Bezit in islam

Is individueel  eigendom in de islam een absoluut recht?

Dr. Marzouk Aulad Abdellah

Ter Inleiding

Het eigendomsrecht in de islam staat in hecht verband met de belangen van zowel het individu als de gemeenschap. Om deze reden aanvaardt de islam geen absoluut eigendomsrecht van de mens over zijn bezittingen, dat niet tegelijk vanwege zijn verantwoordelijkheid voor zijn medemens is beperkt. Bezitters moeten altijd rekening houden met degenen die behoeftig zijn en er recht op hebben dat de eigenaar een deel van zijn eigendom aan hen schenkt.

Eigendom: gave van God voor mens en samenleving
Eigendom in de islam is een wettelijke recht dat door de Islam gegarandeerd wordt met inachtneming van zorg voor de behoeftige in de samenleving. Dit betekent dat het individuele eigendomsrecht erkend wordt en het impliceert dat een eigenaar het recht heeft om vrij te handelen met zijn eigendom en profijt te halen uit de exploitatie ervan.

De islam stelt vast dat de oorsprong van het eigendom van de mens bij God ligt. Hij is de Schenker van alle eigendom en geeft de mens de mogelijkheid om ermee te handelen. Dit geeft aan, dat het bezit, religieus gezien, niet iemands eigendom is, maar slechts door GOD aan hem in bezit is gegeven. Het is, godsdienstig gezien, een soort bruikleen. Wat bezit betreft is de mens slechts een afgevaardigde (kalief) van GOD; hij moet er zo zorgvuldig mogelijk mee omgaan.

Allah, de Almachtige Alwetende, verduidelijkt dit ook in de volgende koranvers: ‘En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en ook voor degenen die niet konden bedelen´ )soera dzariyaat 51:19). Daarom aanvaardt de islam onder geen geding dat men de hele nacht doorslaapt, wetend dat zijn buurman niets te eten heeft en honger lijdt. Men dient voor zijn buren te zorgen wanneer dat nodig is. De Profeet (vzmh) zegt in een overlevering: ‘Degene die zijn maag vol eet, en dan gaat slapen, terwijl zijn buurman aan honger lijdt, waarlijk, hij is geen goede moslim.’

Al-Gatib al-Baghdadi vertelt in zijn boek, De geschiedenis van Bagdad, dat Abu Hanifa – de oprichter van de Hanafitische school – de winst van zijn handel van jaar tot jaar opspaarde, om vervolgens vanuit zijn eigen bezit te voorzien in de noden van de armen, bejaarden en de overige behoeftigen. Hij kocht voor hen levensbehoeften zoals kleding, voedsel en medicijnen.

De islam eist van een gelovige moslim enerzijds, dat hij zijn geld investeert om iets te produceren of dat hij ermee handelt. Anderzijds verbiedt de islam verspilling. Het is moslims niet toegestaan hun geld aan overdreven luxe uit te geven. Geld moet de samenleving dienen — door directe uitgaven aan de armen of investeringen voor werkgelegenheid.
Fundamenteel is dat bezit een sociale functie heeft en de mens een verantwoordelijkheid draagt voor de samenleving.

Solidariteit en zakaat

Om een zekere mate van maatschappelijke solidariteit te bereiken is er integratie van individuen in de samenleving nodig. Elk individu heeft de samenleving nodig en de gemeenschap heeft elk individu nodig om de eenheid binnen de samenleving te waarborgen.

Om maatschappelijke solidariteit te realiseren zijn er de verplichte zakaat en daarboven de vrijwillige liefdadigheid (sadaqa) nodig. In dit paper behandel ik de zakaat.

De zakaat is bedoeld om de armen – die niet kunnen werken door gebrek aan vaardigheden en middelen – te voorzien van wat zij nodig hebben, zodat zij een behoorlijke levensstandaard behalen. Het doel van de zakaat is een behoorlijke levensstandaard van de armen te bereiken. De zakaat moet net zolang gegeven worden totdat de armoede en de werkloosheid zijn opgeheven.

De Koran benoemt welke categorieën mensen behoren te  profiteren van de welvaart en het eigendom van de rijken. Hiertoe behoren verwanten, behoeftigen, familieleden, armen en de reizigers.  Allah zegt namelijk:

 ‘Wat Allah aan Zijn boodschapper heeft gegeven als buit van het volk van de stadsgebieden, is voor Allah en Zijn boodschapper en voor de naaste familieleden en de wezen en de armen en de reiziger, opdat het niet alleen in omloop moge zijn tussen de rijken onder u. En wat de boodschapper u ook moge geven, neemt het en wat Hij u ook verbiedt, onthoudt u daarvan. En vreest Allah, zeker, Allah is streng in het straffen’ (soera Hasjir 59:7).

 

De steun aan armen en andere behoeftigen kan privaat, door stichtingen en door de overheid worden geregeld. Rijkere mensen dienen armen te ondersteunen door de verplichte bijdragen van de zakaat—een van de ‘zuilen’ van de islam. De traditie kent regels die voorschrijven welke mensen men verplicht is te helpen. Mensen moeten zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen en men kan hen dus ook helpen werk te vinden. Ook de hoogte van de zakaat is in regels vastgelegd en is in overeenstemming met de omvang van iemands bezittingen. De bijdrage hoefde niet alleen in geld of goederen aan armen te bestaan maar kon ook worden gebruikt om te investeren, zodat de opbrengsten als zakaat konden worden verdeeld of nieuwe werkgelegenheid werd geschapen. Hiervoor kon men dan weer stichtingen in het leven roepen, zoals private stichtingen als organisaties vanwege de overheid. De zakaat is een verplichting van moslims; de verplichtingen om mensen te helpen geldt arme moslims en niet-moslims, zoals ook de islamitische staat voor alle armen en behoeftigen dient te zorgen. De gevers zijn in geweten voor God verantwoordelijk.

De zakaat wordt in koran aangehaald. Naar traditionele islamitische opvatting werd de zakaat al opgelegd ver vóór de komst van de islam.

Georganiseerde solidariteit?

De koran moedigt de moslims aan tot sociale solidariteit: ’En helpt elkander in deugdzaamheid en vroomheid en help elkaar niet in zonde en overtreding‘ (soera Al-Maidah: 5:2). De basis van solidariteit is ieders menselijke waardigheid en solidariteit strekt zich dus uit tot alle mensen. Allah zegt namelijk: ’En inderdaad hebben Wij de kinderen van Adam geëerd en hen gedragen over land en zee, en hun van het goede gegeven en hen verheven boven velen dergenen die Wij hebben geschapen’ (soera Al-israh Nr:70).

Echter, als mens kunnen we in ons leven niet voor iedereen zorgen en daarom zijn er vijf niveaus van zorg en verantwoordelijkheid: 1) De zorg van een mens voor zichzelf. 2) de solidariteit tussen het individu en diens familie. 3) Solidariteit tussen het individu en de gemeenschap. De overheid is verantwoordelijk voor de bescherming van de kwetsbaren en het waarborgen van hun levensbehoeften. 4) De onderlinge solidariteit strekt zich uit over de generaties, met name om toekomstige generaties niet te beroven van de hulpbronnen van de samenleving. 5) Het vijfde niveau van onderlinge solidariteit is tussen de gemeenschappen zoals vermeld in de koran: ´O, mensdom! Wij hebben u uit man en vrouw geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat gij elkander moogt kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder u is de eerwaardigste bij Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend´ (soera alhujoraat 49:3). Dit vers vormt de basis voor economische samenwerking tussen verschillende volkeren en gemeenschappen, zoals humanitaire samenwerking na (natuur)rampen.

Het principe van de sociale zekerheid bij Ibn Hazm

De Andalusische fiqh geleerde  Ibn Hazm (gestorven 1064)[1] wilde de toepassing van de regelgeving rond de verplichte en de niet-verplichte vrijwillige bijdragen verder ontwikkelen. Hij vindt dat het een ‘sociale plicht’ van de staat tegenover haar burgers is om hen een redelijke levenstandaard te garanderen. Hij zei: ‘De zakaat moet opgelegd worden aan de rijken en moet aan de armen uitgedeeld worden. Wanneer dit niet genoeg blijkt te zijn, dient de kalief te zorgen voor voldoende aanbod van eten, kleding en huisvesting voor zijn burgers’.  De staat heeft hier een taak en kan daarvoor extra belasting heffen. Ibn Hazm gaat van drie belangrijke inzichten uit:

  • Het recht van de armen op het geld van de rijken is niet beperkt tot de grenzen die de regels voor zakaat aangeven;
  • Als de zakaat niet genoeg opbrengt om aan de behoeften van de armen te voldoen, kan de overheid belastingen heffen op de rijken;
  • Deze behoeften omvatten—toen—huisvesting, voedsel en kleding.

De theorie van Ibn Hazm kan worden uitgebreid en in overeenstemming worden gebracht met de eisen van onze samenleving.

Samengevat

Zakaat garandeert de rechten van de armen op een deel van het eigendom van de rijken met als bedoeling de armoede binnen de gemeenschap te bestrijden. Echter, de zakaat is onvoldoende om de armoede uit te roeien.  Zowel de omvang van de huidige bevolking als de toegenomen kosten van behuizing en medische zorg maken sociale regelingen van tegenwoordig tot een onmogelijk opgave van de moskee. Deze taak ligt bij de overheid. Islamitische organisaties kunnen daarboven geld inzamelen als zakaat of sadaqa als moslims hogere verplichtingen voor zakaat hebben of extra willen geven. Het principe van maatschappelijke solidariteit is een islamitisch principe en kent zijn oorsprong in de koran.



[1] Ibn Hazm van Cordoba (voluit Abu Muhammad ‘Ali ibn Ahmad ibn Sa`id ibn Hazm), Cordoba, (994-1064 GJT).