Een uurlang Plaisier

Nog een paar maanden en dan neemt ds. Arjan Plaisier afscheid als scriba van de Protestantse Kerk. Toch kan je niet zeggen dat hij langzaam terugtreedt. Hij is nog volop actief in allerlei zaken.

Hij voert gesprekken met coa (opvang van asielzoekers) in een poging meer ruimte te krijgen voor kerken en religies om bij vluchtelingen gevoeligheid te helpen ontwikkelen voor de westerse omgangsvormen van vrijheid en religieuze tolerantie. Hij is in gesprek met kleine reformatorische kerken en verwacht binnen een half jaar een regeling op papier te hebben waardoor men gemakkelijker als voorganger bij elkaar een dienst kan leiden. Het ideaal van een open avondmaal / eucharistie in 2018 houdt ds. Arjan Plaisier recht overeind. Er komt nog een jaar van de Reformatie, waarin protestanten en rooms-katholieken samen terugkijken en de balans opmaken van wat de scheuring te weeg heeft gebracht. De twee grote kerkelijke tradities zijn langer samen geweest dan gescheiden, stelt Plaisier hoopvol. En in deze tijd moet je er naar toe dat die situatie zich herstelt. Omwille van het gezamenlijk getuigenis. In de lijn van Willibrord. Wie weet kan daarbij de pastor pastorum (in de wandelgangen: de bisschop) een rol spelen. Niet dat Plaisier een nota daarover heeft geschreven met het doel dichter bij de Rooms-Katholieke Kerk uit te komen, maar toch wel dat je in een zelfde wereld leeft en voor soortgelijke vragen en uitdagingen staat. 

Klaas van der Kamp sprak een uur met ds. Arjan Plaisier. Arjan Plaisier is nu al bijna acht jaar toonaangevend lid van het moderamen van de Raad van Kerken, iemand die in belangrijke mate mee het oecumenische landschap bepaalt. Voor radio Kik (regionale radio in Amersfoort) nam hij een uur de tijd om de belangrijke thema’s van dit moment de revue te laten passeren: het rapport ‘Waar een Woord is, is een weg’, de oecumene, de pioniersplaatsen en de vluchtelingenvragen. Hieronder volgt een uitwerking van dat gesprek.

Voelt u zich als scriba vooral dominee of hebt in uw werk meer aan uw academische titel van doctor?

Ik ben dominee en de rest is aanhangsel. Ik ben onder de dominees gekozen scriba te zijn. Ik vind het goed dat de scriba ervaring heeft als predikant. Anders zit je snel in een ivoren toren van waaruit je dingen bedisselt. Het is wel nuttig ook als doctor te werken, in die zin dat je ook als theoloog een partijtje kunt meeblazen.

Onlangs was er een rapport aan de orde waarin de contouren van de kerk ter discussie komen te staan. Had u dat rapport ook kunnen schrijven toen u net schriba was?
 
Onmogelijk. Ook op deze plek moet je ervaring opdoen. Je moet het spreken van de kerk onder ogen zien in een periode van transformatie, een periode van ontwikkeling. En dan is het goed dat je daar de tijd voor neemt. En dan kom je tot zo’n werkstuk.

Was u opgelucht dat de synode het rapport heeft aanvaard?

Enorm. Ik vond het echt spannend. Het rapport gaat echt ergens over. Het geeft inzicht in wat je als kerk bent. Indringend met termen als Basics en Agenda voor de kerk. En annex gaat het ook over de inrichting van de kerk. Als je daarover spreekt wordt het een graadje pittiger. Omdat je gewend bent aan een bepaalde structuur. Het is de bakens verzetten. In de aanloop naar de bespreking heb ik gemerkt dat het veel tongen in beweging brengt. Veel discussie. Er is het nodige tegen in te brengen. Dat je bij een synode die stemmen hoort, is logisch. Je geeft perspectieven en uiteindelijk besluit je unaniem het rapport te aanvaarden. Dat is wel een euforisch moment. Het is boeiend te zien hoe het in de media valt en in de buitenwereld. Het valt me op dat partijen die normaal niet naar de Protestantse Kerk kijken, hiernaar gekeken hebben.

Bij de presentatie hebt u gezegd: ‘Ik ben er van overtuigd dat de kerk een beetje oplappen niet het goede antwoord is’. Wat bedoelde u daarmee?

Daar bedoel ik mee dat we als kerk in uitzonderlijke tijden leven. De transformatie door de cultuur is diepgaand. We zijn kerk met een prachtige geschiedenis. De vereniging heeft die verworvenheden samengebracht in de verenigde kerk. Maar in deze cultuur verdwijnt dat, die cultuur van polderen, van bestuurlijke kracht, vergaderen. Je ziet dat die kerk weinig uitstraling heeft voor een nieuwe generatie. In mijn overtuiging willen jongeren zich wel identificeren met een geloofsgemeenschap, maar er is een afschrikking van het type kerk dat we zijn. Het vraagt ook zoveel aan mensen en middelen. Je onttrekt die energie aan zaken die je nodig hebt om wezenlijk anders kerk te zijn.

Het betekent wel dat onder uw verantwoordelijkheid de verandering in het kerkzijn groter is dan in misschien wel twee eeuwen daarvoor er aan veranderingen is geweest.

Dat is moeilijk vast te stellen. Misschien hebben we de neiging onze eigen tijd te overschatten. Het nageslacht zal het uit moeten maken. Toch denk ik dat er sprake is van fikse veranderingen, die we als kerken serieus moeten nemen. Niet om slippendrager te zijn van wat er gebeurt, maar om geloofwaardig kerk te zijn.

Wat voor kerktype heeft de huidige cultuur nodig? 

Ik geloof dat er een vrijmoedige kerk nodig is, die uitspreekt wat haar innerlijk drijft. Waar ze zelf aan het woord is. Wat de levende bron is. Om daar woorden voor te geven die niet clichématig zijn. Die blijk geeft dat er persoonlijke ervaring in zit.

Wilt u uw vader en moeder clichématig geloof verwijten?

Nee, helemaal niet. Ik hoop dat elke tijd de kerk krijgt die het nodig heeft. Er zijn in het verleden wel elementen in de cultuur geweest waarin kerkzijn vanzelf was. Dat was tot in de jaren zestig zo. Daar was zoiets van: ze komen wel bij ons. Je ziet dat daar een breuk in is gekomen. We zijn er te lang in blijven zitten van: ze komen wel. Nu moeten we omdenken. Er is een bepaalde verlegenheid. De secularisatie is niet alleen buiten ons, maar ook binnen ons. We konden geen woorden meer aan het geloof geven. Dan hou je je structuur wel, maar er kan een leegte in ontstaan. Dat kan een tijdlang zo zijn. Maar op een gegeven moment moet dat voorbij zijn. Als je het alleen maar moeilijk vindt en je zegt dat je zoekend bent, word je oninteressant. Op een gegeven ogenblik moet je kleur bekennen en zeggen: Hier geloof ik in. Vertel wat je gelooft. Vertel wat je vreugde geeft. Geef daar taal aan. En niet alleen woorden. Dat kerk is er ook om present te zijn en daden te stellen. Simpelweg. Je moet het elke keer weer ontdekken.

Kan je zeggen dat de basics zich concentreren op de betekenis van Jezus Christus en op diaconaat?

Dat vind ik goed samengevat. Betekenis van het evangelie heeft heel veel te maken met de gang van die Ene die de gang heeft gemaakt. Zijn verhaal heeft veel impact. Voor Jan Rap en zijn maat. Je mag deel uitmaken van een geloofwaardige geloofsgemeenschap. Niet eentje die allerlei dingetjes doet. Maar een gemeenschap die er echt is voor elkaar, een diaconale gemeenschap. Het moet een geloofwaardige geloofsgemeenschap zijn, die dat presenteert.

Kijken we naar de uitwerking van het rapport. Een consequentie is dat de classis wordt afgeschaft. Nog maar tien jaar geleden werd die classis als sleutel gezien tussen ambtenaar en gewone gelovige.Loop je niet het risico dat daarmee de afstand tussen gewone gelovige en kerkelijk ambtenaar wordt vergroot? 

Dat kan het risico zijn. Tegelijkertijd hebben de 75 classis 75 dagelijkse besturen nodig. Dat is heel wat. Of het nog werkt…? Misschien was de situatie tien jaar geleden toch anders. Ook kan je niet zeggen dat de classis altijd een gevoel van nabijheid heeft opgeroepen. De classis is voor velen ook een ver van mijn bedshow. Maar als je het vergroot naar acht of tien regio’s kan je hopelijk op zo’n manier het bestuur blijven invullen dat de nabijheid wel vlees en bloed is.

Dan wordt gedacht aan verpersoonlijking in een bisschop (al wordt die naam in het stuk geloof ik niet genoemd, is ’t wel)?

In het stuk wordt de bisschop niet genoemd. Eerst kijken we wat nodig is. Iemand die op regioniveau, provincieniveau die je vrijstelt uit wijkwerkzaamheden. Die de gezamenlijkheid uitdrukking geeft. Die leiding geeft, langs komt, nodigt. En ook degene, die waar problemen ontstaan, aan de tafel komt te zitten of kijkt of de problematiek opgepakt kan worden en met bepaalde doortastendheid kan werken.

Hoe gaat dat achter de schermen om tot zo’n ingrijpend stuk te komen? Waar lag de eerste vonk?

Die eerste vonk lag bij de inhoud. We komen niet veel verder als we dat back to basis toepassen. Ik heb het ook wel bij mijzelf aangetroffen. Het is wel snel in mijn botten geslopen. Als wijkpredikant liep ik er al mee rond. Ik kan niet een concrete dialoog herinneren waarin het zich ontpopte. Maar je doet kerkervaring op. Ik spreek ook kerkenraden en classes. Dan krijg je een beeld hoe het werkt. Dan denk je: Hier schort het aan. We hebben als kerk een soort correctheid. Dat werkt niet meer. Het mag wel iets meer swingen. Het is toch iets prachtigs wat we meegekregen hebben?

U heeft een enquête gehouden voorafgaand aan het uiteindelijke rapport. Daarin werden ook proefballonnetjes opgelaten. Heeft u ook ideeën nadien weer losgelaten? Dat u oorspronkelijk verder wilde gaan?

Er zijn wel ideeën die sneuvelen. Zoals de vraag: moet je stoppen met iets tussen plaatselijke gemeente en synode. Dat is toch allemaal bureaucratie? Of de vraag of je rechtstreeks van de landelijke kerk lid mocht worden. Dat zijn proefballonnetjes. Dat blijkt dan geen draagvlak te hebben. Het waren ook zaken die niet helemaal duidelijk waren. Dan is het geen richtingwijzer. Dan is het meer van: Gooi het in de groep.

Oecumene

Als u zo’n rapport schrijft let u dan op de situatie in andere kerken. Schrijft u daar naar toe?

Naar toe schrijven is een groot woord. Ik schrijf er wel vanuit. Je kunt niet alleen kerk zijn. Dat kan van geen kant. PKN is ook zelf vanuit drie kerken voortgekomen. Dat is een mooi begin, maar niet een eind. We denken vanuit een oecumenische setting. De grote zorg is of we in Nederland een kerk kunnen handhaven. Of dat dan PKN heet is niet mijn grootste zorg.

Toen u in 2008 benoeming kreeg, heeft u gezegd: ‘Ik hoop op een goede samenwerking met de Rooms-Katholieke Kerk en hoop rond 2018 op een gezamenlijke mis-avondmaalsviering’. Komt die gezamenlijke viering er?

We hebben nog even tijd. Er komt nog een belangrijk moment. 2017. De Reformatieherdenking. We hebben besloten er geen protestants feestje te maken. We zullen met een gezamenlijke verklaring komen over waar we vandaan komen en waar we naar toe willen gaan in zin van de zending van Willibrord. Ik denk dat we elkaar niet vinden door te passen en te meten. Maar wel in besef dat we een gezamenlijke missie hebben. De zending maakt ons los. Dat is 2017. Wie weet wat voor dynamiek dat geeft. Het gaat om een diep besef dat we driekwart van onze historie samen zijn geweest. Je kan je de vraag stellen of het nu niet genoeg geweest is. Reformatie en Contrareformatie gaf veel. Tegelijk is er een scheur geweest die het getuigenis heeft verzwakt.

Het lijkt er op dat u als protestanten makkelijker een open avondmaal organiseert dan dat rooms-katholieken ruimte bieden voor anderen bij de eucharistie. Wordt u daar niet eens moe van?

Ik word wel eens moe. Ook van dit. Maar ik realiseer me dat de protestantse kerkstructuur anders is dan de rooms-katholieke. Er zitten traagheden in misschien die wij niet kennen, maar die wel bij het DNA van die kerk horen. Je moet ook oppassen voor al te geïsoleerde doelen. Je moet je afvragen: Wat betekent die eenheid? In die zin ben ik blij met het initiatief van de Raad van Kerken om de beleving van eucharistie en avondmaal te beschrijven. Dat levert herkenning. Dan kom je voorbij de tekstboeken. Als je het viert in parochie of plaatselijke gemeente, kan er een zelfde besef van heiligheid zijn. En al zou het niet het zelfde zijn dan nog is het inspirerend die uitwisseling te doen. Ik wil niet zeggen dat theologie er niet toe doet. Maar de ervaring is wel eens onderbelicht gebleven. Die mag ook meedoen.

Wat ziet u zelf als belangrijkste ontwikkelingen naar de rooms-katholieken?

Er zijn soms stemmen die zeggen: het gaat slecht met de oecumene. We zitten in de ebfase. Misschien is dat in een bepaald opzicht ook wel zo. Tegelijk is er nieuw bloed. Vanuit de Wereldraad hebben we het Global Christian Forum. Met name evangelie- en pinksterkerken zijn er bij gekomen. We zijn er achter gekomen dat minachting van elkaar geen goede zaak is. Zij kijken veel positiever naar de oecumene. We hebben het Nederlands Christelijk Forum, die wil ook stimulans geven aan Raad van Kerken, die wat mij betreft zelf ook vitaal genoeg is.

Tijdens uw scribaat is er in zekere zin een doorbraak gekomen van de oecumene van de kleine reformatorische kerken en PKN. Herkent u dat?

Als je teruggaat in de geschiedenis zijn het afsplitsingen van de protestantse kerk. Een deel van de pijn is geheeld. Ik vind het belangrijk die heling voort te zetten. We zijn zover dat we een vijf-kerken-overleg hebben, die nu indringend bespreken hoe we tot goede betrekkingen met elkaar kunnen komen. Accepteren van gastpredikers, openstellen van de kansels bijvoorbeeld. We zijn nu bezig met een tekst die over een half jaar door de vijf kerken omarmd kan worden.

We gaan naar de wereldoecumene. Er is traditiebreuk ontstaan in uw tijd. Uw voorgangers Remco Mooi, Karel Blei, Bas Plaisier zijn als scriba altijd lid geweest van de Wereldraad. U bent geen lid geworden, waarom niet?

Dat is niet een keus tegen de Wereldraad van Kerken. We zijn een kerk die oecumenisch mee wil doen. We zijn lid van lutherse en van gereformeerde koepels, van Europese, van evangelische kerken in Europa. Ik heb overlegd met de preses en we hebben een verdeling gemaakt. Zij wilde in de Wereldraad van Kerken bezig zijn. En ik heb de andere onderdelen genomen. En we wisselen de informatie goed uit.

Een belangrijk thema van de Wereldraad is de pelgrimage van gerechtigheid en vrede. Ziet u mogelijkheden om daar in Nederland aandacht aan te besteden de komende jaren?

Ik denk het wel. Pelgrimeren is je weg gaan. Dat is nog iets anders dan wat dossiers oproepen. Je kunt het spiritueler invullen dan voorgaande thema’s. Dat vind ik mooi. En het kan zich vullen naar de actualiteit. De eerste vulling is die van het klimaat en de klimaattop in Parijs. Dat is goed. Dan heb je een flexibel concept. Maar ik vind wel dat je het ook niet te groot moet maken. Je schept ruimte met zo’n thema.

Nog even een verbinding met de bisschop. U draagt op dit moment geen boordje. Doet u dat elders wel; bent u er al mee begonnen?

Nee. Ik zie dat sommige predikanten daarmee beginnen. Ik begrijp dat wel. De zichtbaarheid van de kerk is minder geworden. Zo’n boordje kan er voor zorgen dat de dominee of de ambtsdrager herkenbaar is. Je treedt zichtbaar naar buiten, ook in je ambtelijkheid.

Pioniersplaatsen

Een ander thema. In uw tijd heeft de Protestantse Kerk zich sterk gemaakt voor pioniersplaatsen. Wat zijn dat voor plaatsen?

Pioniersplaatsen zijn vormen van kerkelijk leven, die vanaf scratch ontstaan. Ze zijn eigenlijk bedoeld als plek naast regulier kerkelijk leven. In regulier kerkelijk leven voelen veel mensen zich thuis, maar je bereikt niet iedereen. Pioniersplekken zijn pogingen om geloofsgemeenschappen te stichten, te creëren die meer openheid hebben naar doelgroepen.

Is het een antwoord op de secularisatie?

Ja, het doet zich voor in een geseculariseerde cultuur, waarin mensen niet meer vanzelfsprekend sociologiseren. Een pionier is wat anders dan evangelist. Je kan op een zeepkist gaan staan. Maar hier gaat het niet om een evangelieverkondiging. Je bent als kerk een geloofsgemeenschap, en nu ontstaan er nieuwe vormen van geloofsgemeenschap die een lager instapmodel hebben. Die je laat opkomen op plekken waar je helemaal niet bent. Bij jongeren, bij vrouwen in een crash. Net als Paulus die naar de plaats afdaalde, waar vrouwen de was deden, om daar met het evangelie aanwezig te zijn.

Hoeveel pioniersplaatsen zijn er?

We hadden eerst het idee om er 3 per jaar te beginnen. Die werden gedropt vanuit Utrecht. Nu stimuleren we plaatsen zelf met initiatieven te komen. Dan kijken we vanuit Utrecht naar de criteria. Als er een kerkraad is… , dat soort zaken, dan is er coaching en financiële steun en dan hopen we tot 2016 tot 100 te komen. Nu zitten we op helft.

Hoeveel geld is er mee gemoeid?

Ik weet het niet precies, maar we praten over tonnen. We zijn aan het bezuinigen, maar in een tijd van bezuinigingen moet je ook nieuwe initiatieven steunen.

Henk de Roest, een hoogleraar, heeft ooit de pioniersplekken geëvalueerd. Ze ontwikkelen zich van missionaire plekken naar diaconale plekken, stelde hij. Hoe zou dat komen?

Dat kan ik wel begrijpen, omdat doen makkelijk is dan een liturgische gemeenschap zijn. Maar ik wil er geen tegenstelling van maken. Laten we het diaconale koesteren, maar laat dat diaconale niet een escape zijn om ook plek te zijn waar het evangelie gedeeld wordt.

U schrijft op de website van uw kerk. De stukken worden gewaardeerd. U schreef in het begin veel over pionierswerk en missionair werk. Later minder. Later meer over de kracht van het evangelie. Overrompelt u dat?

Het is dat u het zegt. Dat zijn observaties van de buitenstaander, de lezer. Het commentaar bij de tijd ben ik begonnen om een medium te hebben, een persoonlijke ruimte, waarin je een woord bij de tijd kan spreken, zoals je in gesprek kunt gaan over de actualiteit van de dag, zoals over de aanslag in Parijs. Je stelt jezelf de vraag: Wat heb je er vanuit een christelijke traditie over te melden? Natuurlijk probeer je dan vanuit de kracht van het evangelie te schrijven, want dat is wel je bron, die je dan te pakken hebt.

Ziet u bij u zelf een ontwikkeling? Bent u veranderd in de tijd dat u scriba bent geweest?

Dat zal zo zijn. Misschien dat ik ooit autobio ga. Je verandert allemaal. Je bladert wel terug. Pioniersplaatsen krijgen een eigen flow, en dan verleg je wel weer je aandacht naar een belendend perceel.

Als u gemeentepredikant wordt, wat zou u zelf opstarten?

Dat is afhankelijk van de gemeente. Wat is het voor gemeente? Wat vraagt die gemeente? Ik verlang wel naar een gemeente waar missionaire drive levendig is.

In Amersfoort bent u een stadsgebed begonnen.

Ik vond het mooi dat je elkaar als gemeenten daarin vond. Dat je samenwerkt, ook in je verantwoordelijkheid voor de stad.

Vluchtelingen

Ik wil het hebben over de vluchtelingenstroom. U schrijft daarover: ‘Wie hier als vluchteling komt, op zoek naar een veilig heenkomen, verdient steun en opvang’. De Nederlandse overheid wordt terughoudender. Vindt u dat kwalijk?

Ik moet de Nederlandse overheid allereerst complimenteren voor de inzet. De staatssecretaris die naar de plaatsen gaat van de crisisopvang. Natuurlijk kom je voor nieuwe vragen te staan, naar de mate dat er meer mensen komen. Je moet die vragen niet bagatelliseren. Het is duidelijk dat we hier geen drie miljoen mensen kunnen opvangen. We zijn geen Atlasfiguur. Alles heeft een grens. Ook barmhartigheid. Ook hulpvaardigheid. Als je iedereen wilt helpen, help je niemand meer. Als we een patroon zien ontstaan van migratie, dan brengt het de gedachten terug in de tijd dat het Romeinse Rijk aan zijn einde kwam. Dan kan je niet iedereen meer helpen. Op een gegeven ogenblik ga je finetunen. Je stelt de vraag vanwaar men vlucht, waar naar toe. Op een gegeven ogenblik moet je meer selecteren. Net zoals we van de armsten van de armsten spreken. Zo kan je de vluchteling onder de vluchteling onderkennen.

Wat verwacht u van de plaatselijke gemeente? Waartoe zou u plaatselijke gemeenteleden willen oproepen? 

Daar hoef ik eigenlijk niets over te roepen. Er is veel bereidheid om te helpen. Men geeft geld. Of men helpt mensen die van een trein komen. Ik ben blij met die bereidheid die er is. Het zal wel een lange adem vragen. Bereidheid iets spontaan te doen is één ding, maar als het langer duurt, vraagt het volharding. Ik zou mensen willen vragen: Verslap niet. Dan blijft het voor iedereen van goede wil behapbaar. En dan blijf je gemotiveerd.

U heeft een stukje geschreven over de vluchtelingen onder de titel: ‘Vluchtelingen onderwijzen in godsdienstvrijheid’. Wat wilt u precies?

Als mensen hier komen, komen ze met eigen cultuur. Daarin heeft ook de religie een bepaalde vorm. Nu kom je in westerse samenleving die waarden heeft die niet vanzelfsprekend zijn op de plaats waar je vandaan komt. We moeten daar alert op zijn. We kunnen kernwaardes zoals vrijheid van godsdienst, vrijheid om geen godsdienst te hebben en vrijheid om van godsdienst te veranderen niet onder druk laten komen. Laten vluchtelingen er van doordrongen zijn wat ze kunnen doen en wat ze niet kunnen doen. Bepaalde vormen van repressie zoals ze in een azc zijn gerapporteerd, kunnen niet. Geef goede voorlichting in opvang. Maak er werk van. Anders creëer je een dubbele samenleving.

Krijgt u daarin voldoende medewerking van de overheid?

We hebben contact gezocht met de coa. We hebben signalen doorgeven dat het niet goed gaat. Dat is bespreekbaar. We zijn nu in overleg met coa of je een vorm van geestelijke verzorging op plekken kunt aanbieden waarbij neutraliteit van coa gewaarborgd is. Je moet natuurlijk niet ter plekke kerkdiensten gaan houden. Hoe kan je nu helpen en doorverwijzen naar moskee, synagoge en kerk, zodat mensen een plek krijgen, zich thuis voelen? We moeten daarnaast kijken of we kerkgebouwen beschikbaar kunnen stellen als opvangplekken. Het gaat dan met name om lege kerkgebouwen. Dat vraagt heel wat aan ombouw, bijvoorbeeld aan sanitair.

We gaan naar afronding. Hoe laat u de kerk als scriba achter? Hoopvol of denkt u dat we zware jaren tegemoet gaan?

Ik denk dat we als kerken nog meer in de marge komen. Ik hou ook rekening met kleinere protestantse kerken. Tegelijk ben ik hoopvol. We gaan door een periode van zuivering, van katharsis. We gaan terug naar de basis.

Wilt u Arjan Plaisier in beeld zien, ga naar Youtube, waar hij een wens uitspreekt voor de Raad van Kerken voor de komende jaren: 

https://www.youtube.com/watch?v=hKQ5dSX-3Z8&feature=youtu.be

Voor de geluidsopname, klik hieronder: