Besteding geld godsdienst

Het humanistisch en godsdienstig vormingsonderwijs (hvo) krijgt vanaf het schooljaar 2009-2010 jaarlijks 10 miljoen euro. De Tweede Kamer heeft daartoe besloten. Het CIO-O (Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, commissie Onderwijs) probeert de organisaties aan te passen aan deze nieuwe financieringsstructuur. 

De leraren humanistisch vormingsonderwijs en godsdienstig vormingsonderwijs worden daarmee op dezelfde manier als andere docenten betaald. Tot dusverre ontvangen leraren die hvo en gvo verzorgen een vrijwilligersvergoeding van de verschillende levensbeschouwelijke organisaties waaraan zij verbonden zijn. Die organisaties krijgen hiervoor soms subsidie van gemeentebesturen.

In de wet is geregeld dat het openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders levensovertuiging of godsdienst. Ouders hebben wettelijk het recht openbare scholen te vragen om lessen humanistische of godsdienstig vormingsonderwijs te faciliteren. 

Twee derde van alle basisscholen in Nederland zijn van het bijzonder onderwijs. Van alle openbare basisscholen biedt 56 procent godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs (gvo/hvo) aan. Op 30 procent van de openbare basisscholen bestaat wel vraag naar gvo/hvo, maar wordt het niet aangeboden.

Er zijn momenteel circa 300 docenten protestants godsdienstonderwijs actief, ongeveer evenveel docenten humanistisch vormingsonderwijs, een tiental docenten rooms-katholiek vormingsonderwijs en ongeveer 15 docenten islamitisch onderwijs. Vrijwel allen zijn parttime werkzaam.

In totaal volgen circa 73.000 leerlingen dit onderwijs. Behoefte aan dit onderwijs bestaat bij tenminste zo’n 77.000 leerlingen. De verwachting bestaat dat het aantal groter wordt, naarmate er meer mogelijkheden zijn voor godsdienstig vormingsonderwijs.

De redenen waarom ouders hun kinderen op openbare scholen gvo laten volgen, lopen uiteen. Sommige ouders zijn zelf niet gelovig, maar willen wel dat hun kinderen meer van een godsdienstige stroming leren dan het openbaar onderwijs zelf kan bieden. Soms is er geen school van de eigen richting op redelijke afstand beschikbaar.

Volgens artikel 50 van de WPO moet het bevoegd gezag van een openbare school leerlingen in de gelegenheid stellen op school, binnen de schooltijden, godsdienstig of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs te ontvangen. Deze verplichting bestaat al sinds 1842. Voor leerlingen die dit onderwijs niet (willen) volgen, voorziet het bevoegd gezag in andere onderwijsactiviteiten op de school.

Voor de inhoud van deze lessen, gegeven door vertegenwoordigers van kerken en andere organisaties, is niet de school maar zijn de “zendende instanties” verantwoordelijk. In deze lessen mag wél blijken dat de docent zijn eigen levensbeschouwing als de juiste ziet.

Men probeert de krachten te bundelen. Docenten kunnen zich melden bij: a.voskuilen@pkn.nl; meer informatie: www.gvoenhvo.nl.