Verklaring over 4 mei

Wie herdenken we op 4 mei? Hierover heeft het Cairo-overleg begin 2013 gesprekken gevoerd met het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Op dit moment is het Nationaal Comité bezig met een nieuw memorandum, dat de beleidslijn vormt voor de komende jaren. Met het oog daarop heeft het Cairo-overleg samen met een aantal organisaties onderstaande verklaring met toelichting naar het Nationaal Comité 4 en 5 mei gestuurd.

Hedenochtend hebben onderstaande organisaties de volgende verklaring en toelichting naar het Nationaal Comité 4 en 5 mei gestuurd.

Onderstaande organisaties zijn van mening dat in het nieuwe memorandum, dat de beleidslijn zal bevatten die bij de Nationale Herdenking op 4 mei wordt gevolgd, de volgende punten dienen te worden opgenomen: 

Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij Nederlanders of de vluchtelingen die woonden in het Koninkrijk der Nederlanden, welke in de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord, gesneuveld en gestorven, waarbij Joden, Sinti en Roma als slachtoffers van de genocide expliciet worden genoemd.
Wij herdenken de slachtoffers, niet de daders.
Ook gedenken wij Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog het leven lieten in oorlogssituaties en bij vredesmissies.

Het Caïro-overleg, bestaande uit:
– Contactorgaan Moslims en Overheid, Rasit Bal
– Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, Marijke Slager-van Sijs
– Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom, Ron van der Wieken
– Raad van Kerken in Nederland, Marius van Leeuwen

Verder:
– Centraal Joods Overleg, Jaap Fransman
– Centrum Informatie en Documentatie Israël, Esther Voet
– Het Veteranen Platform, Hein Scheffer
– Nederlands Auschwitz Comité, Jacques Grishaver
– Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland, Pieter Goedendorp
– Vereniging Sinti, Roma en woonwagenbewoners NL,  Sabina Achterberg
– Krijgsmacht  imam, Ali Eddaoudi
– Krijgsmacht  rabbijn, Menachem Sebbag

Toelichting
 
In het verleden was er al vaak discussie over de vraag wie er op 4 mei worden herdacht.
De laatste jaren werd zelfs geregeld geopperd om ook de doden die vielen ‘aan de andere kant’ (de Duitse, Japanse) te gedenken. Was de tijd niet rijp voor zo’n ‘verzoenend’ gebaar?
In 2012 kon maar net worden voorkomen dat een scholier op de Dam een gedicht las ter na-gedachtenis van een oudoom die bij de SS was gegaan.

Maar verzoenen is een daad van levenden, de doden kunnen het niet meer. Het is niet moge-lijk het namens de doden te doen, daarom ook is verzoenen met de gesneuvelde daders van toen niet  mogelijk.

Dat maakt de vraag urgent: wie herdenken we op 4 mei?

Het antwoord op die vraag is: de slachtoffers niet de daders.

Wie en wat     


Op de Dam (en op de vele andere herdenkingsplekken in ons land) zouden op 4 mei herdacht moeten worden: degenen afkomstig uit of woonachtig in het Koninkrijk der Nederlanden, die 

– in de Tweede Wereldoorlog werden vermoord in de Nazi – vernietigingskampen, slacht-offers van genocide als gevolg van racisme en discriminatie;
– in WO II stierven in Japanse internerings- of krijgsgevangenkampen;
– in WO II ter dood werden veroordeeld vanwege het verzet;
– in WO II als militair of koopvaardijpersoneel het leven lieten;
– in WO II stierven bij bombardementen, door honger, uitputting of anderszins.

We herdenken dat mensen het leven hebben verloren ten gevolge van racisme, onrecht en onmenselijkheid.
Ook trekken we lijnen naar het heden: wat toen gebeurde zou nooit meer mogen gebeuren. Helaas is de realiteit anders: oorlogen van allerlei aard en omvang hebben sinds 1945 steeds gewoed.

De inzet voor vrede en vrijheid is een verplichting die 5 mei, Bevrijdingsdag, ons oplegt. Daarom participeert Nederland geregeld in VN-vredesmissies.
En dan past het om landgenoten die bij het volvoeren van deze militaire taak het leven lieten, te gedenken op 4 mei.

Waarom herdenken wij?  
     

Op 4 mei herdenken wij primair alle slachtoffers die WO II in ons land en overzee maakte – de velen die stierven als willoze slachtoffers, en de velen die bewust hun leven gaven, strijdend voor gerechtigheid en vrijheid. We gedenken hen bij name om hen niet te vergeten.
 
Zoals gezegd, we herdenken óók om ons eens te meer bewust te zijn van wat nooit meer mag gebeuren, en van de waarden waarom het ons moet gaan. De waarde van de rechtsstaat bij-voorbeeld, die niet mag afglijden naar een door terreur en willekeur beheerste staat. De waar-de van een open, tolerante samenleving, waarin racisme – het apart zetten van mensen op grond van hun identiteit, afkomst, geaardheid – geen kans krijgt. Het is van groot belang om aan een jongere generatie duidelijk te maken dat een les uit WO II is dat zulk racisme leidde tot de verschrikking van de Sjoa (term die we liever gebruiken dan ‘Holocaust’), en dat het telkens weer zijn slachtoffers kan maken en maakt (denk aan de etnische zuiveringen in Bos-nië).
 
Het verhaal blijven vertellen over de Tweede Wereldoorlog, en met name over het grote kwaad van de genocide waartoe het racisme toen leidde, is eens te meer belangrijk nu 50% van de schooljeugd grootouders en/of ouders heeft bij wie de Tweede Wereldoorlog, zoals die in Nederland woedde, niet in het eigen ‘familie-geheugen’ is opgeslagen.
Ook daarom is het – zo onderstrepen Joden, Moslims en Christenen in deze verklaring – van belang dat op 4 mei de slachtoffers die rassenwaan toen maakte bij name worden genoemd.