Kritisch naar extremisme

Loyaliteitsconflicten problematiseren het gesprek over extremisme. Enerzijds willen religieuzen hun eigen geloofsgenoten niet afvallen. Anderzijds willen ze een vreedzame relatie met de rest van de samenleving. De noodzaak stelling te moeten nemen voor of tegen belemmert gelovigen in hun spreken over extremisme. Deze observatie komt van een deelnemer aan de studiemiddag ‘Verlegenheid van religies’ afgelopen  woensdag.

De middag werd belegd door het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), het Nederlands Verbond voor Progessief Jodendom (NVPJ), het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) en de Raad van Kerken (RvK), samenwerkend onder de naam Caïro-overleg. Het doel: open het gesprek aangaan over extremisme in de achterban van de religies. Elke religie heeft er mee te maken. Momenteel worden we er dagelijks mee geconfronteerd. De spanningen in onder andere het Midden-Oosten zetten ook in Nederland de verhoudingen op scherp. In het Caïro-overleg zoeken vertegenwoordigers van de drie grote godsdiensten in dialoog manieren te vinden om met deze ontwikkelingen om te gaan. Voor de studiemiddag waren belangstellenden uitgenodigd. Ruim zeventig van hen kwamen bijeen in het Joods Cultureel Centrum, waar ze luisterden naar toespraken door voormannen van de drie monotheïstische religies. Onder leiding van een van de leden van het Caïro-overleg, Hanneke Gelderblom-Lankhout, legden de bezoekers hen vragen voor.

Het was voor de deelnemers aan de studiemiddag even zoeken welke kant precies op te gaan met het thema ‘verlegenheid’. Christelijk panellid dominee Wessel Verdonk zei de verlegenheid voorbij te zijn. “Ik schaam mij om het evangelie niet,” verklaarde hij in navolging van de apostel Paulus. Deze inzet reflecteerde delen van de lezingen en de bespreking. Die richtten zich op de verlegenheid die religieuzen in het algemeen kunnen hebben als minderheid in een overwegend seculiere samenleving. Er werd in de zaal geconstateerd dat velen niet goed uit durven komen voor hun (herontdekte) religieuze identiteit, uit angst voor de reacties van hun omgeving. Professor Marcel Poorthuis, verbonden aan Tilburg University, sprak in deze context over de “paradox van de moderne tolerantie.” In onze samenleving zijn we zo tolerant geworden, dat we veel religieus geïnspireerde uitingen niet meer kunnen goedkeuren. Een islamitisch maatschappelijk werkster liet weten ontzet te zijn over de voorstellen om geradicaliseerde jongeren uit te zetten. Ze zag het als teken van zwakte dat de Nederlandse samenleving de problemen weg moet schuiven, niet in staat ze op te lossen.

Het begrip verlegenheid krijgt een andere invulling als de focus verschuift naar extremisme binnen een religieuze groep. Een Joods zakenman vroeg Yassin Elforkani – panellid namens het CMO – op de man af wat hij tegen jonge Joodse ondernemers moest zeggen die overwegen Nederland te verlaten omdat ze zich niet veilig voelen. De vraag toonde de impact die recente anti-semitische uitingen hebben op de Joodse gemeenschap. Elforkani gaf ruiterlijk toe dat de situatie momenteel erg moeilijk is. Daarnaast verzekerde hij dat het CMO doet wat in haar vermogen ligt om het klimaat te verbeteren. In zijn bijdrage legde hij uit dat de islam het christendom en jodendom veronderstelt. ‘Soms vraag ik aan mensen: Welke naam komt volgens jou vaker voor in de Koran, de naam van Mozes of de naam van Mohammed? Ze denken dan vaak dat het om de naam van Mohammed gaat, maar in werkelijkheid komt de naam van Mozes vaker voor’.

Vooral van jongeren met een religieuze overtuiging werd van verschillende kanten stellingname verwacht – de eerder genoemde loyaliteitsconflicten. Enerzijds willen zij aansluiting vinden bij de seculiere meerderheid in de samenleving. Deze meerderheid legt hen grenzen op in de beleving van hun geloof. Anderzijds willen zij zich identificeren met hun religieuze achtergrond. Joods panellid rabbijn Raphaël Evers analyseerde dat het mis kan gaan als de identiteitsontwikkeling van een jongere niet goed wordt ondersteund door zowel de eigen sociale context als de samenleving als geheel. Vooral in de leeftijdscategorie 6-12 jaar bestaat de kans dat negatieve bejegening door de samenleving vanwege de religieuze identiteit een minderwaardigheidsgevoel ontstaat. “Hier ligt het broeinest van extremisme,” aldus Evers.

De ontmoeting in Amsterdam had een verkennend karakter. Het was aftasten nu extremisme – een onderwerp waar binnen geloofsgemeenschappen al snel een taboe op rust – ter sprake is gebracht. De spanning was af en toe voelbaar als beladen onderwerpen aangeraakt werden, zoals het Israëlisch-Palestijns conflict. Toch was de discussie in de sfeer van het Caïro-overleg, dat in de woorden van Gelderblom-Lankhout ten doel heeft “alles op tafel te leggen zonder elkaar de tent uit te vechten.” De gespreksleidster riep het publiek op vooral hun ervaringen op plaatselijk niveau met het overleg te delen. Alleen als iedereen goed samenwerkt kunnen de problemen opgelost worden. Voor betere communicatie en een groter bereik wordt het overleg door het publiek aangemoedigd ook aanwezig te zijn op sociale media. Gelderblom-Lankhout liet doorschemeren dat binnenkort een facebookpagina verwacht kan worden.

De lezingen zijn hier na te lezen.

Foto’s (fotograaf Marianne Mak):
imam Yassin Elforkani
professor Marcel Poorthuis
rabbijn Raphaël Evers
zaalimpressie
dominee Wessel Verdonk
voorzitter Hanneke Gelderblom