Minder rem op oecumene

De synode van de Protestantse Kerk in Nederland komt bijeen op 21, 22 en 23 april. Er staan belangrijke onderwerpen op de agenda. Er wordt bijvoorbeeld een nieuwe scriba gekozen, de man of vrouw die Arjan Plaisier gaat opvolgen per 15 juni 2016; er komt een vervolg op het beleidsplan, waarin de voorzitter van de regionale vergadering een naam krijgt en de voornaamste optie is die van regiovoorzitter (en dus niet voor bisschop, want daar bestaat nogal wat weerstand tegen); de oecumenische banden met vier kleine reformatorische kerken (Christelijk-Gereformeerd, Gereformeerd-Vrijgemaakt, Nederlands-Gereformeerd en Voortgezette Gereformeerde Kerken) worden aangehaald; er wordt gesproken over de herdenking van de Reformatie; en er staat een concept-reactie op The Church op de agenda. Dat laatste is van belang voor de oecumene in verbondenheid met de kerken wereldwijd.

Het is boeiend te zien in hoeverre ds. Plaisier zich bij de reactie op The Church heeft laten inspireren door de vele reacties die in Nederland onder meer door de Raad van Kerken zijn verzameld. Tegelijk laat de tekst zien hoe ds. Plaisier aankijkt tegen de oecumene en hoe hij kort voor zijn afscheid één en ander tegen het licht houdt. Hij vindt dat de Wereldraad in de oecumenische ambities veel verder zou moeten gaan dan de Wereldraad nu doet. Hij schrijft: ‘Wel komt het ons voor dat deze situatie veel dringender de noodzaak van oecumene geeft, dan in het rapport is uitgesproken. Dit geldt zeker voor de kerk in het Westen, maar ook voor de kerk die leeft in de verdrukking. De kerk wordt in veel opzichten weer teruggeworpen op wat ze ten diepst altijd al was: vreemdeling en bijwoner. Wellicht zijn kerkscheuringen en verwijderingen tussen kerken mede veroorzaakt door het uit het oog verliezen hiervan. En omgekeerd: wanneer deze kant van kerk-zijn zich weer meldt, gaat daar een dringend appèl uit om ons met elkaar te verzoenen en de eenheid te vinden’.

Naast de roeping die ontstaat vanuit de versmalling van invloed, is er de missionaire uitdaging. Plaisier daarover: ‘De opdracht het evangelie te verkondigen, zoals in uw rapport ook benadrukt, kan niet als opdracht aan één kerk worden verstaan, maar als een opdracht die alleen in gezamenlijkheid kan worden opgenomen. Wij geven ter overweging dit tijdsbeeld meer te verdisconteren. Het is geen schande de kansen en de nood van de tijd theologisch te verwerken’.

Een aparte alinea wijdt ds. Plaisier aan het ambt. Dat wordt in vele geledingen als een belangrijk geschilpunt gezien. Plaisier kondigt aan dat juist dit thema verder besproken zal worden in Nederland met de bisschoppenconferentie. Ds. Plaisier: ‘Hoewel we beseffen dat juist als het over het ambt gaat, er tussen de kerken nog aanzienlijke verschillen te overbruggen zijn, hopen we dat ook hierin meer wederzijdse erkenning van elkaars ambten zal komen. In een brief aan de Nederlandse bisschoppenconferentie van de Rooms Katholieke kerk hebben we onszelf ernstig de vraag gesteld of wij protestanten bereid zijn bisschoppen (en de paus), als apostolische getuigen zien. En omgekeerd hebben we de vraag gesteld of de bisschoppenconferentie onze dominees zou kunnen erkennen. Om uit de brief te citeren: ‘zou deze wederzijdse erkenning niet het belangrijkste obstakel uit de weg ruimen, dat ons van elkaar scheidt, en zo een fundamentele stap naar kerkelijke eenheid kunnen zijn?’ Daar hoort dan zeker ook de vraag bij of wij bereid zijn de paus als drager van een universeel ambt van de christelijke eenheid te erkennen. Wij zijn voornemens over deze vraag in ons contact met de bisschoppenconferentie te spreken’.

De concept-brief moet worden vastgesteld door de generale synode. De concept-tekst luidt als volgt.

Generale Synode april 2016
Reactie op ‘The Church’

Wij zijn dankbaar voor The Church. Het is een visiestuk waar lang en geduldig aan is gewerkt en die voor alle lidkerken van de Wereldraad van Kerken en voor kerken die waarnemer zijn, een belangrijke tekst die uitgangspunt kan zijn in de bezinning op het wezen van de kerk. Als Protestantse Kerk weten we ons van harte verbonden met het streven van de Wereldraad van Kerken naar ‘zichtbare eenheid in één geloof en één eucharistische gemeenschap die tot uiting komt in getuigenis en dienst aan de wereld’.

Het is niet onze intentie een uitgebreide reactie op alle onderdelen van het rapport te geven. Wij beperken ons hier door in te gaan op een aantal thema’s uit de nota die ons de afgelopen tijd hebben beziggehouden en waarin wij de nota als een gesprekspartner ervaren.

Het document wil onder andere de kerken de gelegenheid geven na te denken over de wijze waarop zij zelf de wil van de Heer verstaan om naar groter eenheid te groeien. Als ‘united church’ weten we ons daartoe verplicht en willen we daar ook een voorttrekkersrol in spelen. Wij hopen en bidden dat The Church kerken wereldwijd, maar ook in nationale verbanden, elkaar steeds dieper te herkennen als gestalte van het lichaam van Christus. Wij onderschrijven dat hiervoor vereist is dat ‘christengemeenschappen het met elkaar eens zijn over de fundamentele aspecten van het kerkelijk leven’ (par. 37) en zien deze vooral liggen in het gezamenlijke geloof in de drie-ene God, de erkenning van elkaars doop en de betekenis van de maaltijd van de Heer. Wij pleiten voor eucharistische gastvrijheid tussen kerken, inclusief de Rooms Katholieke kerk. De vragen die in de cursieve tekst bij par. 44 worden gesteld, zijn wat ons betreft relevant. Wij pleiten voor een verdere doordenking van de rite van ‘doopgedachtenis’, niet alleen vanwege de missionaire context waarin de kerk zich in toenemende mate bevindt, maar ook vanwege de dialoog met Pinkster- en evangeliekerken en de mogelijkheid om met deze kerken tot overeenkomst te komen in de waardering van de doop, inclusief de doop aan kinderen.

In het rapport wordt uitgebreid stilgestaan bij de vraag naar het wezen van de kerk. Die vraag moet steeds weer gesteld worden, wil de kerk niet ons bedrijf worden. In par. 7 van het rapport wordt een schets gegeven van de tijd waarin met name kerken in het Westen leven. Het is die context die de vraag naar het wezen van de kerk en haar roeping des te dringender op tafel legt. In een recent rapport Kerk 2025: waar een Woord is, is een weg, hebben we gesproken over ’back to basics’, juist ook vanwege de in par. 7 genoemde schets. In het rapport The Church wordt dat benoemd door te stellen dat het middelpunt en het fundament van de Kerk het Evangelie is, de verkondiging van het mens geworden Woord, Jezus Christus, de Zoon van de Vader (par. 14) en het geloof zijn Naam (par. 21). Dat helpt ons om verder na te denken over de basics van onze kerk.

Wel komt het ons voor dat deze situatie veel dringender de noodzaak van oecumene geeft, dan in het rapport is uitgesproken. Dit geldt zeker voor de kerk in het Westen, maar ook voor de kerk die leeft in de verdrukking. De kerk wordt in veel opzichten weer teruggeworpen op wat ze ten diepst altijd al was: vreemdeling en bijwoner. Wellicht zijn kerkscheuringen en verwijderingen tussen kerken mede veroorzaakt door het uit het oog verliezen hiervan. En omgekeerd: wanneer deze kant van kerk-zijn zich weer meldt, gaat daar een dringend appèl uit om ons met elkaar te verzoenen en de eenheid te vinden. Datzelfde kan ook gezegd worden door te wijzen op de missionaire situatie waarin de kerk zich bevindt. De opdracht het evangelie te verkondigen, zoals in uw rapport ook benadrukt, kan niet als opdracht aan één kerk worden verstaan, maar als een opdracht die alleen in gezamenlijkheid kan worden opgenomen. Wij geven ter overweging dit tijdsbeeld meer te verdisconteren. Het is geen schande de kansen en de nood van de tijd theologisch te verwerken.

In uw rapport maakt u duidelijk dat de kerk niet louter de som is van afzonderlijke gelovigen onder elkaar en dat evenmin een plaatselijke kerk de hele kerk is. Wel deelt iedere christelijke gemeenschap op een bepaalde plaats in alles wat voor het leven in gemeenschap wezenlijk is. Tegelijk onderstreept u het belang van de gemeenschap tussen lokale kerken. Als Protestantse Kerk willen we hier recht aan doen. Het hart van de kerk klopt in de plaatselijke gemeente. Daarbij is de wijze waarop deze gemeente leeft vanuit Christus en haar roeping verstaat niet in één patroon vast te leggen. Er zullen nieuwe vormen opkomen, die passen bij de tijd waarin we leven. Hierin zullen we naar de Geest moeten luisteren. Deze vormen zullen in onze tijd vaak een oecumenische karakter hebben. Ook hier zou uw rapport aan kracht winnen, door meer te letten op het ontstaan van nieuwe geloofsgemeenschappen. Het leven gaat vaak voor de leer uit en is vaak ook een leerplaats gebleken. Te vaak wordt oecumene aangesneden vanuit bestaande tradities en kerkelijke structuren. Het gevaar is dat ze daarbij eerder slippendrager is van al lang bestaande verhoudingen dan voorbode van wat zich aandient en als vrucht va de Geest mag worden begroet.

Terecht stelt u dat gemeenten bij elkaar horen en dat de plaatselijke gemeente niet de hele kerk is. Daarbij gaat het niet om een formele band, maar om een inhoudelijke: we zijn elkaar gegeven om elkaar te dienen en elkaar te helpen de weg van de Heer te gaan. Het gaat er om dat de gemeenschap tussen kerken en gemeenten actief wordt onderhouden, wil de gemeente niet sektarisch worden. In onze kerk hebben we kritisch gekeken naar de inrichting van de kerk en met name naar de wijze van samenhang van gemeenten. Het heeft ons gebracht tot een andere inrichting. Daarbij weten we ons te behoren tot kerken die van mening zijn dat structuren en ambtelijke orde meer dan één vorm kan aannemen (par. 24) Graag willen we de uitdaging aangaan ‘elkaars toeleg op het zoeken naar wat voor de kerorde Gods wil is te erkennen en te honoreren’ en ‘samen na te denken over de criteria die verschillende kerken hanteren voor de wijze waarop zij kwesties van continuïteit en verandering bezien’ (cursief deel na par. 24).

Een aparte vraag is die naar het ambt. Terecht wordt de nadruk gelegd op de roeping van alle gelovigen om een profetisch, priesterlijk en koninklijk volk te zijn (par 19). Daarbinnen is er van meet af aan een bijzondere roeping geweest tot het ‘geordineerde ambt’. De vraag naar het ambt is steeds aan de orde geweest in onze kerk. Wij zien een meer functionele en een meer ‘gevulde’ ambtsopvatting naast elkaar bestaan. Het rapport geeft helder aan dat, hoe functioneel ook over het ambt gedacht wordt, de kernopdracht, namelijk dat ze de ‘de gemeenschap herinneren aan de afhankelijkheid van Jezus Christus, die de bron is van haar eenheid en zending’ (idem) niet gemist kan worden.

De vraag naar het ambt is in onze kerk recent ook opgekomen in verband met een herinrichting van onze kerk. Voorzien wordt daarin een verdeling van het land in elf regio’s, waarbij in elke regio een voorzitter wordt benoemd. In deze figuur spelen de drie kwalificaties die het ambt volgens het rapport kenmerken, een belangrijke rol: het is persoonlijk, collegiaal en communaal. Binnen de context van onze presbyteriaal-synodale heeft het persoonlijke wat minder accent gekregen dan de twee andere aspecten. Wij ervaren deze nadruk op het persoonlijke als een verrijking van onze ambtstheologie en praktijk en zien dit als een winst die de oecumenische discussie over het ambt ons heeft gebracht.

Hoewel we beseffen dat juist als het over het ambt gaat, er tussen de kerken nog aanzienlijke verschillen te overbruggen zijn, hopen we dat ook hierin meer wederzijdse erkenning van elkaars ambten zal komen. In een brief aan de Nederlandse bisschoppenconferentie van de Rooms Katholieke kerk hebben we onszelf ernstig de vraag gesteld of wij protestanten bereid zijn bisschoppen (en de paus), als apostolische getuigen zien. En omgekeerd hebben we de vraag gesteld of de bisschoppenconferentie onze dominees zou kunnen erkennen. Om uit de brief te citeren: ‘zou deze wederzijdse erkenning niet het belangrijkste obstakel uit de weg ruimen, dat ons van elkaar scheidt, en zo een fundamentele stap naar kerkelijke eenheid kunnen zijn?’ Daar hoort dan zeker ook de vraag bij of wij bereid zijn de paus als drager van een universeel ambt van de christelijke eenheid te erkennen. Wij zijn voornemens over deze vraag in ons contact met de bisschoppenconferentie te spreken.

Ten slotte nog een opmerking over wat aangereikt wordt in het de ‘De Kerk: in en voor de wereld, en daarin met name het deel over ‘de morele uitdaging van het Evangelie’. Er wordt gesteld dat ontwikkelingen in de filosofie, de samenleving en de cultuur ertoe geleid hebben dat vele morele normen opnieuw worde doordacht’ (par. 63). Wij stemmen hiermee in. Het is niet vruchtbaar om zozeer op ethische kwesties die traditioneel gezien gevoelig liggen binnen de christenheid te focussen, dat genoemde ontwikkelingen buiten het zicht blijven. Wij zijn ervan overtuigd dat de morele bronnen van de christelijke traditie ingebracht moeten worden in het gesprek over morele normen en waarden voor mensen van nu en voor de samenleving van nu, en dat zal blijken dat ze juist zo een nieuwe relevantie krijgen. Zo zijn we in onze kerk enkele jaren een serie gestart onder de titel ‘ethische bezinning’, waarin we de relevantie van de christelijke ethiek op het gebied van werk, familie, lichaam hebben onderzocht. Andere grote thema’s die zich aandienen en al volop actueel zijn, hebben van doen met de migratiestroom en vluchteling, de ecologie en de zorg voor de schepping en de vraag naar veiligheid in een in toenemende mate gewelddadige wereld. Wij zijn ervan overtuigd dat we deze thema’s, die staan in het kader van de uitdaging ‘de leer en de houding van Jezus te begrijpen en in trouw daarin te leven’ alleen in een oecumenische sfeer kunnen begrijpen en uitwerken. Wij menen zelfs dat juist hierin christenen van verschillende kerkelijke tradities elkaar kunnen bijstaan en herkennen. Overigens zijn wij van mening dat de kerk niet alleen opvattingen heeft over morele en ethische kwesties, maar deze ook leeft. De kerk is, om te citeren uit een visienota van onze kerk, een politiek lichaam, waarin geleefd wordt vanuit de gehoorzaamheid aan Christus, en waarbinnen we ons aan elkaar verplicht weten als broeders en zusters van dezelfde Heer. Zonder te leven als dit politieke lichaam wordt alle spreken over ethische en maatschappelijke thema’s al heel snel oppervlakkig of zelfs hypocriet.

Wij danken u voor de gelegenheid om te reageren op The Church en wij bidden u veel heil en zegen toe in het voortgaande proces van de zo noodzakelijke bezinning op het wezen van de kerk en de roeping tot zichtbare eenheid.

In verbondenheid,
Dr. A.J. Plaisier