Pinksterkerken meer open

De Pinkster- gemeenten zetten de lijn voort die ze hebben laten zien met de ondertekening van het document over de toenadering inzake de doop in 2012. Dat blijkt uit de nota ‘Dialoog Pinksterkerken’, die de Protestantse Kerk in Nederland op 23 april 2015 ’s middags in de synode bespreekt.

Uit de totstandkoming van de nota kan je afleiden dat de Pinksterkerken hun oecumenische lijn doorzetten. Dat met name de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE) al eerder een meer open koers vaarden, bleek uit de diverse ontmoetingen die vertegenwoordigers hadden met leden van de Raad van Kerken. Een belangrijke stap was in 2012 de ondertekening van de verklaring van toenadering rond de doop, een tekst opgesteld na intensief overleg van diverse kerken binnen de context van de Raad van Kerken.

Naast onder meer de doopsgezinden en de PKN bleken toen ook de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten bereid om deze verklaring te tekenen. Er ging in 2012 weliswaar nogal wat extra telefoonverkeer aan vooraf tussen de bureaus van de Raad van Kerken en de VPE, maar onder leiding van Peter Sleebos maakte men deze belangrijke stap voorwaarts en Machiel Jonker ondertekende het document op 29 mei 2012 namens zijn kerken.

De nota van de PKN is een volgend document, waarin de onderlinge relaties een steviger bodem krijgen. De PKN-leiding schrijft over de onderlinge dooperkenning: ‘Wij wijzen op de praktijk van enkele Pinksterkerken, waarin die de kinderdoop van nieuw ingekomen leden uit de Protestantse kerk, erkennen. Het gaat dan om die leden die deze kinderdoop als een zegen hebben ervaren en om die reden een doop in de Pinksterkerk als tweede doop zouden zien. Hoewel in de Pinksterkerk de eigen doopopvatting de normatieve is, wordt zo open gehouden dat God in het leven van anderen een andere weg is gegaan. Wij wijzen ook op de praktijk in sommige Protestantse kerken waar ruimte is om kinderen op te dragen voor die ouders, die een voorkeur hebben voor een doop op belijdenis. Ook wijzen we op de betekenis van de doopgedachtenis’.

In het nieuwe document van de PKN wordt – zou het zijn om het bilaterale karakter te benadrukken of zou het op een toevalligheid berusten? – nergens expliciet naar de gezamenlijke kerkelijke tekst uit 2012 verwezen, hoewel men inhoudelijk wel diverse thema’s oppakt die ook in de verklaring van de Raad van Kerken aan de orde komen. Peter Verhoeff, één van de ondertekenaars destijds, maakte ook deel uit van de commissie die de nieuwe nota heeft voorbereid.

De nota die in de PKN wordt besproken is voorbereid in 6 jaar tijd. Het gaat officieel om een gesprek tussen de Protestantse Kerk in Nederland en het Landelijk Platform van de Pinksterbeweging. De nota aan de synode heeft het eindverslag ‘Twee overzijden die elkaar schenen te mijden worden buren’ in zich opgenomen.

Het eerste deel van het rapport is een weergave van de dialoog. Er wordt uitgelegd op welke punten men zich herkent bij elkaars geloof en traditie. Ook wordt aangegeven hoe beide geloofsgemeenschappen eigen typen zijn, in welk stadium van de geschiedenis ze elkaar tegenkomen en wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Ten slotte wordt vooruitgekeken en een aantal stappen genoemd voor verdere dialoog en samenwerking. Het tweede stuk geeft de inhoud van de dialoog weer over vier hete hangijzers. Het betreft respectievelijk de waterdoop, de doop met de heilige Geest, de ambt en de traditie. Eén van de aanbevelingen is het voortzetten van het gesprek aan de basis. Een handreiking voor een dergelijk gesprek wordt als bijlage bij de stukken gevoegd.

Het doel van rapportage en de bespreking in de synode is, om de stukken ter beschikbaar te stellen aan de kerk, met een aanbeveling tot genoemde ontmoeting, waarbij de handleiding als ondersteuning hiervoor mede ter beschikking wordt gesteld.

Citaten

Om enigszins de sfeer van de rapportage te proeven nog een paar citaten.

Over de eenmaligheid van de doop: ‘De doop is een eenmalig gebeuren. Het is markering van de overgang uit het oude leven, zonder God, zonder Christus, naar een leven met God, met Christus. Deze overgang komt vooral uit in de tegenstellingen tussen vroeger en nu, zoals ze in Efeze 2 worden genoemd. Het is de overgang van een leven buiten de gemeenschap naar een leven in de gemeenschap van volgelingen van Jezus. Deze eenmaligheid drukt ook het radicale karakter uit van de doop’. Vastgesteld kan worden dat de gesprekspartners de centrale plaats van de doop in de heilseconomie onderschrijven en geen fundamenteel verschil van inzicht hebben met betrekking tot de betekenis van de doop. Overeenstemming was er voorts over het primaat van Gods genade die in de doop wordt beleden en over het eenmalig karakter van deze handeling’.

‘Er was erkenning van de zijde van de Protestantse Kerk dat het historisch primaat ligt bij de doop op belijdenis. Dit leidt tot een grotere acceptatie van de praktijk van de doop op belijdenis zoals die wordt gepraktiseerd in de pinksterbeweging’.

‘Van de zijde van de pinksterbeweging was er de erkenning dat de praktijk van de kinderdoop al vroeg in het christendom werd geïntroduceerd. Ook werd er een toenemende openheid geconstateerd binnen de pinksterbeweging om kinderdoop en belijdenis te erkennen als vervanging voor de doop op belijdenis’.

Over de verdere studie die nodig is rond de doop:

‘Tijdens de gesprekken kwamen enkele thema’s steeds terug en deze vragen om nadere studie of onderzoek naar praktische mogelijkheden om elkaar tegemoet te komen.
Verdere studie is nodig over:
• De aard, de functie en de plaats van de doop in de heilige Geest in het christelijke leven
• De aard van de christelijke gemeenschap en de betekenis daarvan voor het geloofsleven

Verdere reflectie en discussie is wenselijk met betrekking tot de erkenning van kinderdoop en belijdenis in kringen van de pinksterbeweging enerzijds en anderzijds de wijze waarop het opdragen van kinderen, de doop op belijdenis en de bredere toepassing van het ritueel van de doopgedachtenis in de Protestantse Kerk beter in de liturgie en de gemeentepraktijk kan worden ingepast’.

Ambt

Een citaat ook over de plaats van het ambt: ‘Waar in de Pinkstergemeente meer het accent ligt op de ‘organisatie’ van de Geestesgaven die aan alle leden wordt gegeven, ligt in de Protestantse kerk meer het accent op de dienst van het Woord waardoor de gemeente wordt bediend’. 3

‘Hiermee worden wellicht meer tegenstellingen gecreëerd dan er zijn. Immers, onder het leidinggeven van de oudsten hoort ook de rol van de voorganger, en zijn dienst (ministry), die toch voor een belangrijk deel ook die is van herder/leraar of evangelist. En de dienst van Woord en sacrament is een dienst waar de gemeente in betrokken is door de andere ambtsdragers. Bovendien is de dienst van woord en Sacrament ervoor bedoeld de gemeente bij haar roeping te bepalen, en dus ook in haar roeping te bevestigen’.

‘Toch blijft hiermee wel degelijk een ‘structuurverschil’ bestaan. Verder hierop doordenkend, valt op dat het ambt van de predikant niet een zuivere evenknie is van de voorganger van een Pinkstergemeente. Het ambtelijke van de predikant heeft, door de volmacht van bediening van Woord en sacrament, een ‘geleidend’ karakter. De kerkdienst draait zeer sterk om deze bediening. Deze dienst heeft weliswaar geen sacramenteel karakter, maar een kerkdienst zonder een ‘bevoegde’ voorganger is niet goed voorstelbaar. De voorganger verkondigt het heil, zegt het toe, en de gemeente ontvangt, gelooft, overweegt, enzovoorts. In een Pinkstergemeente is er zeker ook de rol van de voorganger. Misschien kan die wel groter zijn dan van een predikant. Hij is daarbij meer echter meer degene die de Geest wekt en ruimte geeft aan de bedieningen, dan die het Woord bedient en het heil aanzegt. Ook dit zijn wellicht te schematische typeringen, maar ze geven wel een sfeer- en cultuurverschil weer’’.

Eerdere verklaring

Ter vergelijking is het misschien aardig ook nog een citaat te geven uit de verklaring van onderlinge toenadering rond de doop die onder regie van de Raad van Kerken in 2012 tot stand kwam. Daarin staat onder meer:

‘In de meeste kerken wordt de doop gezien als een sacrament of teken dat slechts één maal aan een mens kan worden bediend: het is onherhaalbaar. Soms staat die onherhaalbaarheid echter onder druk. Zoals gezegd: sommigen in de kerken waar de kinderdoop gebruikelijk is, betreuren het dat zij het sterkste teken van ‘opgenomen worden in de kerk van Christus’ niet zelf bewust hebben mogen ondergaan. Meermalen klinkt dan ook de vraag om, wanneer men belijdenis doet, opnieuw te worden gedoopt. Binnen de hedendaagse westerse cultuur, die op het zelf ervaren veel nadruk legt, klinkt die vraag des te luider. De kerken die vasthouden aan de (eenmalige) kinderdoop zoeken daarop een antwoord door meer aandacht te geven aan momenten en rituelen van doopvernieuwing of doopgedachtenis. Het gaat daarbij niet om een herhalen van de doop, maar om een in herinnering brengen van de destijds ondergane doop, om een opnieuw indachtig worden van het belang ervan.

Ook in de ‘op belijdenis dopende’, ‘doperse’ kerken wordt de vraag om opnieuw gedoopt te worden uiteraard regelmatig gesteld. Hij klinkt vaak bij de overgang van een als kind gedoopte naar zo’n kerk. In de doperse kerken die aan deze doopverkenning deelnamen, is er begrip voor dat zo’n wederdoop bij de zusterkerken, die de kinderdoop kennen, gevoelig ligt. Daarom beloven zij er prudent mee om te gaan. Tot een erkenning van de kinderdoop in het algemeen kunnen en willen deze doperse kerken vooralsnog niet overgaan. Maar bij toetreding van iemand die als kind in een andere kerk werd gedoopt, is in sommige doperse gemeenten een herdoop geen must. In verschillende van deze doperse gemeenten doet men dan ook ervaring op met een vorm van ‘open lidmaatschap’: waar in die gemeenschappen voorheen het lidmaatschap strikt gekoppeld was aan ‘doopop-belijdenis’, staat men tegenwoordig aan mensen die de kinderdoop ontvingen maar in hun geweten bezwaard zijn een herdoop te ondergaan, de volledige deelname aan het gemeentelijk leven toe. Voor de toekomst lijkt een verdere bezinning op dergelijke vormen van open lidmaatschap van belang’.

Delegaties

Van de kant van de Pinksterkerken had zitting in de commissie:
* Piet Brinksma (voorganger in Amsterdam),
* Steve van Deventer (voorganger evangelische gemeente De Weg te Mijdrecht),
* Gert Hijkoop (Voorganger New Frontiers Rotterdam),
* Cees van der Laan (docent theologie en levensbeschouwing Christelijke Hogeschool Windesheim),
* Huib Zegwaart (docent theologie en levensbeschouwing Christelijke Hogeschool Windesheim, voorzitter van de VPE-delegatie),
* Paul van der Laan (Southeastern University, Florida),
* Nelleke Bosshardt (freelance docent theologie Rafaël Nederland),
* Wilkin van de Kamp (Voorganger Euregio Christengemeente in Aalten),
* Regien Smit (justitiepredikant).

Van de kant van de Protestantse Kerk waren dat:
* Willem Jan Dekker (predikant hervormde gemeente Amersfoort),
* Nynke Dijkstra-Algra (projectmedewerker missionair werk en kerkgroei PKN),
* Arenda Haasnoot (predikant Gereformeerde Kerk Rijnsburg),
* Sjaak van ’t Kruis (beleidssecretaris scriba PKN),
* Arjan Plaisier (scriba PKN, voorzitter van de PKN delegatie),
* Wout van Laar (emeritus predikant PKN),
* Peter Verhoeff (voorzitter regionaal adviseur classicale vergaderingen PKN),
* Trinette Verhoeven (predikant Evangelisch-Lutherse gemeente Den Haag).
Daarnaast hebben enkele wisselende mensen als adviseur deelgenomen aan het overleg. 

Foto’s:
Huib Zegwaard, delegatieleider van de pinksterkerken
Kinderdoop
Volwassendoop