Gezinsleven in Europa

Kerken ondersteunen families door ouders en kinderen toe te rusten en door het contact tussen diverse generaties uit te bouwen. Dat schrijft de commissie voor Kerk en Samenleving (Church and Society) van de Europese Kerken in een discussienota over ‘Europa en het beleid rond het familieleven’ (Europe and Family Policy).

De commissie wijst op het cruciale belang van de families voor een stabiele opbouw van de samenleving. Door te investeren in educatie en socialisatie van normen en waarden via gezinnen investeert de politiek in de toekomst van Europa, aldus de commissie. Indien dit achterwege blijft, zal de Europese Gemeenschap uiteindelijk zichzelf op kosten jagen, ‘zowel in financiële termen als ook in termen van sociale cohesie en solidariteit’.

De commissie kiest haar uitgangspunt in het Bijbelse getuigenis van Genesis, waar man en vrouw aan elkaar worden geschonken als aanvulling, en op de tien geboden, waar ook het familieleven een plek krijgt in de relatie tot de oudere generatie en in de zegen die doorwerkt door de generaties tot in het duizendste geslacht. In de periode dat de Bijbel is geschreven is het familieleven bij uitstek ook de basis voor welvaart en welzijn.

De nota wijst er op dat de kerken tegenwoordig veel bijdragen aan het gezinsleven door diverse educatieprogramma’s en door het feit dat de kerken mensen bijstaan in transitieperiodes. Kerkelijke rites zoals doop, belijdenis en huwelijk begeleiden mensen door fasen van het leven.

In de nota wordt verder naar voren gebracht dat het aantal alleenstaanden in Europa groeit. Er kan dan ook niet eenduidig over een ‘familie-concept’ worden gesproken. En waar er sprake is van een klassieke waardering van het huwelijk, drukken de lasten die het familieleven met zich meebrengt vaak nog te eenzijdig op de vrouw. In die zin kan het gezin als bouwsteen van de samenleving niet zonder kritiek als uitgangspunt worden hooggehouden.  

Veel aandacht ook in de notitie voor enerzijds jongeren en anderzijds – het blijft immers een kerkelijk spreken waarin men geen doelgroepen wenst te vergeten – ook voor het groeiend aantal senioren. De jongeren komen vooraan in de nota, de ouderen achteraan en om dat te compenseren krijgen ze enkele aparte paragrafen. Er wordt gepleit voor een opwaarding van ouderen. ‘Er is behoefte aan waardering voor de wijsheid van mensen op leeftijd’. Het gaat de scribenten uiteindelijk om een ‘cohabitatie van alle generaties’. Ouderdom moet niet worden gezien als een periode van verval, maar als een periode waarin mensen met ervaring bijdragen aan een nieuwe cultuur.