Gewoon ongewoon vinden

Oecumene is nodig om in actuele maatschappelijke thema’s samen te werken. Die thema’s komen vaak adhoc op. Op het moment dat je zoiets signaleert, zoek je elkaar op. De ramp met vlucht MH-17 is daarvan een goed voorbeeld. Nood breekt kerkelijke wet.

Prof. dr. Mechteld Jansen, rector en voorzitter van het college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam (VU) en Groningen sprak zaterdag tijdens het symposium ‘Kerk 2.0’ in Biddinghuizen, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de kerk. Ze ging in op de toekomst van de kerk, trends en tekeningen.

Mechteld begon met een bemoedigend voorbeeld. Ze vertelde van haar ervaringen in Kameroen, waar ze jaren heeft gewerkt. Op een zondagochtend kwam het voor dat meer dan honderd doopkandidaten zich verzamelden in de tuin. Ze werden geëxamineerd in Oude Testament, Nieuwe Testament, ethiek en dogmatiek. Je kon voor dat examen zakken, en als dat gebeurde, zaten de afgewezen dopelingen huilend in de tuin. Zo graag wilden zij onderdeel uitmaken van de wereldkerk. De hoogleraar uit Swifterbant noemde het als relativerend voorbeeld en als signaal van hoe God zijn eigen gang gaat en de kerk afwisselend in verschillende streken kan laten opbloeien.

Ze citeerde vervolgens Chesterton: ‘The function of the imagination is not to make strange things settled, as much as to make settled things strange’. Oftewel: wij moeten in de kerk normale dingen weer een beetje vreemd gaan vinden. Onder dat motto wilde ze ook haar referaat aanreiken. Ze sprak vervolgens over vier onderwerpen: de ervaring, de revitalisering, de oecumene en de communicatie c.q. media.

Mechteld Jansen typeerde de huidige tijd als een periode met veel nadruk op beleving. ‘Mensen geloven steeds minder intellectueel. Het gaat steeds minder om leerstellingen. Daar zal dan ook minder conflict over ontstaan’. De protestanten hebben al heel veel overgenomen van de evangelische richting, aldus Mechteld Jansen. Het gaat er steeds weer om dat je in een flow komt door de kracht van het woord en de muziek.

Mechteld Jansen zei dat ze op den duur vanuit de universiteit een tegenbeweging verwacht. ‘Mensen krijgen op den duur intellectuele honger. Het zijn namelijk meest hoger opgeleiden die meedoen in evangelische kringen. En ik verwacht dat er weer vragen gaan ontstaan, die je niet alleen met praise en worship te lijf kunt gaan’.

Jansen gaf aan dat er bij alle verschuivingen in toenemende mate een kern is geformuleerd van wat men in het geloof in alle kringen essentieel acht. Elementen als kruis en opstanding. En hoop. Dat zijn elementen die bij het basispakket van het geloof behoren en waar je niet te veel over debatteert.

De generatiekloof, zo vervolgde ze, loopt op dit moment niet tussen de ouderen en de jongeren, maar tussen de grootouders enerzijds en de ouders en kinderen anderzijds. Grootouders zijn kerkelijk. Anderen niet. Ouders die na 1960 zijn geboren, zijn sterk geseculariseerd. Ze geloven op een eigen gevoelsmatige manier. Daarbij blijft er een hardcore groep van gelovigen die de essentiële thema’s vasthouden en die een sobere levenswijze propageren. Jansen stelde vast dat ondanks de secularisatie het aantal echte atheïsten al jaren gelijk blijft, het aantal ligt ongeveer op tien procent, en dat aantal groeit niet. Veel mensen behoren bij de ietsisten. Zij komen soms uit de ruif eten met wat ze te pas komt. Die ietsisten vind je ook in de middenstroom van de kerk. Tegelijk verwachten allen van de kerk als geheel een heldere identiteit. Jansen signaleerde dat hier een paradox ligt. ‘De  kerk moet kerk blijven met het complete basispakket, maar ze mensen individueel willen er wel enige afstand van kunnen nemen’. Dat roept natuurlijk de vraag op wie dat basispakket kan blijven garanderen.

Er vinden in vrijwel alle kerken pogingen plaats om de kerk te revatiliseren, vertelde Mechteld Jansen. ‘Al die inspanningen leveren geen grote toestroom op van nieuwe leden’, maar als missionaire theoloog kijk ik er ook anders naar. ‘Het levert soms wel volharding op bij de blijvende mensen’. Dat is ook waardevol. Ze adviseerde in die zin iedere gemeente om een revatiliseringsprogramma op te stellen. Voor de één kan dat zijn dat men extra aandacht aan de buurt besteedt, voor de ander dat men zich op speciale doelgroepen richt. Zo kan je je ook richten op de doelgroep bejaarden. Dat laatste is helemaal geen rare keus. Ook wetenschappelijk niet. ‘Je moet kijken wat je energie oplevert. Waar de Geest waait, gaat alles makkelijker. Op veel plaatsen vinden revitaliseringsprojecten plaats waar mensen aan opbranden, dat moet niet mogen’.

De VU-academicus vertelde verder dat er bij studenten nagenoeg geen belangstelling is voor oecumene. ‘De orthodoxe studenten vinden dat er in het verleden niets fout is gegaan en dus is voor hen oecumene overbodig. En studenten van de PKN bijvoorbeeld hebben weinig boodschap aan de interne verschillen tussen kerken’. Het resultaat is hetzelfde. Er zijn weinig studenten die zich interesseren voor bijdragen over doop, ambt en kerkorde. Als er al sprake is van interesse dan betreft het de vragen van plaatselijk niveau en beperkt de vragen van bovenplaatselijk niveau. Jansen citeerde het boek ‘Raven’ en haalde de periodisering aan, die daarin naar voren komt. Ze benoemde de fasen van het eenheidsdenken, het engagement en de derde fase typeerde ze als een fase van het appel. Mensen doen adhoc aan oecumene als ze zich verzamelen rond een actueel maatschappelijk thema.

Mechteld Jansen sprak zich tenslotte zeer kritisch uit over de journalistiek in Nederland. ‘Ik wil pleiten voor meer kennis bij (religieuze) journalsten’. Ze merkte in gesprekken met het journaille dat zelfs de meest elementaire kennis bij de professionele media ontbreekt. ‘En dan heb ik het nog niet over het aantal keren dat men het woordje ‘nog’ gebruikt. Er zijn heel veel vooroordelen’.

Jansen pleitte voor een onbevangenheid en openheid van de kant van de kerk. Er groeit een nieuwe generatie op die die apartelingen op een bepaalde manier kan boeien.

In het laatste deel van haar referaat gaf Mechteld Jansen weer hoe het project 7 x7 heeft gewerkt. Ze vertelde hoe men op zeven plaatsen in Nederland met zeven mensen in gesprek is gegaan over de toekomst van de kerk. Er volgden – hoe kan het ook anders – zeven aanbeveling uit.

1. Leg nadruk op het volgen van Jezus. Stop met geloven als het afvinken van oude dogma’s.
2. Stop met gastvrijheid. Stel je zelf als gast op.
3. Richt je niet op de organisatie, maar op de ontmoeting. Zet je kerkgebouw op marktplaats.
4. Wees eerlijk, en vertel niet alleen over succes. Stop met marketing.
5. Maak geen show van de kerk, maar luister. Stop met show- en praisebands.
6. Vlucht niet weg, maar wees betrouwbaar als partner naar de aarde. Stop met de hemel.
7. Laat toe dat verhalen verschillen. Stop met bluffen over zekerheden.

Mechteld verwacht dat de kerk in de toekomst uit twee delen zal bestaan. Er zullen steeds meer kleine groepen zijn die dan enkele jaren bestaan, waarin gelijkgestemden zich sterk maken rond een concreet punt. En er zal een verzorgende kerk zijn, waarvan mensen op bepaalde momenten in hun gebruik willen maken.

Wat Biddinghuizen zelf betreft, zei ze, zich te kunnen voorstellen dat men iets meer inhaakte op de grote manifestaties die in Biddinghuizen jaarlijks plaatsvinden: Opwekking (60.000 bezoekers) en Lowlands (50 tot 60.000 bezoekers). En ze zou zich kunnen voorstellen dat men doet waarin men sterk is, en misschien is dat wel ouderenzorg. Ze citeerde Rowan Williams die het een kwestie van spiritualiteit noemde van hoe men met ouderen omgaat. Je moet voorkomen dat ouderen angst krijgen als ze de ouderdom in de ogen zien. Wellicht dat de kerk als ‘friends of the elderly’ daar ook iets in kan betekenen.

Uiteindelijk komt het aan op een sense of belonging. En daarbij is het niet de vraag of de ander bij ons past, maar de vraag in hoeverre ik me weet aan te passen bij de ander.

Naast het inleidende referaat waren er diverse werkgroepen, waaronder een werkgroep georganiseerd vanuit de Raad van Kerken in Nederland over ‘als pelgrims op pad gaan’.

Foto’s:
1. Mechteld Jansen
2. Henk Klompe en Geeske Hoving
3. Deel van een workshop
4. Bram Bregman en Sabine van der Heijden
5. Zaalimpressie