Secularisatie

Hieronder volgt de tekst van hoofdstuk 4, secularisatie uit de bundel ‘Raven’.

4. Secularisatie

‘Het geheim van Albert Einstein is niet dat hij ingewikkelde berekeningen maakt. Zijn wapen is zijn fantasie, zijn verbeelding, het gemak waarmee hij bestaande kaders overstijgt’. Robbert Dijkgraaf typeert met die zinnen in een uitzending van ‘De Wereld Draait Door University’ de grootste wetenschapper uit de twintigste eeuw. Hij laat er ook mee zien, dat geloof en wetenschap in elkaars verlengde liggen. Kerk en wereld beconcurreren elkaar niet. De stellingen van Galileï over een ronddraaiende aarde en een zon als centrum van het universum laten zich verbinden met het besef van God als Schepper. Het is een uitdaging voor kerk en wereld om die verbinding van rationaliteit en spiritualiteit consequent voor ogen te houden. Zowel de kerk als de wereld hebben er belang bij de onderlinge relatie in balans te brengen.

Dat vraagt om openheid van de wereld voor de spiritualiteit van het geloof. Je zou het een bekering kunnen noemen; een bekering waarvoor goede argumenten zijn . De wereld heeft namelijk veel aan de kerk te danken. De kerk zorgde voor de opleidingen waardoor de wetenschap zich kon ontwikkelen. De kerk zorgde voor ziekenzorg, voor barmhartigheid en moraal, waardoor mensen die de dupe van de wereld werden, konden worden opgevangen. De kerk zorgde voor culturele ontwikkeling, waardoor verder besef van schoonheid zich kon ontwikkelen. De kerk zorgde voor economische vooruitgang. Tenslotte waren het de kloosters die een beslissende stoot hebben gegeven in ontginningen van moerassen en stijgende landbouwproducties. 

Omgekeerd hebben mensen in het algemeen veel aan de secularisatie te danken. Het zijn geseculariseerde politici geweest die zich in Nederland hebben ingespannen voor de opstelling van een grondwet, de afschaffing van de slavernij, de beëindiging van kinderarbeid, de rechten van arbeiders, de rechten van vrouwen, de rechten van ouderen op AOW, het tegengaan van discriminatie van homoseksuelen en minderheden. Mensen als Thorbecke, Van Houten en Drees hebben zich daarbij vooral door een humane overtuiging laten leiden. Religieuze argumenten waren minder relevant en voor zover aanwezig waren ze soms een sta in de weg, omdat ze door conservatieve krachten werden aangehaald om de oude situatie te legitimeren. Je kunt niet bij voorbaat zeggen, dat secularisatie slecht is: het blijkt in de praktijk mogelijk te zijn dat mensen uit sociaal besef en ongecompliceerde liefde tot daden in staat zijn waar mensen met een geloofsboek nog niet aan toe zijn gekomen. Er is dan ook geen reden om als kerken negatief over secularisatie te spreken.

Leven

De term ‘secularisering’ is afgeleid van het Latijn ‘saeculum’, en betekent: ‘het aardse leven’, ‘de wereld’. De term wordt vaak gebruikt om aan te geven dat de kerk minder maatschappelijke invloed heeft dan voorheen. Sommige mensen vinden dat problematisch. Zij vinden dat de leiders van een religie meer dan anderen het leven moeten kunnen beïnvloeden. Zij roepen een dilemma op tussen religie en wereld. En brengen impliciet gelovigen in een lastige positie, want aan wie moeten zij hun loyaliteit gunnen, aan religieuze leiders of aan seculiere wetenschappers en politici?

Je kunt ook anders met religie omgaan en zeggen dat de vertegenwoordigers van de kerk geen primaat hoeven te hebben boven andere sectoren van de samenleving, maar gewoon één van de bouwelementen kunnen leveren om het denken en het leven van mensen te dienen. Dat is misschien wennen, zeker als je een tijd hebt geleefd met het idee dat je eigen levensbeschouwing superieur is aan die van anderen. Sommige mensen hebben dat onderbouwd vanuit een theocratische visie. Ze menen dat hun idee van God normerend zou moeten zijn voor anderen. In landen waar één religie of één kerk een meerderheid heeft, kan je nog steeds de risico’s van een dergelijke benadering zien. Met een variant op de term ‘macht corrumpeert’ kan je zeggen: ‘dominantie discrimineert’. Of het nu gaat om landen met één bepalende staatskerk of om landen waar één religie de dienst uitmaakt, je merkt dat minderheden al gauw ondersneeuwen.

Bestuurders hoeven niet te kwader trouw te zijn, maar zelfs een opmerking als: ‘natuurlijk houden wij ook rekening met jullie’ kan betuttelend wezen. Een dergelijke instelling gaat uit van een verkeerd idee van verdraagzaamheid, omdat de meerderheid de ruimte voor en het gevoelen van de minderheden formuleert. Het is eigenlijk pas van deze tijd, dat mensen wereldwijd beseffen dat vrijheid van religie begint met vrijheid voor een ieder om zelf een keus te maken voor (g)een religie en voor de verdere uitwerking van die keus. De waarde van een democratie bestaat niet uit het doen van wat de meerderheid wil, maar in het zich rekenschap geven van wat minderheden nodig hebben om hun leven in te richten zoals voor hen waardevol is. 

Vooral de Verlichting heeft de verhoudingen veranderd. De macht van de kerk brokkelde af, althans in West-Europa. Elders in de wereld is het beeld genuanceerder. In Noord-Amerika zie je inmiddels ook steeds meer sporen van secularisatie. In Oost-Europese landen kan je de invloed van het communisme aanwijzen. De kerken hebben daar nooit veel ruimte gekregen in het publieke leven. Ook in andere landen zijn incidenteel seculariserende tendensen aan te wijzen. In landen als Japan en China speelt de religie van oudsher slechts een bescheiden rol in het openbare leven. In veel Afrikaanse, Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen heeft religie wel behoorlijk wat invloed op het openbare leven.

Godsdienstsociologen wijzen er op dat de secularisatie verschillende dimensies heeft. Ze spreken van een ‘multidimensionaal concept’ . Het is zinvol om het massieve begrip ‘secularisatie’ wat nauwkeuriger te analyseren. We noemen vier terreinen:
a. Secularisatie in het persoonlijk leven;
b. Secularisatie in het kerkelijk leven;
c. Secularisatie in het maatschappelijk middenveld;
d. Secularisatie in het publieke leven.

a. Persoonlijke leven 

De islamdeskundige Olivier Roy ziet secularisering als een maatschappelijk verschijnsel . Het is niet door iemand bedacht of via besluitvorming tot stand gekomen. Secularisatie betekent voor hem, dat geloof niet meer het punt is, waar alles in het persoonlijke leven om draait. Je kan in een discussie je gelijk niet halen door je op transcendente motieven te beroepen. Je hebt geen voorsprong in de argumentatie als je religieuze autoriteiten citeert. Iedereen mag zichzelf een mening vormen, gebaseerd op eigen gezond verstand en een eigen inschatting van de werkelijkheid.

Geert Mak legt in zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd uit hoe het zo ver is gekomen. Het heeft te maken met de manier waarop mensen naar het leven kijken. Het heeft zijn mythologische karakter verloren en is maakbaar geworden. Mak citeert Carl Gustav Jung om de ontwikkelingen aan te geven. De westerse religies spreken niet meer over duivels en over kwade goden. Ze hebben ook geen God meer nodig, die de kwade machten in bedwang houdt. Aanvankelijk was het leven op het platteland nog lange tijd verweven met het mysterie van groei en vernieuwing. Ieder voorjaar, ieder nieuw geboren dier op de boerderij en ook iedere teleurstelling van een misoogst bepaalde je bij je eigen beperkingen en bij het geheimenis van het leven. Een dergelijke directe relatie met de bron van leven is minder voor de hand liggend bij mensen in de stad. Zij kopen hun voedsel in de supermarkt en herkennen amper nog een dier in het gekochte vlees. 

Geert Mak vertelt: ‘In de moderne verzorgingsstaat leek geen onontkoombaar noodlot meer te bestaan. Dankzij medische techniek en sociale zekerheid hadden de mensen kans gezien om dood, rampspoed en ellende uit te bannen, te beheersen of althans naar de marges van het bestaan weg te drukken. Dat leidde op den duur tot een andere houding jegens onzekerheid in het algemeen en jegens de lotbestemming van ieder mens in het bijzonder. Het besef van tragiek, de erkenning dat er in een leven onontkoombare gebeurtenissen konden plaatsvinden, het leek vervangen door het idee dat alles maakbaar was, of herstelbaar, of op zijn minst in geld compenseerbaar. Daarmee veranderde er ook iets in de houding van mensen ten opzichte van de natuur – al was dat een veel subtieler proces. In Jorwerd was dat eigenlijk alleen maar meetbaar in het almaar dalende aantal bezoekers van de bid- en dankdiensten voor het gewas, die vanouds elk voor- en najaar in de kerk werden gehouden. Dankzij de moderne techniek kregen de boeren de indruk dat ze de natuur steeds beter in de hand hadden. Dat deed hun angsten afnemen, maar het verminderde ook hun ontzag voor het Hogere. Ze hoefden niet meer tijdens de hooiweken gespannen naar ieder onweerswolkje te kijken. Er was nu immers kuilgras en dat kon wel een buitje verdragen. Angst voor muizenplagen bestond niet meer. Er waren immers bestrijdingsmiddelen’ .

Mensen ervaren in het dagelijkse leven geen noodzaak zichzelf aan het transcendente uit te leveren . De relatie met God is gebaseerd op een zekere gelijkwaardigheid. Mensen geven invulling aan hun eigen verantwoordelijkheid. God heeft daarnaast ook een eigen verantwoordelijkheid. De religieuze en de seculiere inzet kunnen in elkaars verlengde liggen. Dat maakt de relatie tussen God en mens spannend. God respecteert de mensen en waardeert hun positieve bijdrage aan het leven. Wij mensen waarderen God en gunnen hem zijn eigen inbreng en sluiten hem niet op in eigen (vroom ingezette) wetmatigheid. Omgekeerd laat God aan mensen ruimte voor eigen initiatief. Het doet er werkelijk toe wat zij bedenken en organiseren. Ze zijn geen marionetten. Mensen hebben de mogelijkheid om die vrije ruimte goddeloos te vullen en de mogelijkheid om daarin God te zoeken.
 
De secularisatie maakt ondertussen geen einde aan het verlangen naar ‘een omvattend kader’. Op de één of andere manier heeft nagenoeg ieder mens wel behoefte aan zingeving, aan motieven die verder reiken dan toeval. Het is aan mensen zelf of ze die behoefte aan spiritualiteit en transcendentie verbinden met God. Je kan als mens zelf uitmaken voor wie je je openstelt. Het is aan mensen zelf door wie of wat ze zich laten verleiden. Het contact met God is een verliefdheid, een liefdesaffaire waarop zij ingaan of niet . De enige eigenaar van passie en religiositeit is de mens zelf. 

Ook gelovigen, trouwe kerkleden, hebben voluit deel aan de moderne, geseculariseerde cultuur. Zij merken dat de vanzelfsprekendheden van vroegere geloofsvoorstellingen wankelen. Ze kennen de oude antwoorden van het geloof, maar óók de kritische, verlichte vragen. En zij maken een keus in hoeverre het klassieke antwoord voor hen relevant is, ongeacht de vraag of de kerkelijke autoriteiten daar een mening over hebben.

Huub Oosterhuis heeft de persoonlijke spiritualiteit onder woorden gebracht in een lied:

Gij zijt niet ver van wie U aanbidden,
niet hoog en breed van ons vandaan.
Gij zijt zo menselijk in ons midden
dat Gij dit lied wel zult verstaan.

Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen
en niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient .

Mondige mensen

Natuurlijk kan je allerlei kritische kanttekeningen plaatsen bij de secularisatie. Maar de secularisatie heeft ook iets opgeleverd. Je wordt als persoon serieus genomen.

Herman Fiolet, de eerste algemeen secretaris van de Raad van Kerken, heeft enkele decennia geleden al in die zin over de secularisatie geschreven . Hij typeert haar als ‘een nieuwe mogelijkheid tot een eigentijdse geloofsbeleving’. Fiolet ziet de secularisatie als een logische historische ontwikkeling die inzet bij de Renaissance. Galileï leidde de vernieuwing van het denken in met zijn stellingen over het draaien van de aarde. De kerk bleek niet in staat om zich flexibel op te stellen en zo ontstond er een conflict, waar diverse theologen tot op de dag van vandaag op voortborduren. ‘Dit conflict heeft ernstiger het zelfverstaan van de kerk aangetast dan de breuk tussen de westerse en de oosterse kerken in 1054 en de verdeeldheid van de westerse kerk in 1517’, aldus Fiolet.

De diverse terreinen van de samenleving hebben zich in een lang en moeizaam proces ontworsteld aan het dictaat en de vanzelfsprekende macht van de kerk. Vertegenwoordigers van de kerken moeten zich dat realiseren als ze in een seculier land als Nederland vanuit de samenleving soms achterdocht en vooroordelen ervaren. Mensen buiten de kerk moet men niet veroordelen, stelt Anton Houtepen , want velen zoeken naar participatie aan het leven: in banen, in sport, in vriendschap. Een ‘deelnemend’ leven betekent allereerst een sociaal leven en zorgt voor de middelen van het leven: democratische oplossingen voor het milieu, gezondheid voor allen, educatie, communicatie, aandacht voor drop-outs. Kerk en religie hebben geen exclusief patent op zorg en zorgvuldigheid. Profaan en heilig lopen samen op. Ze kunnen elkaar verdiepen.

Dietrich Bonhoeffer citeert in zijn gevangenisbrieven (16 juli 1944) Hugo de Groot’s woorden:‘Etsi Deus non daretur’ – (leven/ handelen) ‘alsof God niet bestaat’. Bonhoeffer maakt duidelijk hoezeer mensen en God vanuit eigen verantwoordelijkheden elkaar ontmoeten. We nemen als religieuze mensen – voor zover we daartoe bij machte zijn – afscheid van de kleine godjes ter wille van de eigen verantwoordelijkheid, waarmee we de ene God tegemoet treden. We moeten die eigen verantwoordelijkheid (die niet door God is geclaimd, en waarin God mensen regie laat) onder ogen zien. Onze mondigheid dwingt ons die situatie waarin God ontbreekt te analyseren. Het is de wereld waarin God is gekruisigd, is uitgebannen, waarin God onmachtig is; het is daarin juist de wereld waarin God mensen serieus neemt en mensen ruimte laat om als partner de Heer tegemoet te treden.

 

b. Kerkelijke leven

 

De kerk heeft ook als georganiseerd verband van christelijk geloof, als instituut, met secularisatie te maken. Antonius Liedhegener definieert secularisatie in die zin als ‘ontkerkelijking’ . Secularisatie betekent dat de kerk als instituut minder macht krijgt en dat de betrokkenheid van mensen bij de kerk afneemt. Kerkgebouwen gaan dicht en het animo om als geestelijke of als vrijwilliger de kerk te dienen neemt af.

De cabaretier Theo Maassen maakte in zijn show van 2012 onderscheid tussen religie, institutioneel ingevuld, en verwondering in authentieke zin. Hij hekelde de religies. Concreet noemde hij het christendom en de afwijzing van de homofilie; de joden en hun onlogische besnijdenis (alsof God het lichaam niet mooi heeft gemaakt); de islam en de discriminerende opvattingen over vrouwen. ‘Weg met al die domme, bange, religieuze mensen’ riep hij vanaf de Bühne. Even later ging hij in zijn show in op het wonder van de mens – ‘het is toch een wonder dat we er zijn’. Op de perfecte afstand waarop de aarde afstaat van de zon en de perfecte snelheid waarmee hij in de ruimte cirkelt: precies 1700 kilometer per uur.…

Mensen hebben geen boodschap aan een instituut dat als een pantser om hun levensstijl ligt. Ze glimlachen om de ethische normen van kerkelijke autoriteiten. Ze zijn achterdochtig en in ieder geval niet van zins dergelijke gedachten één op één over te nemen. Als ze al een instituut willen erkennen, dan moet het er een op menselijke maat zijn, toegankelijk, dienstbaar, zachtmoedig en bescheiden, in de lijn van Galaten 5.

Boele Ytsma schrijft over het leven van een christen als een moderne pelgrimsreis: ‘Omdat onze reis lijkt op een expeditie, maar ook een beetje op een pelgrimage en zelfs enigszins op een nomadisch bestaan, zullen we licht willen reizen. Te veel ballast verzwaart de reis. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Jezus stuurt in het Evangelie van Lukas zeventig mensen op weg met het reisadvies: Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee. Dat zet de reis op scherp. Wie zo op reis gaat, weet dat hij op een ander is aangewezen. En vooral: wie zo op reis gaat, moet veel achterlaten. Veel wat hem lief is. We zullen dus moeten schiften: wat nemen we mee en wat laten we achter? We kunnen onmogelijk alles meeslepen. Zware dogma’s, dikke belijdenissen, vastgeroeste gewoontes, vertrouwde kerkbanken en preekstoelen – het lijkt me allemaal te zwaar om mee te torsen. (….) Nee, dit is wat je zou moeten meenemen: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Dat is de lichtgewicht uitrusting die ons van pas komt. Dat zijn zaken die Paulus de vrucht van de Geest noemt’ .

Tegelijk mag dat instituut verwijzen naar God. Want daarin onderscheidt de kerk zich van andere organisaties en verbanden. Er is immers geen ander georganiseerd verband dat als belangrijkste taak voor zich geformuleerd heeft God aanwezig te stellen in woord en daad, in symbool en sacrament. Maar die verwijzing is altijd een verwijzing in dienstbaarheid, tastend en zoekend en nooit claimend. Want wie is de kerk dat hij voor de individuele verantwoordelijkheid van mensen zou staan? God is niet de God van de kerk, maar de God van de mensen en de God van de wereld. De kerk heeft geen streepje voor. De theoloog, de priester, de dominee, de rabbijn en de imam hebben hun deskundigheid, hebben een groot religieus vocabulaire, kennis van het verleden,  maar qua spiritualiteit blijft het afwachten of hun bezieling zich kan meten met die van eenvoudige lieden als Pietje Baltus uit Beesd en Bernadette Soubirous uit Lourdes; twee minder geletterde vrouwen die in belangrijke mate vanuit hun piëteit de kerken hebben gediend, respectievelijk de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk.

Mensen vinden het prettig om andere mensen te ontmoeten. De ontmoeting laat zich definiëren als kerk, op het moment dat de christelijke spiritualiteit de essentie van de ontmoeting invult. Zo’n kerk begint daar waar mensen samenkomen in de naam van God. Deze mensen realiseren zich, dat zij niet de eerste mensen zijn die samenkomen: er is ook traditie. Het verleden kan verrijking geven van de spiritualiteit. Dan moet het natuurlijk wel gaan om rituelen en teksten die ook nu nog zeggingskracht hebben. De kerk is geen pakhuis van nutteloze kennis. De geschiedenis kan tot leven komen, doordat mensen er in de tegenwoordige tijd autoriteit aan verlenen. ‘Het is de Geest die werkt door de generaties heen’, erkennen ze op zo’n moment. 

 

Netwerken

Vroeger kreeg de kerk vaak het voordeel van de twijfel. Mensen doorgrondden de aangereikte theologie niet, maar ze accepteerden de leer zonder door te vragen. Door de secularisatie is dat voorportaal van goodwill niet meer aanwezig. Ten tijde van de verzuiling kon je als vertegenwoordiger van de kerk gezag claimen op basis van je zuil. De samenleving organiseert zich nu op andere manieren, niet meer in zuilen, hoogstens in compartimenten; niet meer op basis van confessionaliteit, maar op basis van beroepslijnen en interessesferen. We spreken vaak wat versluierend over de diverse ‘netwerken’. ‘We moeten netwerken’, zeggen mensen dan. Maar eigenlijk beginnen de vragen daarmee pas. Want hoe doe je dat? Hoe breng je daarin systeem? Hoe voorkom je dat je eigen interessesfeer en de beperktheid daarvan bepalend zijn voor de omvang van het netwerk? Hoe bouw je relaties op naar degenen die je vreemd of bedreigend vindt?

Als journalist moest ik geregeld naar recepties toe. Een oude rot in het vak zei ons: ‘Fout één van een beginnend journalist is, dat je denkt dat recepties spontaan verlopen’. Hij leerde ons dat de receptie al begon voordat je in de auto stapte op weg naar de ontmoeting. Je stelt jezelf de vraag: Wat houdt mij bezig? Waar wil ik meer van weten? Wie wil ik in dat kader ontmoeten? Je zet een strategie uit om tot een netwerk te komen.
 
De nieuwe compartimentering van de samenleving impliceert dat mensen uit een zelfde sociale laag van de bevolking en met een zelfde interesse vooral gelijkgestemden ontmoeten. Zij bevestigen elkaar in hun levensvisie. Voor de kerk is dat lastig, omdat zij de ambitie heeft relevant te zijn voor alle rangen en standen. Hoe bereik je al die verschillende mensen dan, wanneer ze op zulke verschillende plaatsen in de samenleving werken?

Konrad Raiser ziet het gebrek aan communicatie als oorzaak van de teruggang van de kerk. ‘Tijdens de laatste eeuw hebben de kerken het contact verloren met de industriële werkers die het meest te lijden hadden van de destructieve gevolgen van de urbanisatie’ . De gemiddelde kerk is een kerk van middenklassers en ambachtslieden. De kerk verliest aanhang in andere lagen van de samenleving. Daardoor kan ze minder gevoelig worden voor de belevingen van mensen die leven in andere sociale gremia.

Hugh McLeod onderzocht verschillende kerken op hun achterban en concludeert dat kerken die dichtbij de sociale ontwikkelingen staan, relatief minder last hebben van kerkverlating . De Rooms-Katholieke Kerk in Duitsland wist bijvoorbeeld mensen in de steden beter vast te houden dan de Protestantse Kerk. De RKK in Gent stond dichter bij de mensen dan de RKK in Luik en heeft dus procentueel gezien meer leden. In Engeland deden Methodisten het in de stad vaak beter dan Anglicanen. dus zag je dat verschillende Anglicanen die verhuisden naar de stad Methodist werden. Achter de ecclesiologische voorkeuren gaan sociologische netwerken schuil, die beslissend zijn voor succes of teleurstelling. Achter het profiel van een kerk gaat een keus schuil om met het oog op een concrete doelgroep te werken.

Piet de Jong was predikant in Delfshaven, Rotterdam. De kerk bloeide tijdens zijn bediening. Er kwamen steeds meer mensen, veel jonge mensen ook. Op de vraag hoe hem dat lukte, heeft hij gezegd: ‘Ik kies mijn perspectief van spreken vanuit de jonge generatie’. Hij nam bewust voorbeelden en zette analyses in vanuit deze doelgroep. Op basis van die invalshoek kregen thema’s en begrippen een andere verwoording dan wanneer ze vanuit de oude middenklasse waren aangeroerd.

In Nederland zijn in de laatste decennia zo’n twaalfhonderd migrantenkerken ontstaan. Ze hebben vaak een evangelische achtergrond. De rooms-katholieke migranten worden uitgenodigd om zich aan te sluiten bij de plaatselijke parochie. Je merkt dat die kerken van migranten weinig aansluiting vinden bij de kerken van autochtone Nederlanders. Witte Nederlanders zoeken wel contact met hen, maar ze realiseren zich niet dat de migrantenkerken een eigen dynamiek kennen, die voor een belangrijk deel gebaseerd is op de gezamenlijke interesse als etnische groep. Migranten willen op zondag vooral nog even Ghanees zijn, of Kaapverdiaan. Zij zitten niet te wachten op contacten met autochtone Nederlanders en hun omgangsvormen, waar ze door de week toch al zo veel mee te maken hebben.

Het Verwey-Jonker Instituut stelde vast dat migrantenkerken in Nederland kwetsbare groepen bereiken, die niet door anderen worden opgezocht. In Amsterdam Zuidoost zijn meer dan honderd van dat soort kerken. Vooral de problemen van de illegaliteit belanden op het bordje van de voorganger. Een handicap voor veel gemeenteleden is, dat ze de Nederlandse taal niet machtig zijn. De voorganger helpt hen daarom met de financiën, met de formulieren van gemeente en belasting. ‘Als pastor ben je advocaat, dokter, hoofd van een woningcorporatie en bemiddelaar. Je bent alles bij elkaar’, aldus Baldoo, voorganger van de Arise for Jesus Ministry in Amsterdam.

Levensmomenten

De cultuuromslag die plaatsvindt in deze tijd verplaatst de interesse van mensen van de institutionele kant naar het meer persoonlijke leven. Daarmee verschuiven de momenten waarop je als kerk de mensen kunt aanspreken. Je komt niet binnen, omdat ze lid zijn van je kerk, je kunt hen wel aanspreken op veranderingen in hun leven. Mensen zijn nog steeds bezig hun eigen leven inhoud te geven. Ze zoeken naar invulling van en zingeving bij de overgangen (‘passages’) in hun leven. Dat zijn de kwetsbare momenten, waarop het leven een draai neemt. Ze ervaren wijzigingen in hun leven waar ze maar ten dele grip op hebben.

Het is logisch dat de kerken daarop aansluiten: de momenten van geboorte, huwelijk, ziekte, begrafenis. Het aantal momenten waarop het leven een draai neemt laat zich programmatisch nog verder uitbreiden. Je kan dan denken aan verhuizingen, veranderingen van werk en school, het bereiken van de middelbare leeftijd. Psychologen spreken ook wel over ‘the seven years itch’ als ze de wendingen in relaties en gevoelens willen benoemen die zich als vanzelf aandienen in je leven en om een reactie vragen. Mensen zijn op dergelijke scharniermomenten geïnteresseerd in kortlopende contacten. Ze zoeken een referentiekader om houvast te hebben bij de veranderingen. De kerk kan daarbij behulpzaam zijn en professionele begeleiding aanreiken.  

Wie de statistiek bekijkt van de kerkverlating, ziet dat de kerk sterk onder druk staat in nieuwe plaatsen als Almere en Lelystad, en in nieuwbouwwijken in het algemeen. Het blijkt dat veel mensen op het moment van verhuizing hun leven anders gaan invullen. Een verhuizing impliceert verlies aan oriëntatie en brengt kwetsbaarheid met zich mee. De kerken kunnen daarin van betekenis zijn, mits ze tijdig de mensen aanspreken en contacten aanbieden die voor de nieuwe bewoners zinvol zijn.

Je spreekt mensen dus niet meer aan op hun zuil, maar op hun levenssituatie. Dat vraagt om een benadering vanuit een werksoort van de kerk per doelgroep, ongeacht de confessionele achtergrond. Communicatie is daarbij belangrijk. Henk Vroom stelt dat de kerk zo vorm moet krijgen dat mensen die de boodschap ontvangen haar ook als goed kunnen ervaren. ‘Omdat de samenleving veel onoverzichtelijker is geworden en mensen meer individueel leven dan vroeger, zullen de kerken mensen dus meer vrijheid moeten laten, hun meer vormen moeten aanbieden en – in onderwijstermen – meer student-gericht dan stof-gericht moeten zijn’. Voor Vroom zijn er basiservaringen die altijd terugkeren: de eindigheid van het bestaan, de verantwoordelijkheid en het falen, de beleving van het goede, geluk, vrede, welvaart en zin, het ontvangen van inzicht, het kwaad en het lijden.

Vroom wijst daarnaast op nieuwe confessionele vraagstellingen. Religie heeft met al die situaties te maken en kan er benamingen aan geven en spiegelverhalen aanreiken. ‘De kerken zullen mensen nog veel meer moeten trainen in het vermogen om hun geloof aan anders-denkenden uit te leggen, niet alleen in cursussen maar ook in de zondagse godsdienstoefeningen. Nu gaat het in de kerk vaak om bijbeluitleg en pastoraat – hoe we omgaan met wat ons overkomt – , maar in een plurale cultuur wordt dat steeds meer hoe we als christenen leven en hoe we met anders-denkenden over ons geloof kunnen spreken’ . We zoeken als mensen dus een verstandhouding naar mensen met een andere religie en een andere levensovertuiging. Enerzijds willen we hun recht doen, anderzijds helpen zij ons om onszelf bewust te maken van de eigen identiteit in deze tijd.

De theoloog Rik Peels is in 2012 gepromoveerd op het thema ‘Believing responsibility’ . ‘Studenten slagen er niet in hun geloof te integreren in het dagelijkse bestaan’, zegt hij. Een kwart verlaat daarom binnen vijf jaar de kerk. Ze hebben onvoldoende geleerd hun overtuiging onder woorden te brengen en zich te verantwoorden.  

Joep de Hart pleit voor een ontmoeting met geseculariseerde mensen. Hij wil de kerk niet als een ‘Behouden Huys’ zien, omringd door een cultuur in verval. Hij ziet haar eerder als een ‘huis met vele woningen’, waarin bewoners eigen levensstijlen hebben . Mensen zijn meer ‘spirituele thuiswerkers’ geworden, een soort spirituele zzp-ers. Ze ontwikkelen eigen spiritualiteit gaandeweg. Ze maken een verandering mee van een woonspiritualiteit naar een zoekspiritualiteit. Zoekspiritualiteit is tabernakelspiritualiteit. Je zoekt naar antwoorden die aansluiten bij de fase waarin je je op dat moment van je leven bevindt. Het leven zelf is een pelgrimage; je hebt geen vaste tempel waar je op terugvalt, je zoekt als voorbijganger naar teerkost en een bed om daarna de reis voort te zetten. 
 
c. Maatschappelijk leven

We gaan naar een derde definitie van secularisatie. We spreken over een geseculariseerde samenleving als: een samenleving waarin het maatschappelijke leven autonoom kleur en inhoud krijgt, zonder religieuze inbreng. Waar de samenleving in Nederland decennia lang gedomineerd werd vanuit de verzuiling, zijn de confessionele clusters voor media, onderwijs en vakverbond aan het verdwijnen.

Gerard Dekker laat zien hoe de secularisatie zich ontwikkelt . Het proces van secularisatie begint met het afnemen van de invloed van de kerk. Dit zet zich door in andere segmenten van de samenleving. Op den duur kan je vaststellen dat de religie uit nagenoeg alle lagen van het maatschappelijk leven is verdwenen – zoals de kunst, de wetenschap en het economische leven. Alle sectoren onttrekken zich aan de invloed van godsdienstige instituties. Alle aspecten van ons leven krijgen een zekere autonomie. De ontzuiling van het maatschappelijk middenveld zet zich door. Het Sociaal Cultureel Planbureau stelt dat slechts negen procent van de niet-religieuze mensen religie nog als zinvol ziet voor de samenleving, en dus blijkbaar ook verwacht dat religie zich op dit vlak organiseert . 

De overheid heeft een belangrijk deel van de taken van de verzuilde organisaties overgenomen. Het publieke engagement heeft het kerkelijke engagement vervangen. Daarbij verschuift de basis van bezieling naar betaling. Spiritualiteit is omgezet in professionaliteit. Je kon vragen stellen bij de benadering van de kerk, en zo kan je ze nu stellen bij die van de overheid. Bijvoorbeeld: of de overheid het prijskaartje kan blijven betalen dat aan het sociaal en cultureel stelsel hangt. Kan de overheid de diensten blijven leveren die de kerken voorheen aanreikten? De kerk staat op afstand en krijgt een andere taak; zij is één van de organisaties in het maatschappelijk middenveld, met een toezichthoudende rol. De kerk signaleert – als ze voldoende zicht heeft op wat er gebeurt – of de principes van recht en gerechtigheid voldoende gehonoreerd worden. 

Soulmates

De kerk maakt zich sterker in de toezichthoudende en stimulerende rol door samenwerking te zoeken met gelijkgezinden, met soulmates die op een zelfde manier de maatschappelijke situatie analyseren en bevragen. Anton Houtepen spreekt van het zoeken van nieuwe allianties . Henk Witte heeft het met anderen over het aangaan van netwerken . In feite gaat het steeds weer om het vermogen om contacten te leggen. Die worden niet meer aangegaan op basis van spirituele verwantschap, maar op basis van vermoedelijke gezamenlijke interesses. Daarbij zal de kerk uit solidariteitsoverwegingen opkomen voor de belangen van mensen die weinig invloed kunnen uitoefenen. Tegelijk zullen de kerken uit opportuniteitsoverwegingen blijven zoeken naar goede verhoudingen met opinion leaders, politici en andere bestuurders die het verschil kunnen maken. De kerken zijn daarmee een ideële makelaar geworden.

De samenleving heeft behoefte aan cement. Paus Franciscus heeft als kardinaal Jorge Bergoglio gewezen op de lage economische productie in Argentinië en weet het aan gebrek aan eenheid . Om meer eenheid te bewerken pleitte hij voor een ‘cultuur van ontmoeting’. Het impliceert dat ik ‘naar de ander toe moet gaan met een houding van openheid en luisterbereidheid, zonder vooroordelen. Dit betekent: zonder te denken dat hij, omdat hij anders denkt dan ik of atheïst is, mij niets kan geven. Zo is het niet. Iedereen heeft de ander iets te bieden en kan op zijn beurt iets in ontvangst nemen. Elk vooroordeel is als een muur die ons verhindert elkaar te ontmoeten’. ‘Zonder de ander kan ik mijn eigen beperktheid niet overstijgen, heb ik geen transcendentie’. ‘De echte groei in het bewustzijn van de mensheid kan alleen gebaseerd zijn op de praktijk van dialoog en liefde. Dialoog en liefde betekenen dat de ander als ander wordt erkend en in zijn diversiteit aanvaard. Alleen dan kan de waarde van een gemeenschap vaste grond onder de voeten krijgen…’

Christenen hebben niet alleen behoefte aan vriendschap en eenheid in hun kerken, maar ook buiten de kerk. Voeg daarbij de strategische overweging dat in een moderne seculiere staat democratische meerderheden een belangrijke rol spelen en men begrijpt dat die samenleving eerder luistert naar de verenigde stem van vele christenen dan naar een statement van een synode of vergadering van een enkele kerk . Het is voor seculiere partners ondoenlijk alle kerkelijke nuances te doorgronden. Als de kerken iets willen bereiken zijn ze tot elkaar veroordeeld . De ruggengraat van de gezamenlijke structuur bepaalt de mate waarin men succes zal hebben met de ‘advocacy’.  

d. Publieke leven

Een vierde definitie van secularisatie luidt: secularisatie is het proces waarbij religie wordt teruggedrongen uit het publieke domein. Een neutrale overheid neemt de beslissingen op basis van maatschappelijke analyses in technische zin. Prodi gebruikt zo’n definitie. Hij zegt: ‘Secularisatie moet worden verstaan als de toenemende autonomie van de samenleving en haar deelsystemen tegenover de overgeleverde christelijke zingeving en traditie in het verloop van de moderniseringsprocessen van westerse samenlevingen’ . De autonomie komt bij de samenleving te liggen, die geen publieke input van de kerk verlangt. Olivier Roy spreekt vanuit zijn Franse context over ‘laïciteit’. Laïciteit is een politieke keuze die op autoritaire en juridische wijze de plaats van het geloof bepaalt.

Al in de negentiende eeuw zijn er verschillende vormen van scheiding van kerk en staat zichtbaar. De scheiding kan absoluut zijn en de kerk onzichtbaar maken. Zij kan ook relatief zijn, omdat er sprake blijft van een dominante religieuze elite (de Verenigde Staten) of van confessionele partijen (Nederland) of van confessionele voorzieningen in bijvoorbeeld de gezondheidszorg en educatie (Duitsland). Een scheiding in absolute zin kan je zien in het voormalige Rusland. Ook de Nederlandse en Franse overheid neigen er toe het geseculariseerde publieke model verder door te zetten. 

In Drenthe worden ’s zomers in plaatsen als Anloo en Rolde toneelspelen opgevoerd die herinneren aan de middeleeuwen, toen de kerk juist helemaal verweven was met het maatschappelijke leven. Er werd in die tijd in de kerken bijvoorbeeld ook recht gesproken. Het laat zien hoezeer de kerk aanvankelijk verbonden was met de rechtspraak en daarachter met de economie en de politiek. De zittingen van de zogenaamde etstoel vonden plaats in de kerken. Rondom de zittingen werden markten georganiseerd.  

Het is niet duidelijk waar de wal het schip zal keren in de laatst genoemde landen. Wel is duidelijk dat de religie meer ruimte zal krijgen als de vertegenwoordigers een constructieve bijdrage aan de samenleving kunnen leveren. Daarentegen zal een agressieve toon de twee entiteiten van kerk en staat verder uit elkaar drijven.

Het European University Institute en het Robert Schuman Centre for Advanced Studies hebben onder leiding van prof. Anna Traindafylidou onderzoek gedaan naar onderwijs in tolerantie op diverse scholen in Europa. Daaruit bleek dat het onderwijssysteem in Frankrijk en Nederland tolerantie hoger in het vaandel heeft dan scholen in andere Europese landen, juist doordat er een seculiere benadering is. Vanuit die benadering is men in staat diverse benaderingen naast elkaar aan te bieden en daarmee ruimte te vragen voor diversiteit .

Sommigen zeggen, dat secularisatie zoals hierboven beschreven een typisch westers verschijnsel is. McGrath ziet dat zo . Hij typeert de secularisatie als een aanklacht tegen de kerkelijke instituties in het Westen, die hun macht in het verleden te veel hebben laten samenvallen met de staatsmacht. Dat heeft een karikatuur van het evangelie opgeleverd. McGrath denkt dat het christendom in het Westen op zoek moet naar meer dynamische vormen van christelijke gemeenschap, meer gericht op dienstbaarheid dan op status.

Als je secularisatie beperkt tot een reactie op het machtsmisbruik van de kerk, gaat het om een regionaal verschijnsel in het Westen. Tenslotte was het Westen de dominante macht in de wereld in de achterliggende tijd en is de christelijke kerk als grootste religie medeplichtig aan onrecht dat door seculiere macht en met kerkelijke instemming tot stand is gekomen . Als je secularisatie breder ziet en uitlegt als het mondig worden van mensen, gaat het om een verschijnsel waartoe een ieder zich heeft te verhouden, ook christenen in andere landen. Dan heeft het geen enkele zin de secularisatie te bestrijden. Het gaat dan niet om de ontkenning van de mondigheid van mensen, maar om het gebruikmaken van de mondigheid om, samen met religieuze mensen, te verkennen waar spiritualiteit een verdieping kan geven aan het welzijn.

Dienstbaar

De Franse filosoof Jacques Maritain (1882-1973) schreef een boek, dat in 1948 ook in Nederlandse vertaling verscheen: Naar een nieuwe christenheid. Hij spreekt over een ‘nieuwe christenheid’ die de verworvenheden van de moderne, burgerlijke maatschappij, bijvoorbeeld de ‘rechten van de mens’, honderd procent wil overnemen, maar tegelijkertijd de uitwassen in de samenleving wil tegengaan. Zijn pleidooi is een keuze voor een ‘integraal humanisme’, dat niet meer sacraal is, maar profaan en werelds .

Wereld en kerk vullen elkaar daarbij aan. De wereld brengt een onafhankelijke analyse in en de kerk een spirituele benadering. Zij vinden elkaar in een menselijke maat, waarbij zij samen dezelfde grondwaarden dienen van vrijheid en gerechtigheid, duurzaamheid en welvaart. ‘Een samenleving moet sterk genoeg zijn om iedereen mee te nemen’, zei paus Franciscus op weg naar de Wereldjongerendagen (Brazilië, 2013).

Je hebt als kerk de keus. Je kan je als christen laten leiden door het verlangen God zo zuiver mogelijk te dienen, ongeacht het contact met de samenleving. Je kan er ook voor kiezen God in de breedte van de samenleving transparant te doen zijn; je zoekt dan de betekenis van God aan te reiken ten dienste van de hele schepping. De eerste benadering levert een zuivere kerk op, voor een selecte groep. De tweede levert een dienstbare kerk op, gericht op alle mensen.

Gezien de missie van de kerk ligt het voor de hand dat zij midden in de wereld wil staan. Zo’n houding vraagt per definitie om een kerk, die het waagt naar de secularisatie te luisteren, en in het gesprek open te staan voor de inbreng van de ander. Hans van der Ven spreekt van een voortdurende wisselwerking tussen sociologie en theologie . Secularisatie is vanuit die benadering het vermogen van mensen om zelf verantwoordelijkheid te nemen. De kerk zal (seculier) aangereikte vormen en gedachten willen leren kennen en eventueel onderbouwen met evangelische spiritualiteit. In zo’n benadering is secularisatie geen bedreiging, maar een uitdaging en een kans om het geloof in nieuwe structuren in te brengen als zuurdesem, die goede intenties diepgang geeft.

Erik Borgman noemt de term ‘secularisatie’ een misleidende term. Want het gaat niet om het verdwijnen van oude (religieuze) vormen. Er ontstaan nieuwe. Hij spreekt liever over een religieuze transformatie. Borgman meent dat mensen in het geloof moeten durven ‘over te lopen naar de barbaren’ . Hij bedoelt daarmee dat kerken solidair moeten zijn met de samenleving en zich moeten inleven in wat er speelt. Culturen en religies hebben zich immers door de tijden heen altijd ontwikkeld en vernieuwd in wisselwerking met de situatie en met elkaar. De religie heeft daarin iets te zeggen. Religie is voor velen medicijn tegen de onverschilligheid. Religie plaatst de mens voor God. Dat geeft stof tot gesprek met mensen die met een andere oriëntatie in het leven staan. Het besef dat er een God is versterkt voor sommigen de morele overtuiging; anderen nemen het bestaan van God voor kennisgeving aan.