Niche of wereldwijd?

Je hoeft er geen kranten op na te lezen om te weten dat de kerken in Nederland kleiner van omvang worden. Een vraag is daarbij wel in hoeverre je die kleinschaligheid koestert, dan wel dat je op de één of andere manier de kerk in een groter raam blijft plaatsen. De Tehuisgemeente van de Nederlands Gereformeerde Kerk in Groningen stelt daarover vragen aan mgr. Gerard de Korte, ds. Arjan Plaisier en ds. Klaas van der Kamp, in het kader van een ophanden zijnd symposium. De drie theologen hebben dit met elkaar gemeen dat ze de kleinschalligheid niet willen uitspelen tegen grotere, oecumenische en katholieke verbanden.

Bisschop de Korte zegt: ‘In het bisdom Groningen – Leeuwarden is gekozen voor een dubbele beleidslijn: bestuurlijke schaalvergroting en pastorale schaalverfijning. De 80 rooms- katholieke geloofsgemeenschappen van Noord Nederland zullen in 2018 zijn ondergebracht in 19 nieuwe parochies. Maar tegelijkertijd hoop ik zoveel mogelijk van de 80 geloofsgemeenschappen in stand te houden. De Kerk moet zo dicht mogelijk bij mensen aanwezig zijn’.

Ds. Arjan Plaisier: ‘Huisgemeenten. Leefgroepen. Die twee kunnen gemakkelijker inspelen op de context, waaronder geestelijke en fysieke zorgen. Ik ben er echter van overtuigd dat de kleine groepen het grotere geheel van de ‘katholiciteit’ van de kerk nodig hebben en dat die ook zichtbaar wordt in de grotere viergemeenten’.

Ds. Klaas van der Kamp: ‘Het is bekend uit bijvoorbeeld het bedrijfsleven en ook uit de onderwijswereld dat je een groep niet te groot kunt maken, als je oog wilt blijven houden voor de individuele noden. Toch zou ik de lokale kerk niet graag zo ineen zien duiken dat ze zich in de niche van de eigen ooghoeken laat terugdringen. Ik zou eerder het omgekeerde poneren: christenen en de kerk zijn onderdeel van een wereldwijde gemeenschap. Het zijn juist de bredere perspectieven die je hernieuwd ontdekken aan wat geloof is en aan de noodzaak om ook richting politiek en ngo’s en andere organisaties te werken aan gerechtigheid. Juist bij thema’s zoals armoede en vreemdelingenopvang dreig je op micro-niveau tevreden te zijn met werken der barmhartigheid en laat je de vragen van gerechtigheid al te gemakkelijk over aan ‘mensen die er wel voor geleerd zullen hebben’’.

Prof. dr. Fokko Oldenhuis is één van de initiatiefnemers van een symposium dat op 31 oktober wordt gehouden. In de voorbereiding op het symposium heeft hij met een groep een discussieforum geopend, waarop vier stellingen te vinden zijn. Om het gesprek los te maken zijn De Korte, Plaisier van Van der Kamp gevraagd op de stellingen te reageren. Wie wil kan meediscussiëren via: http://www.tehuisgemeente.nl/activiteiten/symposium-stellingen/

 

1. Een lokale kerk moet er vooral zijn voor de buurt of stad, minder voor eigen gemeenteleden.

Gerard de Korte: In de rooms-katholieke traditie wordt “ lokale kerk” anders gebruikt dan in de protestantse traditie. Het bisdom is de “ecclesia localis”. Maar ik begrijp vanuit het protestantse taaleigen dat met de lokale kerk primair de kerkelijke gemeente of parochie wordt bedoeld.
Ik kan maar zeer beperkt met deze stelling meegaan. De kerkelijke gemeente en parochie vormen gemeenschappen rondom Jezus Christus. In liturgie, catechese en diaconie wordt God groot gemaakt en het geloof verdiept en zichtbaar gemaakt. Juist in een seculariserende cultuur is het belangrijk om christenen voortdurend in de gemeente of parochie te voeden en bij de les van het evangelie  te houden.
Maar, en in die zin kan ik de stelling bijvallen, christelijke gemeenschappen mogen zich nooit in zichzelf opsluiten. Paus Franciscus roept voortdurend op de mensen op te zoeken waar zij actueel zijn. Een geloofsgemeenschap die vuil is van de aanwezigheid op straat, gehoorzaamt het evangelie meer dan een christelijke gemeenschap die zich opsluit en afzondert.

Arjan Plaisier: Dat is een valse tegenstelling. Een lokale kerk is een geloofsgemeenschap van gelovigen of gemeenteleden die samenkomen in Jezus’naam. Ze zijn een broeder- en zusterschap die het leven uit de Geest met elkaar delen. Samen hebben ze een opdracht om getuige te zijn in de buurt of stad. Ze doen dat met woord en daad. Zonder zelf een geloofwaardige geloofsgemeenschap te zijn, zal er weinig van die lokale kerk uitgaan. Anderzijds: als de zending ‘naar buiten’ niet serieus genomen wordt, dreigt de lokale kerk een knusse club te worden

Klaas van der Kamp: In letterlijke zin niet mee eens. De stelling poneert een ‘of…of’ en dat lijkt me niet nodig. Tegelijk lees ik de stelling als een uitnodiging om niet al te introvert te zijn, maar oog te blijven houden voor mensen en structuren buiten de kerkelijke omgeving. En daar ben ik het van harte mee eens. Als ik de Bijbel goed versta heeft God hemel en aarde op het oog en heeft Hij het goede voor met alle mensen. De religieuze groep is misschien wel een eerste aanspreekpunt, maar geen eindstation. De vernieuwing van hemel en aarde is niet gericht op een kleine groep mensen, maar op ‘God alles in allen’. Die oriëntatie impliceert dat we onze mantelzorg, onze diaconie, onze sympathie niet reserveren voor de eigen parochianen, maar voor een ieder die op ons levenspad komt en die onze naaste zou kunnen worden. Het is amper bijzonder te noemen als we elkaar binnen de gemeente voorthelpen, dat doen mensen van de duivenvereniging en de voetbalclub ook. Het krijgt een meerwaarde als we juist oog hebben voor noden en vreugden van mensen buiten onze eigen kring.
 
2. Lokale kerken moeten uiteengaan in kleine losse verbanden om in te kunnen spelen op de geestelijke en fysieke zorgen in de samenleving.

Gerard de Korte: Het is duidelijk dat de kerken in Nederland, zeker de PKN en de RKK als de twee grote volkskerken, te maken hebben met flinke krimp. Veel christelijke gemeenschappen zijn omgekeerde piramiden geworden, met aan de bovenkant veel senioren en aan de onderkant weinig junioren. Bij ongewijzigd beleid zullen de geloofsgemeenschappen  dus kleiner worden. In het bisdom Groningen – Leeuwarden is gekozen voor een dubbele beleidslijn: bestuurlijke schaalvergroting en pastorale schaalverfijning. De 80 rooms- katholieke geloofsgemeenschappen van Noord Nederland zullen in 2018 zijn ondergebracht in 19 nieuwe parochies. Maar tegelijkertijd hoop ik zoveel mogelijk van de 80 geloofsgemeenschappen in stand te houden. De Kerk moet zo dicht mogelijk bij mensen aanwezig zijn. Dat zal echter alleen lukken als door missionair beleid nieuwe mensen worden geworven en nieuwe middelen kunnen worden aangeboord.
Overigens is de organisatiestructuur niet het vijfde evangelie. Er komt misschien een tijd dat de parochiële structuur van de Kerk in onze streken niet meer houdbaar is. Niet voor niets voorzien  godsdienstsociologen in de toekomst het ontstaan van huiskerken en andere kleinschalige christelijke gemeenschappen. Zo kunnen christenen bij het evangelie worden gehouden en kan er ook flexibel worden gereageerd op de noden van de samenleving.

Arjan Plaisier: Ik zie veel in een mengelmoes van kerkelijke vormen. Vierplekken, in mooie en monumentale kerken, waar velen samenkomen. Kleinere gemeenten. Huisgemeenten. Leefgroepen. Die laatste twee kunnen gemakkelijker inspelen op de context, waaronder geestelijke en fysieke zorgen. Ik ben er echter van overtuigd dat de kleine groepen het grotere geheel van de ‘katholiciteit’ van de kerk nodig hebben en dat die ook zichtbaar wordt in de grotere viergemeenten

Klaas van der Kamp: Dat is de helft van het verhaal. Het micro-verhaal. Het is bekend uit bijvoorbeeld het bedrijfsleven en ook uit de onderwijswereld dat je een groep niet te groot kunt maken, als je oog wilt blijven houden voor de individuele noden. Dus in die zin klopt de stelling. Toch zou ik de lokale kerk niet graag zo ineen zien duiken dat ze zich in de niche van de eigen ooghoeken laat terugdringen. Ik zou eerder het omgekeerde poneren: christenen en de kerk zijn onderdeel van een wereldwijde gemeenschap. Zelfs het idee dat je een kerk nationaal organiseert en het daarbij laat, is al vrij beperkt. De kerken zijn wereldwijd verbonden en het is nuttig als wij als christenen ons ook laten aanspreken door mensen uit andere kerkelijke verbanden en uit andere landen. Hoe gemakkelijk loop je anders niet het risico, dat je in een kleine gemeenschap aan de randen van het platteland vergeet dat kerken in Rotterdam te maken hebben met alleen al 41 imams in de binnenstad. En hoe gemakkelijk loop je anders het risico, dat je in een kleine gemeenschap in de Lage Landen, er als vanzelfsprekend vanuit gaat dat ook christenen in Afrika natuurlijk wel een eigen bijbel, een eigen liedboek en drie maaltijden per dag zullen hebben. Het zijn juist die bredere perspectieven die je hernieuwd ontdekken aan wat geloof is en aan de noodzaak om ook richting politiek en ngo’s en andere organisaties te werken aan gerechtigheid. Juist bij thema’s zoals armoede en vreemdelingenopvang dreig je op micro-niveau tevreden te zijn met werken der barmhartigheid en laat je de vragen van gerechtigheid al te gemakkelijk over aan ‘mensen die er wel voor geleerd zullen hebben’.

3. De afname van het belang van theologische leerstellingen is een zegen voor de kerk. 

Gerard de Korte: Ik weet dat een deel van de gelovigen in het recente verleden heeft geleden onder dogmatisme en als verstikkend ervaren regels. Toch zie ik de daling van de belangstelling voor de inhoud van het christelijk geloof als een zorgelijke ontwikkeling. Geloof heeft alles te maken met hart en handen maar ook met het hoofd. Misschien heeft in het recente verleden in een deel van de christelijke gemeenschap het hoofd te veel accent gekregen. Een rationalistisch geloof zonder beleving is natuurlijk de dood in de pot. Maar een geloof dan alleen maar berust op gevoel en mooie ervaringen kan snel ontworteld en stuurloos raken. Mijn grote zorg is juist dat veel christenen in ons land lijden aan een  “bijbels analfabetisme” en sprakeloos zijn als het gaat om de inhoud van hun geloofsovertuiging. Het christelijk geloof sluit de rede niet uit maar in.

Arjan Plaisier: Deze stelling is een stelling. Waarom zouden alle stellingen zinvol of prima zijn, en alleen leerstellingen  fout? Dat lijkt me onzin. Theologie is een prachtige bezigheid en trouwens ook onmisbaar voor de kerk. Dat onder andere daarin de stellingenvorm een plaats heeft, is prima. Een beetje uitgesprokenheid kan geen kwaad. Het gaat natuurlijk wel om de kwaliteit van de stellingen. Als ze bedoeld zijn om tegen elkaar stelling te nemen, zitten ze op het verkeerde spoor. De stellingen, zoals ze af te leiden zijn uit het geloof in de God van Abraham, Izaäk en Jacob, en in Jezus Christus de Zoon, kunnen alleen maar ruimte en vreugde geven. Ze kunnen op zijn tijd ook messcherp zijn, maar dat is dan alleen om die ruimte en vreugde te kunnen behouden. 

Klaas van der Kamp: Mee eens, waar het gaat om theologische leerstellingen die in het verleden te vaak hebben gediend om elkaar de maat te nemen en de ander af te wijzen. Ik zeg er wel bij dat we nu in een belevingswereld zijn beland, waarin je soms de indruk krijgt dat iedere structuur en iedere formalisering vermeden moet worden. Dat is me ook weer wat al te individualistisch. Wil je meer zijn dan los zand, dan heb je ook afspraken nodig en ook theologische leerstellingen. Het helpt ons als we op onderdelen mogen staan op de schouders van voorouders, die hun levensvragen op een bepaalde manier hebben weten in te kaderen. Ze hebben door schade en schande heen geleerd, – om een voorbeeld te noemen – dat je God niet moet laten opgaan in natuurverschijnselen, maar dat je zijn ondefinieerbare grootheid nog het beste kan benaderen als Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat is een nuttige leerstelling, die je alleen stotterend kunt uitspreken, omdat de inhoud veel groter is dan je zelf bent. En het is een leerstelling die in zijn uitwerking in iedere generatie weer een eigen accent zal moeten krijgen. In de dogmatiek heet dat de ‘accommodatie’, het vermogen van God zich aan te passen bij wisselende situaties. Misschien wel leuk om te zeggen voor de NGK, dat juist Klaas Schilder daar ook veel tekst aan heeft gewijd.

4. We moeten in Groningen gewoon beginnen predikanten, priesters en pastores te laten voorgaan in elkaars diensten.

Gerard de Korte: Ik ben een sterke voorstander van de oecumene. Gelukkig beginnen christenen in onze dagen eerst met de overeenkomsten om pas daarna de verschillen te benoemen. Naar mijn overtuiging is de oecumenische beweging  een belangrijk geschenk van Gods Geest in onze dagen.
Toch is er nog geen volledige kerkelijke eenheid gerealiseerd. Ons denken over en beleven van Eucharistie en Avondmaal kent nog grote verschillen. Een en ander maakt het onmogelijk om als predikant een actieve rol te spelen tijdens een Eucharistieviering. Omgekeerd kan ook een priester niet betrokken zijn bij een protestantse Avondmaalviering.  Maar er zijn natuurlijk allerlei mogelijkheden als het gaat om een viering van Woord, zang en gebed.  Er zijn wat dat betreft hele mooie voorbeelden van liturgische uitwisseling te noemen.
Overigens heb ik altijd wat moeite om de oecumene direct toe te spitsen op de liturgie. Juist op het terrein van geloofscommunicatie, catechese en diaconie is er in onderlinge samenwerking nog een wereld te winnen.

Arjan Plaisier: Dat lijkt me een prima idee. Wel even het huiswerk doen en dit ook bevestigen en een plaats geven in de diverse kerkordes. Dan krijgt het allemaal nog meer body en voorkom je Spielerei. Het is goed wanneer we elkaars diensten en ambten verstaan als gaven van de Heer. Erkennen daarvan betekent ook dat je zoekt naar de ruimte om van elkaars gaven te genieten en te profiteren.   

Klaas van der Kamp: Helemaal mee eens. De diverse kerken bieden daar in juridische zin trouwens ook wel ruimte voor. In de Protestantse Kerk heet het dan bijvoorbeeld een ‘missionaire’ of een ‘oecumenische’ dienst. In dergelijke situaties gelden andere regels van kerkrecht dan wanneer je spreekt over een reguliere dienst. De diensten in de week van gebed om eenheid (derde week januari) zijn er op gebaseerd dat je verder kennis maakt met elkaars vormen,woordkeuzes en kerkgebouw. Door juist deze vaak gezichtsbepalende mensen van een andere kerk in de eigen kerk te nodigen, krijg je op een heel natuurlijke manier besef van de geloofsbeleving bij mensen van een andere kerk. Vaak zal je merken dat de analyses en gevoeligheden vergelijkbaar zijn met wat je zelf ervaart. Ik acht het uitnodigen van een voorganger van een andere kerk daar een geschikt middel voor, wat zich ook gemakkelijk laat uitbouwen. Bijvoorbeeld dat je als catecheet of voorganger een deel van de toerusting bij de ander invult of dat je een deel van de toerusting als kerken samen doet. Waarom zou je niet vanuit verschillende kerken alle mensen bij elkaar brengen die in het achterliggende half jaar een kind hebben laten dopen en dan twee of drie keer met hen spreken over ‘geloofsvorming’ en hoe je invulling geeft aan de belofte die je bij de doop hebt gegeven? Op die manier bouw je het contact dat bij voorgangers begint uit naar andere parochianen.