Daar komt de bruid

U kent deze huwelijkshymne wel. Tot tranen toe geroerd….zijn de bruiloftsgasten, de bruid en bruidegom incluis. De compositie op de naam van de componist Richard Wagner uit Lohengrin. Dette aan de telefoon. Of we op haar bruiloft wilden komen. Bruiloft? Bruiloft?… verwondering ons deel.

Dette heeft, al weer een aantal jaren geleden, onderdak bij ons genoten; een vluchtelinge, afkomstig uit voormalig Joegoslavië. Haar wieg had er gestaan; in Kosovo. Sinds 1999 een zelfstandig staatje. Betwist door de Serven, die Kosovo een provincie van Servië noemen. Ooit deel uitgemaakt van ‘Het Rijk van Tito’; communistisch zwaargewicht, toen de kou van de Koude Oorlog nog niet uit de lucht was. Niet alleen strijd en oorlog hebben de vluchtelingen-voor het leven-getekend. Zij voelde zich daar en zelfs hier in Holland voortdurend onveilig; van over haar schouder kijken had ze een gewoonte gemaakt. Ons huis –tijdelijk-toevluchtsoord.

Een open blonde schone, breed gezicht, goedlachs en spraakzaam en al snel thuis onder ons Brabantse dak. Weinig spullen bracht ze mee; wat lijfgoed, een toilettas en vooral: papieren, veel papieren in opengescheurde enveloppen van haar advocaat, het IND en andere instituten door onze overheid in de lucht gebracht en gehouden om het schier onoplosbare vraagstuk van asielzoekers op te lossen. Het COA, hier, zou haar schamele bezittingen, van groter formaat- voorlopig opslaan; tot er een oplossing was gevonden; in ook een voormalige kazerne, nu: woonoord voor vluchtelingen. Tot er op een van de opvangcentra plaats voor haar zou zijn; een veilig heenkomen in dit nog vreemde land met die nog haar vreemde mores; met mensen, die ze al dan niet haar vertrouwen kon schenken.

Met mijn echtgenote deelde ze veel; wat haar innerlijk beroerde, haar diepste gedachten, haar gevoelens en de verhalen, die schuilgingen achter dat gordijn van blonde haren, een coupe zonder krul. Langzamerhand werd het een moeder-dochterrelatie. Daar wist mijn gade wel raad mee; drie dochters, onder ons dak grootgebracht en groot geworden, waren Dette voorafgegaan. Ons werd het al spoedig duidelijk, dat ze haar moederland niet zomaar was ontvlucht. Niet alleen speelden meisjes en latere vrouwen daar een andere rol dan in West-Europese landen; ondergeschikt en afhankelijk; een rol, bij voortduring bevestigd door de mannen daar, die de oorlog nog tot in hun vezels voelen; aan welke kant ze ook stonden. Hun huid, dun en de roofjes op hun wonden nog zichtbaar en de littekens minstens voelbaar op de Balkan. Door de bekende Nederlandse auteur en romancier A. den Doolaard omschreven als ‘Het land achter Gods rug‘.

Dette veroverde zich een plekje onder Hollandse luchten; legde sinds haar verblijf in een ander Asielzoekerscentrum een grote werklust aan de dag in de horeca; studiezin was haar ook niet vreemd. Ze leerde onze taal en daarmee onze cultuur. Fluitend mag je het niet noemen, want ze bespeelde dit blaasinstrument niet. Met enige regelmaat belde ze ons om zomaar een praatje, om haar hart eens uit te storten of ons te doen delen in haar liefdesverdriet. Tenslotte werd, drie jaar geleden, haar asielaanvraag gehonoreerd en kreeg ze een flatje-een-hoog- in een naburige dorpje. Eigenhandig maakte ze haar woonruimte klaar en af en richtte het naar haar smaak in. Zij nodigde ons uit voor een Balkan-diner; het heeft ons ontroerd tot en met de uitnodiging voor haar bruiloft. We konden deze, jammer genoeg, niet bijwonen, maar op de foto’s is zij een stralende bruid. In mijn oor klinkt het bruiloftslied: ‘daar komt de bruid’; het ontroert me.

Harry C.A. Daudt

Foto: Beeldbank PKN.