Vrouwen in 1948

Niet alleen langs formele lijnen, maar ook informeel merk je dat de Wereldraad aan de vooravond staat van haar zeventigjarig jubileum. Bij het bureau van de landelijke Raad ervaren medewerkers dat uit brieven, kaarten en pakketjes. Mensen met een lange staat van dienst geven soms aan, dat ze de Raad van Kerken in Nederland in een testament hebben opgenomen. En er zijn mensen die spontaan materialen sturen die refereren aan de begintijd.

Ds. Truus de Nie uit Bergen op Zoom stuurde deze zomer een pakketje met enkele brochures en daarbij gevoegd een kaart. ‘Langzamerhand ben ik als tachtigplusser in de studeerkamer aan het ruimen’, schrijft ze. ‘Als vroeger secretaris Indonesië en Vrouw-Man in kerk en samenleving van de Raad voor de Zending van de NHK en ook als vertegenwoordiger in uw bestuur destijds komt er heel wat boven water wat ik toch niet graag direct bij het oud papier gooi. Mogelijk hebt u iets aan bijgevoegd pamflet voor het archief’.

Bij het materiaal zit een interim rapport over het leven en werken van vrouwen in de kerk van de Wereldraad van Kerken uit 1948. ‘For use of participants only’ staat er op de titelpagina gedrukt. Gelet op het verstrijken van de periode van zeventig jaar nemen we enige vrijheid om er uit te citeren, om een idee te geven van hoe de kerk en de samenleving zich hebben ontwikkeld sindsdien. Het rapport zegt twee doelen te willen dienen: het wil inzicht geven in het leven en werken van vrouwen in de diverse kerken; en het wil de consideraties stimuleren over dit thema tijdens de eerste assemblee van de Wereldraad van Kerken in Amsterdam. Aan het rapport ligt een vragenlijst ten grondslag die wereldwijd verspreid is onder kerken die affiniteit met de op te richten Wereldraad hadden getoond.

Vanuit 58 landen kwam er antwoord; soms oplopend tot honderd pagina’s tekst. Men stelt op basis daarvan vast, dat over de hele wereld de invloed van christelijke vrouwen in eigen huis onomstreden is. ‘Hier ligt in zekere zin de sleutel voor de toekomst’. ‘Alles bij elkaar genomen, hoeft men zelfs bij de afwijkingen in een moderne, geseculariseerde staat, geen angst te hebben dat vrouwen boven alles niet zullen kiezen voor het vervullen van hun spirituele, emotionele en biologische bestemmingen in het huwelijk en het moederschap’, aldus het rapport.

Het rapport werkt de nuances per kerkelijke richting uit en stelt onder meer: ‘Er is ongetwijfeld een verbinding tussen het sociale milieu in de christelijke kerken die leven naast niet-christelijke religies. In landen met een islamitische traditie zoals Egypte, Turkije, Irak en Iran, merk je dat er een gemeenschappelijk levensbesef is, waarbij weinig aandacht wordt gegeven aan de plaats van de vrouwen in de kerk’.

Het rapport gaat uitvoerig in op de diverse organisaties van vrouwen per land en de mogelijkheid om gekwalificeerde vrouwen verder in te zetten voor sociale actie, catechese en missionair werk. Daarbij komen niet alleen de winnaars van de Tweede Wereldoorlog in beeld, maar ook de verliezers Duitsland en Japan. In Japan heeft men het gevoel dat de vrouwenbeweging 25 jaar terug is in de tijd na alles wat er is gebeurd. Duitsland rapporteert toch ook, dat er zo’n 400 tot 500 gekwalificeerde vrouwelijke theologen in het land zijn. De meesten zijn godsdienstlerares of verbonden aan vrijwilligersorganisaties. Nederland wordt apart genoemd bij het onderdeel ‘bestuur’. In Frans Kameroen staat dat de eerste vrouwelijke oudste gekozen is in de Presbyteriaanse kerk op 16 februari 1947. De Methodistenkerk van Korea hebben vrouwen in alle besturen. De Presbyteriaanse Kerken van Korea kennen geen vrouwelijke bestuurders. En de ‘Nationale Hervormde Kerk’ van Nederland wordt afgeschilderd als ‘een kerk met een vasthoudend conservatisme op alle terreinen waarin het gaat over vrouwen en macht. Vrouwen mogen niet werkzaam zijn voor bestuurlijke organen. Ze kunnen wel lid zijn van adviserende commissies en raden waar de vraag over bestuurlijke macht niet aan de orde is’.

Als volgende stappen stelt men voor:

1. Het publiceren van de resultaten van het onderzoek onder 58 landen.

2. Voortgaand onderzoek, zodat de inzet van vrouwen met name bij evangelisatie-inspanningen kan worden uitgebouwd.

3. Het ontwikkelen van een uitgave met oecumenische devotie (gebeden, meditaties en biografieën) om plaatselijk in te zetten bij onder meer vrouwenwerk.

4. Het verlangen om een vrouwenmagazine met enige regelmaat te doen uitkomen.

5. Verdere inzet van vrouwen in de commissies en de staf van de Wereldraad.

6. Een verkenning naar de vrouw in het ambt.

De laatste aanbeveling is spannend tot op deze tijd. Daarom een letterlijk citaat, waaruit blijkt hoe omzichtig men formuleerde: ‘De kwestie van het volledige ambt voor vrouwen is actueel in vele opzichten in een groot deel van de kerken, zodat de vraag gerechtvaardigd is of er een plan moet worden ingediend voor een volledig, oecumenisch onderzoek naar de spirituele, Bijbelse, theologische en praktische vragen die hierop betrekking hebben’.

Hoe het afloopt met het rapport vertelt het rapport zelf natuurlijk niet. Maar het laat zich raden. Want het eindigt met de aanbeveling een kleine adviesgroep of commissie in het leven te roepen die het vervolg verder ontwikkelt.

Fotobijschrift: 
Twee foto’s die iets van de lange weg laten zien die vrouwen hebben gelopen in de achterliggende eeuw.