Uitverkiezing is liefdesverklaring

Kun je ook over uitverkiezing praten zonder doemdenken? 

Overweging naar aanleiding van 400 jaar synode van Dordt

door Margriet Gosker

In 2018 is het 400 jaar geleden, dat de beroemde Synode van Dordrecht begon: de grondleggende Synode van het Gereformeerd Calvinisme. Het was de Synode, die opdracht gaf tot het maken van de Statenvertaling en de Dordtse Kerkrorde. En daar ontstonden toen ook de Dordtse leerregels over de uitverkiezing. Het Reformatie-jaar dat achter ons ligt is oecumenisch gevierd. Het heeft veel nadruk gelegd op het Sola Fide en het Sola Gratia: We worden gered door geloof alleen, door genade alleen. Dat is toch eigenlijk ook uitverkiezing? Maar de Dordtse leerregels leren de dubbele uitverkiezing. Dus behalve dat God je genadig is, kun je ook in Gods ongenade vallen. En daar kun je niks tegen doen, want dat is allemaal van te voren bepaald door God zelf, zeiden Luther en Calvijn in navolging van de kerkvader Augustinus. Veel ouderlingen en dominees hadden er moeite mee om dit bij hun ambtsaanvaarding voor hun rekening te nemen. Logisch. We leven in een andere tijd. Kun je ook over uitverkiezing praten zonder doemdenken?

Om maar meteen de koe bij de horens te vatten: In Romeinen 9,13 staan de woorden: ”Jacob heb ik liefgehad en Esau heb ik gehaat”. Is dat niet een vreselijk woord, waar we allemaal bij gaan steigeren? Zegt God dat echt? Leg dat maar eens uit. Hoe kan God nou zoiets zeggen over twee broers – een tweeling zelfs – dat zijn liefde naar de ene broer (Jacob) uitgaat en dat er voor de andere broer geen snippertje liefde is weggelegd, omdat God Esau vanaf het begin zou hebben gehaat? En daar konden die broers zelf ook nog eens helemaal niets aan doen, want dat stond vóór hun geboorte al vast? Ze hadden geen van tweeën nog maar iets goeds of iets slecht gedaan en toen was dat allemaal al bepaald? Zoiets kunnen we ons niet voorstellen en al helemaal niet van een God die liefde is en wiens hart naar allen uitgaat. Deze tekst heeft o.a. een grote rol gespeeld in het denken over de uitverkiezing. Onder meer Augustinus en Calvijn zijn daar debet aan. Er zou een Decretum Horrible zijn. Een voorbeschikking ten leven of ten dode. Dat hij het ‘Decretum horribile’ noemt betekent dat Calvijn er zelf ook van geschrokken is – denk ik dan maar. Mensen zijn hiermee reuze bang gemaakt. Knielen op een bed violen. Angstgeloof. Van tweeën een: God kiest voor jou en dan ben je uitverkoren en bemind. Of God kiest niet voor jou en ja, dan ben je verloren en dat staat al ver vóór je geboorte vast. Je kunt er zelf helemaal niets aan doen en je moet maar afwachten of je uitverkoren bent of niet. En of je nu al je best doet om bij God in een goed blaadje te komen, dat helpt allemaal niks, want het is toch zoals het is. “Hulpeloos maar schuldig”, zei Aleid Schilder, die hier erg onder heeft geleden. Dit angstgeloof heeft veel kwaad gedaan. De werkingsgeschiedenis ervan is desastreus geweest. Het heeft levens van mensen verziekt en niet alleen dat van Aleid Schilder. Denk ook maar Jan Siebelink. Misschien trof het ook wel jouw moeder of je oma, die niet vredig kon sterven, maar in haar laatste uren moest worstelen met al die bangmakerij, die haar vroeger was aangepraat. Terecht zijn mensen daar woedend om geworden en hebben velen de kerk de rug toegekeerd. Jan Wolkers. Maarten ‘t Hart. Noem ze maar op. Zo’n fatalistisch geloof, dat kun je alleen maar snel achter je laten, want het is verlammend en afschuwelijk. En de kerk die dit gepredikt heeft, moet zich schamen.

Maar die tekst: Jacob heb ik liefgehad en Esau heb ik gehaat. Die zit ons nog steeds niet lekker. Want hoe zit dat nu? is dit Gods Woord. Heeft God dit gezegd? Nee, het is God niet, die hier spreekt. Het is Paulus. En hij zegt het in een bepaald verband. Heeft Paulus het van zichzelf? Nee, ook dat niet. Hij heeft het van de profeet Maleachi. Paulus citeert hier het begin van de Maleachi-profetie. Ik heb jullie lief – zegt de Heer – en jullie zeggen: ‘Waaruit blijkt die liefde dan?’ Zijn Jacob en Esau geen broers? Toch heb ik Jacob liefgehad en Esau gehaat. Van Esaus bergland maakte ik een wildernis, Edoms grondgebied gaf ik aan de jakhalzen van de woestijn. Edom kan zeggen: ‘Al zijn we verslagen, we bouwen de puinhopen weer op,’ maar zo zegt de Heer van de hemelse machten: Ze kunnen bouwen zo veel ze willen, maar ik zal het weer afbreken. ‘Goddeloos land’ zal men het noemen, en ook: ‘Het volk waarop de Heer voor eeuwig verbolgen is’. Als je goed luistert hoor je, dat het in Maleachi 1 niet over twee broers gaat, maar over twee volkeren. Het éne volk is Israël – voortgekomen uit Jacob en het andere volk is Edom – afstammend van Esau. Dus het gaat dan niet over individuele personen, maar over volkeren. Het gaat over heilsgeschiedenis. Over Gods geschiedenis met Israël en de volken. Is dat misschien een sleutel tot het verstaan van deze tekst?

Laten we er nog eens goed naar kijken. Wat wil Paulus hier eigenlijk zeggen? Het lijkt er op, dat in deze tekst over Jacob en Esau de uitverkiezing centraal staat. Maar ik ben inmiddels tot de conclusie gekomen, dat het hier niet over uitverkiezing gaat. Tenminste niet over wat daar later allemaal van gemaakt is. Het gaat niet over de vreemde voorkeur van een grillige God, die sommigen verkiest en anderen verwerpt. Het gaat hier over genade. Het gaat hier vooral over Gods liefde en genade. Dat God barmhartig en genadig is. De kern is vers 16: Alles hangt dus af van Gods barmhartigheid. Niet van de wil of de inspanning van de mens. Dat is heel ontspannend. Ja, dat is genade. Dat God zijn liefde schenkt, wie je ook bent en wat je ook doet of wat je ook hebt gedaan. Het gaat om Gods onvoorwaardelijke liefde in Christus Jezus. Daar hoef je niets voor te doen, je krijgt het zomaar. Het valt je toe. Uit genade. Dat is de grote ontdekking die Paulus heeft gedaan en dat is wat hij vooral wil hij vertellen. Uitverkiezing is liefdesverklaring.

Ik kies voor jou, zegt God. Ik kies voor Abraham, Izaäk en Jakob, zegt God. Ik kies voor Israël, mijn uitverkoren volk zegt God. Er zijn ook andere volkeren. Van Abraham zal een zegen uitgaan naar alle andere volkeren. Vanuit Israël zal een zegen uitgaan naar alle andere volkeren. Uit Sion zal Gods wet uitgaan en uit Jeruzalem Gods woord. Als je uitverkoren bent, dat betekent niet dat je beter bent dan anderen. Het uitverkoren volk is ook niet beter dan andere volkeren. Zeker niet. Maar het is wel Gods volk, Gods oogappel, het is het volk dat God bemint en wederzijds. Uitverkiezing is in de eerste plaats: liefdesverklaring. Ik kies voor jou, je bent mijn kind, zegt God. Voor jou heb ik mijn Zoon gezonden, Jezus, het kind van Bethlehem. Je bent gedoopt. Dat is een teken van Gods trouw. In Christus heb ik jou in genade aangenomen. Van jou uit mag nu ook een zegen uitgaan naar andere mensen. Van jou mag nu vooral liefde uitgaan naar andere mensen. Maar denk niet dat je beter bent dan andere mensen. Als dat zo was, dan had Jezus zijn kruis niet hoeven dragen. Uitverkiezing is ook, dat je Jezus mag volgen en de weg van Jezus mag gaan, in liefde en gehoorzaamheid.