Luchthavenpastoraat over ramp

De Anglicaanse geestelijke Joop Albers, lid van het moderamen van de Raad van Kerken, maakte als pastor van het luchthavenpastoraat intensief de afgelopen week mee. We vroegen hem om enkele ervaringen op papier te zetten. Hieronder zijn indrukken.

Joop Albers: ‘Het neerstorten van een vliegtuig van Turkish Airways op 25 februari kwam volop in het nieuws op radio en televisie. Dit nieuws werd in no-time door buitenlandse nieuwsmedia opgepikt en werden straalzenders in gereedheid gebracht. Nog sneller was de communicatie tussen de passagiers die direct getroffen waren en de familie en vrienden die hen van de luchthaven Schiphol zouden halen. De mobiele telefoons zorgden er voor dat zij zeer snel op de hoogte waren van de situatie. Meestal eerder dan de nieuwsmedia en de hulpverleners.

Veelal werd het nieuws vanaf de akker waarop het vliegtuig neerkwam door de getroffen passagiers op onderkoelde manier overgebracht door een telefoontje of een sms-je. “We zijn zojuist gecrasht. Het kan dus even duren voordat ik op Schiphol ben”. De ontvangers van het slechte nieuws waren om begrijpelijke redenen zeer bezorgd. Die bezorgdheid werd nog versterkt door de onzekerheid. Het waren vele uren van wachten totdat er  duidelijkheid was over de passagierslijsten.

De bezorgdheid maakte plaats voor angst.  Dat lange wachten maakte ook gevoelens van machteloosheid wakker. Het besef dat je niets kan doen om de hereniging met je geliefde te bespoedigen is verlammend. Daar sta je dan als afhaler. Lege handen en een hoofd vol emoties en een lijf vol spanning.

Het luchthavenpastoraat is al meer dan 35 jaar op Schiphol aanwezig en is al jaren betrokken in het rampenplan van de luchthaven. De rol die zij daarin vervuld is de mensen te begeleiden die herenigd moeten worden. Dat doet zij wanneer er iemand door onheil is getroffen en de getroffen familie de nabestaanden zo snel mogelijk in de armen wil sluiten. Een ramp zoals die van vorige week is een grote tragedie in meervoud. Het gaat over mensen vanuit verschillende landen en culturen en religies.

Het luchthavenpastoraat  mocht bij de opvang van al die mensen aanwezig zijn. Het belangrijkste hierbij is het bieden van een luisterend oor en mensen nabij te zijn. Dat is toch wat in de naam van God is besloten: Ik ben. Die woorden zijn naast een naam, ook een opdracht!

Zo waren er tien medewerkers van het Luchthavenpastoraat (vrijwilligers en pastores) aanwezig in de Wildenhorst – een sportcentrum dat was ingericht om de getroffen passagiers (voor zover zij niet gewond waren) en hun familie en vrienden te herenigen. De nieuwsuitzendingen waarin gesproken werd over de pastorale ondersteuning maakten daarvan geen gewag en vielen terug op verhalen van rampen zoals die in Volendam en Enschede, verlevendigd met beelden van de in drieën gebroken Boeing 737. Gelukkig was hier geen sprake van brand.

‘s Avonds toen er twee vliegtuigen met daarin nabestaanden en familie leden vanuit Turkije op Schiphol aankwamen konden wij die mensen met de passagiers die inmiddels – na controle op mogelijke verwondingen – uit het ziekenhuis waren ontslagen, herenigen.

Voor de getroffen Amerikanen was er ook iemand die de familie representeerde. Ook hierin kon een van de medewerkers van het Luchthavenpastoraat, naast het bieden van een luisterend oor ook praktische ondersteuning geven . Deze ondersteuning gaat ook vandaag nog voort. Net zoals die steun aan de hulpverleners op de luchthaven’.

NB: Het luchthavenpastoraat is een samenwerkingsverband van de Rooms-katholieke kerk, de Protestantse Kerk van Nederland en de Anglicaanse kerk in Nederland.

Post Scriptum: Nadat pastoor Joop Albers zijn bijdrage had ingestuurd, kwam er bij het bureau van de Raad van Kerken nog een impressie binnen over de herdenking die zaterdag 7 maart plaatsvond. Het ging om de bijeenkomst met zo’n 700 mensen georganiseerd door de gemeente Haarlemmermeer. De samenkomst had een religieus ‘neutraal’ karakter. De inzender verwoordde: ‘De neutraliteit verbaasde mij, omdat het merendeel van de slachtoffers wel een religieuze achtergrond heeft. De kerk, de synagoge en de moskee hebben toch al vele eeuwen mensen begeleid die door rouw en noodlot werden getroffen. Zij hebben al die tijd ook woorden van troost mogen meegeven. Moest dat nu dan niet gebeuren?’ Wat vindt u? Wat moet het karakter van zo’n herdenking zijn? Religieus-belijdend of liever wat algemener? U kunt uw reactie geven hieronder.