrië voor de geweldsuitbarstingen 23 miljoen inwoners; 10 procent daarvan is christelijk. Inmiddels zijn er meer dan 4 miljoen vluchtelingen. De meeste vluchtelingen zijn moslims. Daarnaast zijn er ook vele christenen en andere minderheden, die het land hebben verlaten. Ze komen in de regel niet in de opvangkampen terecht, omdat ze zich daar niet veilig voelen. Ze vinden onderdak bij familie en kennissen. Dat is lastig, want daardoor zijn ze in de statistiek ondervertegenwoordigd en ze krijgen niet de aandacht die de zichtbare stroom vluchtelingen van moslims wel krijgt.

Arameeërs
Het christendom heeft vroege wortels in Syrië en de omringende landen. Paulus is een van de zendelingen die het evangelie vanuit Jeruzalem naar de omliggende landen heeft gebracht. In het Turkse Antiochië werden de mensen van de weg voor het eerst christenen genoemd. En toen de gemeente uit Jeruzalem moest vluchten voor de Romeinen vond men een onderkomen in het Overjordaanse Pella. De christenen vertegenwoordigen dus een oorspronkelijke vorm van joods-christelijke spiritualiteit. Ze spreken in de kerk een taal die aansluit bij het Aramees dat Jezus vermoedelijk zelf heeft gesproken. De kerk vertegenwoordigt een traditie die direct teruggaat op de Heer zelf.

Er zijn altijd wel van deze christenen van Syrische, Aramese signatuur in Syrië gebleven. De Syrisch-orthodoxen in Syrië vormden voor 1915 een kleine groep in het westen van het land die Arabisch sprak.

Het leeuwendeel van de Syrisch-orthodoxen dat nu in Syrië woont, stamt echter af van de vluchtelingen (ook toen al!) uit 1915. Als gevolg van de genocide door het Ottomaanse Rijk in dat jaar sloegen zij op de vlucht vanuit wat nu Zuid-Turkije is en streken ze neer in Syrië. Met deze influx van Syrisch-orthodoxe en Syrisch-katholieke vluchtelingen, kwam hun neo-Aramese spreektaal, het Turoyo, mee. Ze gingen wonen in de Noord-Syrische stad Aleppo en de steden van de regio Al-Jazira in Noordoost-Syrië. Het Syrisch-Orthodoxe patriarchaat verhuisde in 1929 van Mardin (Turkije) naar Homs (Syrië) en later (1959) naar Damascus en het nabij gelegen Ma`rat Saidnaya. Het zijn tekenen dat men in Syrië een safe haven had gevonden. Tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990) verhuisde ook hun seminarie van Libanon naar het toen veiligere Syrië.

Armeniërs
Niet alleen deze Aramese christenen vluchtten na 1915 vanuit Turkije naar het huidige Syrië, maar ook christelijke Armeniërs. De reeds bestaande ‘oude Armeense’ gemeenschap in Syrië, die qua taal in belangrijke mate was gearabiseerd, onderging een enorme aanwas. Door de ‘nieuwe Armeniërs’ maakte de Armeense taal een opleving in Syrië door, zelfs onder de mensen van wie de taal al eeuwen Arabisch was geweest. Syrië werd als mandaatgebied (1920-1946) geregeerd door de Fransen en was na de Eerste Wereldoorlog voor al deze christenen een veilig toevluchtsoord.

Assyriërs
Hetzelfde gold ruim 15 jaar later voor Assyrische christenen uit Irak. Zij behoren tegenwoordig tot vier kerken: twee gescheiden groepen van de oude ‘kerk van het Oosten’, de geünieerde Chaldeeuwse Kerk en de kleine Assyrische Protestantse Kerk. Als gevolg van de clash tussen hun eigen Assyrische nationalisme en het Arabische nationalisme van de Irakese staat, met name uitmondend in het zogeheten bloedbad van Simele (stad in Irak) in 1933, trokken velen van hen de Iraaks-Syrische grens over en stichtten dorpen aan de rivier de Khaboer in het Syrische Al-Jazirah. Ook zij brachten hun eigen neo-Aramese spreektaal mee, het Sureth.