Bosch spaart kerk niet

Het is dit jaar precies 500 jaar geleden dat Jeroen Bosch in Den Bosch is overleden. De kunstenaar laat in zijn werk een mooie combinatie zien van enerzijds moralistische spiritualiteit en anderzijds een onbevangen houding ook naar de vertegenwoordigers van de kerk. Vanaf 13 februari is in Den Bosch de tentoonstelling ‘Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie’ te bewonderen, waarop verschillende topstukken van de schilder(school) bij elkaar zijn gebracht. Op enkele plaatsen draait nu al de film ‘Jheronimus Bosch, touched by the devil’, waarop de samenstellers van de tentoonstelling in Den Bosch inzichtelijk hebben gemaakt hoe ze moesten opereren om het materiaal bij elkaar te brengen.

De film volgt het kunsthistorisch researchteam dat het mysterie van de circa 25 nog bestaande schilderijen van Bosch zoekt te ontrafelen. Met moderne technieken onderzoeken ze de schilderijen en doen allerlei ontdekkingen: hoe de ark aanvankelijk gevuld was met dieren; hoe diverse technieken duidelijk maken dat een hele schilderschool zich heeft ingespannen om het werk te maken en hoe de uil als symbool van duisternis (of is het toch ook een symbool van wijsheid?) telkens terugkeert in het werk van de Brabantse meester.

Bosch leefde in de tijd net voordat de Reformatie zich doorzette in Duitsland en andere Europese landen. Of het verschil uitgemaakt zou hebben als hij later geleefd zou hebben wat betreft het geloof en de kerk is ook maar zeer de vraag. Brabant was nauw verbonden met het rooms-katholieke gedachtengoed en ook een vorst als Philips II kon het werk van de Brabander waarderen. Wel is duidelijk dat hij enerzijds een ernst in zijn werk brengt met de voortdurende verwijzing naar de hel, of het nu gaat om naweeën van de grote brand die hij in Den Bosch heeft meegemaakt, of om satanische figuurtjes die steeds weer opduiken in het werk; tegelijk toont het werk humor en een onbevangen kritiek, die ook (kerkelijke) autoriteiten raakt.

De Hooiwagen, een van de topstukken van de Nederlandse schilder Jheronimus (Jeroen) Bosch, laat dat zien. Het drieluik is uit het Prado-musuem in Madrid gehaald, heeft al in Boijmans van Beuningen (Rotterdam) gehangen en is straks ook in het Noordbrabants Museum in Den Bosch te zien. Hij schilderde het aan de voeten van de St. Jan. Het is één van de eerste schilderijen in de kunstgeschiedenis waarop alledaagse taferelen zijn afgebeeld. Op het schilderij is een stoet mensen afgebeeld die achter een hooiwagen, een metafoor voor materialisme, aanloopt. De stoet loopt regelrecht de hel in. Bosch is niet kieskeurig in de mensen die dit oordeel ondergaan; geestelijken en seculiere mensen zijn blootgesteld aan dezelfde verlokkingen.

Burgemeester Rombouts was onlangs voor de KRO-NCRV-televisie te zien en deed een oproep de bisschopsstad beneden de grote rivieren te bezoeken.