Gaten in geschiedenis

‘Als kind werd ons haar gebleekt en er was een middeltje in de handel waarmee je huid lichter werd, wat verschillende mensen gebruikten’. De pijn over de slavernij en de daarachter bestaande vooroordelen ligt diep. Dat kwam naar voren tijdens een bijeenkomst op 17 september in Rotterdam van het Gidsnetwerk, waaraan ook een bijdrage werd geleverd vanuit de Raad van Kerken.

Met het thema ‘Hoe vieren we samen 150 jaar afschaffing slavernij?’ werd stil gestaan bij de wonden die de slavernij heeft geslagen. Verschillende bezoekers brachten naar voren, dat ze nog steeds discriminatie ervaren, zowel vanuit de witte Nederlandse bevolking als ook in de waarden die men zelf toepast. Het schoonheidsideaal onder zwarte en gekleurde mensen was toch ‘hoe lichter, hoe mooier’. En met Sinterklaas moest men zich zogenaamde grapjes laten welgevallen over ‘het broertje’ dat de goedheiligman vergezelt.

Kathleen Ferrier, nog even CDA-tweede-kamerlid, benoemde de moeite die niet-witte Nederlanders moeten doen om een baan te krijgen, die nog altijd groter is dan de inspanningen die witte Nederlanders zich moeten getroosten. Zij noemde het belangrijk dat het gesprek over de slavernij gevoerd wordt. ‘Als je het gezamenlijke verleden niet kent, kan je ook niet samen aan de toekomst werken’, zei ze. ‘Het verleden komt steeds weer naar voren, daarom is het belangrijk er woorden aan te geven’.

Ferrier vertelde over de moeite die het haar destijds kostte om migrantenkerken aan gebouwen te helpen om samenkomsten te verzorgen. Aanwezige witte kerken zegden hulp toe, maar kwamen de beloften vaak niet na of probeerden de migrantenkerken af te schepen met een zaaltje boven een bar, ‘waar niets te pikken viel’, alsof zwarte christenen een onweerstaanbare neiging zouden hebben om de eigendommen van anderen te vervreemden. Ze noemde het beschamend wat er over de slavernij in het onderwijs wordt gedoceerd. Daar komt nog steeds een idyllisch plaatje naar voren van de Nederlandse geschiedenis met weinig raakvlakken naar de werkelijkheid. ‘Er zitten gaten in het beeld van onze geschiedenis’, vatte iemand het gesprek samen.

Over die gaten wordt weinig gesproken. ‘Het is schaamte’, zei iemand in een werkgroep, ‘je praat nu eenmaal moeilijker over je falen dan over je successen’.  Ferrier noemde het belangrijk het verleden eerlijk onder woorden te brengen. ‘Er moet geen haat achter blijven’. ‘Door eerlijk het verleden te verwoorden, doe je mensen recht en kan je helpen allerlei vooroordelen en denken in standen te ontmaskeren’, aldus een bezoeker.

Klaas van der Kamp ging tijdens de bijeenkomst in op de rol die de kerken hebben gespeeld in de slavernij. Hij noemde teksten uit de bijbel die in de geschiedenis misbruikt zijn om de slavernij goed te praten. En hij wees op de bereidheid bij geestelijken om zich te laten inzetten voor de begeleiding van de scheepslieden die zich met slavenhandel bezighielden, het accepteren van wantoestanden en het meehelpen de rust onder de slaven te bewaren door theologie in een berustende zin aan te reiken.

De Raad van Kerken heeft het thema van de slavernij op de agenda gezet en vraagt kerken plaatselijk om over de thematiek door te denken. De kerken is gevraagd om iets van de ervaringen naar de Raad te sturen, zodat het een plek kan krijgen tijdens de herdenking van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 2013 in de Koningskerk te Amsterdam.

Foto: Kathleen Ferrier (archief en voor de zaal);
Spreken in kleinere groep.

Parafrase van de tekst van Klaas van der Kamp
“Ik begin met twee Bijbelcitaten. Genesis 9: 25 (Het Boek): “Er zal voortaan een vloek op de Kanaänieten (de nakomelingen van Cham) rusten, zij zullen de slaven zijn van de nakomelingen van Sem en Jafet’. En een tweede Bijbelcitaat. Filemon 1: 16 en 17 ‘U bent hem een tijdje kwijt geweest, maar nu kan hij voor altijd van u zijn, niet alleen als uw slaaf, maar ook als uw geliefde broeder. Hij zal nu veel meer voor u betekenen, omdat hij niet alleen uw slaaf is, maar ook uw broeder in Christus.” 

We hebben als kerken nooit onze schuld uitgesproken over de slavernij. Maar we zijn als Nederlandse overheid schuldig en als kerken hebben we daarin met onze theologie en onze voorgangers een ondersteunende rol bij gespeeld. Op diverse boten die over de oceanen gevaren zijn waren geestelijken aanwezig. Ze hebben een oogje dichtgeknepen toen we de slaven gingen halen. Wij staan in hun traditie.  

We hebben de handelaren het avondmaal, de eucharistie uitgereikt die een half miljoen slaven in de West hebben verkocht;


We hebben de ogen dichtgeknepen toen 90.000 slaven onderweg omkwamen onder kwalijke omstandigheden;

We hebben geaccepteerd dat mensen worden verkocht in Suriname voor de prijs van 5000 kilogram suiker; je kunt de betalingsvoet nog lezen in het Historisch Museum in Amsterdam; dus we wisten het mensenvlees van zwarten op te werken van 100 kilo naar 5000 kilo; ver-vijftigvoudigen dus; en we accepteerden dat;

We hebben de zonden genegeerd en mensen gezegend ter aarde besteld van wie we weten dat ze aan de slavernij verdienden; dr. Dineke Hondius somt namen op van mensen die hervormd, rooms-katholiek, luthers, joods waren. Ze woonden gewoon aan de Singel 465, de Reguliersgracht 80 en de Kerkstraat 61. De meesten woonden in de betere wijken, het was dringen op de Herengracht, maar ook de Jordaan zaten de mensen die verdienden aan de slaven;

We hebben de Engelsen tegengesproken toen ze al in 1806 om afschaffing van de slavernij vroegen en verboden dat er nog slaven in de Engelse bezittingen werden ingevoerd en in 1833 schaften de Engelsen de slavernij in het geheel af;

We hebben rooms-katholieke missionarissen verboden om slaven in het huwelijk te verbinden; ondanks het feit dat de prefect op Curacao Brouwers wees op de consequentie dat het onbillijk was ‘mannen en vrouwen in het hoerendom te laten leven’;

We hebben ons terughoudend opgesteld ten aanzien van het onderwijs van slaven omdat je het risico loopt dat emancipatie leidt tot bevrijding; ‘de slaven kregen geen opleiding’, schrijft Hendrik Algra, want de slaaf moest dom blijven en kort in de teugel gehouden worden ‘als een redeloos dier, want de ontwikkeling van zijn verstand en rede zou hem onwillig en ongehoorzaam maken, evenals rederijkers en wijsgeren onder de soldaten en de matrozen’;

We hebben in 1863 diensten opgezet om de rust te bewaren en de vreugde te kanaliseren, zodat de slaven nog tien jaar als contractarbeiders dienst konden blijven doen; ruim 33.000 van de slaven moesten verder als contractarbeiders en dan helpt het als je in de kerk in Suriname preekt over bijvoorbeeld Johannes 8, 36, ‘Als u door de Zoon van God wordt bevrijdt, zult u werkelijk vrij zijn’. Met andere woorden: je gaat de spirituele vrijheid loskoppelen van materiële omstandigheden;

We zijn lui geweest in het toepassen van de profetische boodschap op onze eigen situatie en hebben de theologie als instrument gebruikt om onze maatschappelijke situatie te rechtvaardigen;

We hebben ons 150 jaar in stilzwijgen gehuld en liederen gezongen over de uittocht zonder te erkennen dat we zelf met faraoh in de rode zee zouden moeten verdrinken; we hebben zelfs de liederen van de slaven overgenomen de negro-spirituals, maar bij ‘Go down Moses’ denken we niet aan onze onrechtvaardigheid, maar aan onschuldige spirituele ervaringen die zich beperken tot de interactie in ons eigen hart;

We kunnen vaststellen dat de diaconieën in de grote steden nog steeds rijk zijn en bureau’s onderhouden waar diaconieën in Drenthe alleen maar van kunnen dromen. Hoe zouden ze toch aan dat geld komen?  

Wat we willen bereiken? Dat we als kerken eerlijk zijn over ons verleden. We willen als kerken in Nederland ergens tussen nu en 1 juli 2013 een keer over dit thema nadenken en onszelf een kritische spiegel voorhouden. We vragen de kerken die dat plaatselijk doen om iets van hun ervaringen op papier te zetten en dat naar ons toe te sturen, zodat het een plek kan krijgen in de viering over de afschaffing van de slavernij in de Koningskerk in Amsterdam op 1 juli 2013.

Waarom zet de Raad van Kerken de afschaffing slavernij op de agenda? De beslissing is al vijf jaar geleden genomen. Bas Plaisier heeft er al op aangedrongen. Hij realiseerde zich dat hier sprake is van onrecht dichtbij huis. Zoals zo vaak zijn wij witte Nederlanders geneigd de dominee, de priester uit te hangen voor het buitenland. Hoe verder weg, hoe beter wij het weten. Maar hoe dichter bij huis, hoe meer we door de vingers zien. Hoe lang heeft het niet geduurd tot we enige vorm van schuld erkenden rond Srebrenica? Hoe lang duurde het voordat we schuld erkenden over de politionele acties in Indonesië? Hoe lang zijn het juist niet gereformeerde theologen geweest die de apartheid in Zuid-Afrika hebben verdedigd? Dat moet een einde hebben als het gaat om afschaffing slavernij.

Waarom is die erkenning belangrijk?
om verdrongen schuldgevoelens ruimte te geven;
om nabestaanden van slachtoffers recht van een eerlijke geschiedenis te geven;
om eerlijker naar onszelf te kijken hier en nu;
om te snappen hoe theologie kan uitwerken;
om met een verkeerd gehanteerde mantel der liefde geen ijzeren gordijn voor de toekomst te hangen.

Hoe ver ga je? Hoe schuldig mag het verhaal maken? Ik denk dat we niet te ver zullen gaan. Dat we ons zullen beperken tot postuum schuld erkennen over het toelaten van de slavernij. Dat is overigens al heel wat, want dan kunnen we ook samen verder bouwen. Er zijn beperkingen, vermoed ik.Want op het moment dat theologie echt schuldig gaat maken, ga je het risico lopen dat mensen afhaken. En we hebben toch de neiging om de herdenking vanuit de eenheid op te zetten. Het zij zo.

Om u te prikkelen wil ik toch nog iets toevoegen. Drie voorbeelden om te laten zien hoe je ook een stapje verder kunt gaan om te laten zien hoe mechanismen die speelden bij de slavernij mogelijk nog doorwerken tot vandaag de dag. Het makkelijkst is het om het mechanisme te herkennen als het gaat om het ontmaskeren van mensen met crimineel gedrag. Dat is immers een groep waar wij per definitie niet bijhoren. Ik denk dat we het snel eens zijn over criminelen die vrouwen als slaven in bordelen onderbrengen. Moet niet kunnen.

Lastiger wordt het als we naar de theologie gaan kijken en vragen stellen als: Wanneer wordt theologie misbruikt om een bestaande situatie te rechtvaardigen? We zijn als kerken tegen geweld op homo’s gericht. Maar op welk moment kan de theologie misbruikt worden om toch misbruikt te worden door kwaadwilligen die er mee aan de haal gaan en als alibi gebruiken voor verkeerd gedrag? Moet je daar rekening mee houden?

Of nog ingewikkelder, als het gaat over de economie. Ik ben geïnterviewd vooraf door Gea Gort. Ging ook over mijn andere werk, als uitgever. We opereren internationaal. Gea vroeg door hoe dat gaat. Ik vertelde dat er onderdelen zijn van het zetwerk of het drukwerk dat we in India of in Polen of in China kunnen laten doen, soms voor tien of twintig procent van de kosten die we zouden maken in Nederland. De vraag is dan: wat doe je met het geld dat je daardoor bezuinigt? Breng je dat in mindering op de prijs voor de consumenten? Gun je dat de producenten in de landen met de lage lonen? Of gebruik je dat om je eigen winsten te maximaliseren? Ik ben bang, dat ik hetzelfde antwoord moet geven als de mensen die ooit actief waren in de slavenhandel. Ik heb tenslotte de keten efficiënt gestuurd en zou ik dan geen recht hebben op de revenuen die dat met zich meebrengt? Is dat gewoon gezond ondernemerschap van mij, of leen ik me voor mechanismen die ook onder de slavenhandel liggen, namelijk het geld verdienen aan inspanningen die door anderen zijn geleverd? Als dat laatste het geval is, wordt de herdenking wel heel spannend, omdat we dan ook komen te spreken over de ontsporingen van de westerse samenleving, het neo-liberalisme en de geldkoorts die op dit moment Europa en de wereldmarkt ontwricht. Ik beken schuld.”