Nederlands doen

In verschillende overlegsituaties van de Raad van Kerken met moslims is deze week gesproken over onderlinge contacten. Het ging over het suikerfeest, over leerhuizen waar mensen bezigzijn met teksten uit de Koran en de Bijbel, over ‘Een gemeenschappelijk woord’. Daarbij kwam en passant ook de stigmatisering aan de orde, naar aanleiding van (deels) Marokkaanse jongeren met agressief gedrag. Mensen die de media verkeerd willen lezen, kunnen geneigd zijn de islam als zodanig verantwoordelijk te houden. 

Een vertegenwoordiger van het Contactorgaan Moslims en Overheid was duidelijk. ‘Ik vind dat je die jongeren stevig moet aanpakken. Want hun gedrag is onacceptabel’. In de contactgroep Islam van de Raad van Kerken verwoordde een rooms-katholiek deelnemer hetzelfde standpunt. ‘We zijn in Nederland wel eens te veel aan het polderen’, zo zei de man. ‘Je mag niet slaan, je moet alles kunnen uitpraten’, zei de groep. Een Nederlands-Turkse moslima, iemand uit het onderwijs, werd gevraagd wat zij daarvan vond. Zij beaamde het uitgangspunt, en voegde na enig aandringen toe: “Als bij ons op school iemand vervelend doet, houden we het kort en maken we met de ogen duidelijk wat we van bepaald gedrag vinden. Dan luisteren kinderen wel. Soms proberen we het verder bespreekbaar te maken en dan zeggen ze: ‘Oh we gaan het Nederlands doen'”. 

Drs. Harry Mintjes, voorzitter van de contactgroep, stelde vast dat de agressie zich voordoet bij bepaalde groepen. Onder Turken kom je de agressie op die manier niet tegen. Je ziet ook verschil tussen Surinamers en Antillianen. Waarmee duidelijk is gemaakt, zo concludeerde hij, dat het niet gaat om een religieus probleem, maar een maatschappelijk probleem.

Foto: twee leden van de contactgroep Islam, op de voorgrond Jan Post Hospers en daarnaast A. Aydinli