COP 28 Dubai:
Aanpassing

Van 30 november tot en met 12 december is de wereld in Dubai bijeen voor klimaattop COP28. Marijke van Duin – sinds 2000 lid van de klimaatwerkgroep van de Wereldraad van Kerken – volgt de top op de voet en schrijft over haar bevindingen.

Vandaag is de eerste helft van COP 28 afgesloten. Morgen is er een ‘rustdag’, in zoverre dat er dan geen onderhandelingen zijn. Maar er worden wel degelijk veel bijeenkomsten gehouden, door landen(groepen) zelf en ook door ngo’s. Het is een dag om de balans op te maken en de strategie voor de tweede week te bespreken. Ook wij, oecumenische delegatie, hebben een strategisch overleg. Bekeken wordt dan op welke onderwerpen we ons de komende dagen en maanden het beste kunnen richten.

Een van die onderwerpen is adaptatie. In het COP-proces komt dat op verschillende manieren aan de orde. Aanpassing aan klimaatverandering is voor alle landen belangrijk, maar voor landen in kwetsbare zones essentieel. Denk aan Afrika, aan laaggelegen eilanden. Denk ook aan landen als Nederland en Bangladesh.

Er is echter een cruciaal verschil tussen deze twee landen. Het ene land heeft geld, het andere niet. Nederland is al jaren bezig de kusten te versterken en plannen te maken voor de verwachte zeespiegelrijzing. Bangladesh wordt met regelmaat getroffen door overstromingen, met grote stromen ontheemde mensen als gevolg, mislukte oogsten en onafzienbare ellende. Aanpassingsprojecten zouden kunnen helpen, maar kosten veel geld.

In het Parijse Klimaatakkoord is een Global Goal on Adaptation opgenomen (GGA), een streven om de komende decennia meer landen en bevolkingen weerbaar te maken voor de gevolgen van klimaatverandering. Vorig jaar, in Sharm-el-Sheikh, is een werkstroom opgezet om daar voortvarend mee aan de slag te gaan. Maar de gesprekken gaan uiterst moeizaam. Ook hier tekent zich weer een tegenstelling af tussen de rijke en de arme(re) landen. Waar de arme(re) duidelijke doelen willen, gebaseerd op het recht op ontwikkeling, inclusief tijdpad en financiering, remmen de rijke dat af.

Geld zat

Waarom toch lukt het maar niet om door die onzichtbare barrière tussen arm en rijk heen te breken? Een prangende vraag, zeker als je topeconoom Jeffrey Sachs (Columbia University, VS) hoort. Per jaar gaat er in de wereld zo’n 100 biljoen dollar rond, waarvan ca. 27 biljoen wordt gespaard. Geld zat om klimaatverandering én de sustainable development goals (SDGs), de ontwikkelingsdoelen van de VN, aan te pakken. Maar het probleem is dat het geld niet terecht komt waar het nodig is.

Hoe dat te veranderen? Volgens Sachs als volgt:

1. Een mondiale CO2-heffing invoeren, van ca. 5 dollar per ton, zowel op historische als huidige emissies. Dat geld zou direct ter beschikking moeten komen van de arme(re) landen.

2. Het kapitaal van de multilaterale ontwikkelingsbanken (MDBs) opschalen met een factor 5, en India en China veel meer zeggenschap geven.

3. De kapitaalmarkt hervormen. De kredietbeoordelingssystemen zijn verouderd en passen niet meer bij de huidige realiteit. Vaak wordt gezegd dat de markt het wel zal oplossen, maar dat is niet waar: zo’n 82 arme(re) landen hebben niet eens een kredietbeoordeling, kunnen daardoor niet goedkoop lenen en komen zo van de regen in de drup. Ook het schuldenbeleid van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds moet op de schop.

4. De huidige oorlogen moeten en kunnen met onderhandelingen opgelost worden. Veel geld komt daardoor vrij en kan ingezet worden voor de SDGs.

Aanpassing, inderdaad. Om te beginnen van de huidige financiële systemen…

Marijke van Duin

Foto: Valter Muniz/WCC | Een deel van de oecumenische delegatie bij COP 28, waartoe ook Marijke van Duin behoort.