Spiegelen in Emmaüsverhaal

De Emmaüsgangers herkennen de opgestane Heer niet. Hoe kan dat toch? Blijkbaar is de opgestane Heer anders dan de Heer met wie ze dagelijks verkeerd hebben.

Dat was één van de opmerkingen tijdens de tweede expertmeeting over de beleving van eucharistie en avondmaal op vrijdag 6 juni in Amersfoort. Om het gesprek te starten maakte prof. dr. Barend Kamphuis een paar inleidende opmerkingen bij Lucas 24. Hij stelde de vraag naar de identiteit van de Emmaüsgangers; waren het wel twee mannen of zij het een echtpaar zijn?, bijvoorbeeld Kleopas en zijn  vrouw Maria (Johannes 19).

Hij benoemde enkele wendingen in het verhaal. De gast wordt gastheer als hij het de zegenbede uitspreekt. Ze herkenden Jezus in het breken van het brood. En een wending is er op het moment dat Jezus het brood breekt. Een laatste wending is er op het moment dat de Opgestane verdwijnt. Er is het contrast van de aanwezige en de afwezige.
(Zie voor de volledige tekst van Barend Kamphuis einde artikel.)

Diverse van de ruim twintig deelnemers spiegelden zich in het verhaal en kwamen met persoonlijke ervaringen. Iemand vertelde van een avondmaalsviering in Afrika, waar de voorganger het brood brak, de helft gaf aan de persoon naast hem, die brak op nieuw het brood in tweeën en gaf een kwart door in de cirkel en de rest ging naar de kleinkinderen die inmiddels achter hem waren gaan zitten. De eucharistie werd weer tot een maaltijd.

‘Hoe kan het dat niemand Jezus herkent?’, vroeg één van de deelnemers. ‘Jezus verbergt zich ook enigszins’. ‘God wordt herkend als hij gebroken wordt’. ‘De gemeenschapservaring is ook van belang’.

Mgr. Joris Vercammen vatte het gesprek samen. De gebrokenheid en het offer keerde telkens in het gesprek terug. De herinnering ook. En de vreugde. Daarbij was er een onderlinge verstandhouding die de eigen kerkelijke richting overschrijdt.

In het tweede deel van de bijeenkomst ging het over de mogelijkheden om het gesprek ook plaatselijk en in kleinere kring voort te zetten. Er zullen uitnodigingen daartoe verzend worden en er komt informatie op de website. Het gaat dan om plaatselijk het gesprek te voeren over de vraag welk aspect van de viering mensen het meest aanspreekt. Een andere insteek kan het verhaal uit Lucas 24 zijn. En er zijn diverse filmpjes gemaakt, waar mensen vertellen over hun beleving van eucharistie en avondmaal.

De aanwezigen praatten vrij lang over de vorm waarin de reacties plaatselijk worden ingezameld. Een kerngroep heeft vijf vragen opgesteld. Vooral de gesloten vragen die een cijfermatige score vragen riepen veel gespreksstof op. De kerngroep kijkt er nog verder naar en zal dan met een definitieve vragenlijst komen. De verwachting is dat die lijst rond 1 september klaar is. Daarna krijgen plaatselijke kerken, gemeenten, parochies, gespreksgroepen de gelegenheid om tot 31 december reacties in te sturen. De kerngroep zal eind augustus de finale keuzes daarvoor maken.


Hier volgt de tekst van Barend Kamphuis:

Emmaüsgangers

Lukas, 24, 13-35

In de christelijke iconografie worden de Emmaüsgangers meestal weergegeven als twee mannen. Dat is op zich goed mogelijk. Maar heel waarschijnlijk is het eigenlijk niet. Het zijn in ieder geval niet twee onafhankelijke vrienden. Het is een nauw aan elkaar verbonden paar. Ze bewonen een gezamenlijk huis, waar ze Jezus kunnen uitnodigen. Het kunnen een vader en zoon geweest zijn. Het is ook goed mogelijk en zelfs het meest waarschijnlijk dat het om een echtpaar ging. De Kléopas hier uit Lukas 24 kan heel goed dezelfde zijn als de Klopas uit Johannes 19, 25, het is resp. een Griekse en een Aramese naam, die wellicht door elkaar heen konden worden gebruikt. Als dat waar is, weten we zelfs de naam van de tweede Emmaüsganger: Maria, de vrouw van Klopas, een van de vrouwen die bij het kruis hadden gestaan.

Dit detail is misschien niet zo belangrijk, behalve dat het onthult dat een mannelijke lezing van de Schrift helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Dat het een echtpaar geweest zou zijn past bovendien ook helemaal bij de opstandingsverhalen, waarin keer op keer vrouwen getuigen zijn van de opgestane Heer. Ik ga er daarom verder maar van uit dat ht inderdaad Kléopas en zijn vrouw Maria waren.

Een interessant punt is dat volgens de oude christelijke traditie Kléopas een oom van Jezus geweest zou zijn, een broer van Jozef. De spanning tussen het niet herkennen van Jezus en het wel herkennen van Hem in dit verhaal wordt daardoor vergroot. Ook als je Jezus heel goed kent naar het vlees, van klein kind in Nazareth af aan, ook dan herken je Hem niet zomaar naar de Geest, als de Levende.

Ik sla het verhaal over de wandeling en de gesprekken tijdens de wandeling over, hoe boeiend dat ook is en hoe graag je er ook bij geweest zou zijn. Helaas, Kléopas en Maria hebben kennelijk geen aantekeningen gemaakt toen ze met brandende harten naar de Heer luisterden. Ook wij zullen het dus moeten doen met Mozes en de profeten.

Maar dan aanvaardt Jezus hun uitnodiging. Hij gaat binnen, gast in het huis in Emmaüs. Maar het is een vreemde gast. Hij ontpopt zich als gastheer. Hij spreekt het tafelgebed uit, breekt het brood en reikt het hun aan. Deze rolverwisseling is typisch voor Jezus. Openb. 3:,20: “Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen”, en dan niet, zoals er in de NBV staat: “en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij”, maar toch echt: “en ik zal met hem de maaltijd gebruiken en hij met mij”. De Levende is niet alleen onze Heer, maar ook onze gastheer. We zitten aan zijn tafel en krijgen van Hem het brood om eeuwig te leven.

Hoe vaak was Jezus al niet als gastheer opgetreden tijdens zijn leven, soms bij maaltijden van duizenden, soms intieme kring. Steeds had hij het zegengebed uitgesproken, het brood gebroken, het vaak eigenhandig uitgedeeld en soms zelfs vermenigvuldigd. Ook na de opstanding gebeurt dat keer op keer. In Hand 10, 41 karakteriseert Petrus de getuigen van de opstanding met de woorden: “die samen met hem gegeten en gedronken hebben nadat hij uit de dood was opgestaan”. Jezus als gastheer, dat ervaar je als je de opstanding gelooft. Zodra je Hem uitnodigt, wordt Hij degene die uitdeelt aan jou.

Dan komt de tweede wending daar in het huis in Emmaüs: “Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem”. Door de rol van gastheer op zich te nemen, opent Jezus hun ogen: het is de Heer, de levende. Hij is aanwezig in hun huis. Hun diepe teleurstelling is nu definitief omgeslagen in grote vreugde. Israëls bevrijding is toch aanstaande.

Dit is voor mij de kern van de maaltijd van de Heer. Wij houden maaltijd. Wij zetten de tafel klaar en brood en wijn erop. Maar dan blijkt Jezus gastheer te zijn en Hij geeft zichzelf als brood en drank voor eeuwig leven. Zo ervaar ik zijn aanwezigheid. Niet vanzelfsprekend. Nog altijd moeten onze ogen geopend worden. Maar Hij doet dat door ons aan zijn tafel te nodigen en zichzelf aan ons uit te delen.

Maar er komt nog een derde wending: “hij werd onttrokken aan hun blik”. De aanwezigheid van de Heer slaat weer om in afwezigheid. De aanwezigheid van de Opgestane heeft geen vanzelfsprekende continuïteit. Dat neemt de vreugde over zijn verschijning niet weg. Kléopas en Maria lopen dat hele eind naar Jeruzalem terug om hun blijdschap met de anderen te delen. Maar, ondanks de blijdschap over de opstanding, het koninkrijk is nog niet gekomen. Israëls bevrijding is nog niet voltooid. Wij leven in de tussentijd. Dat stempelt ook de maaltijd van de Heer. Je hebt bij die maaltijd niet alleen de taal van de aanwezigheid nodig, maar ook die van de afwezigheid.

Het is niet alleen ‘Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed’. Het is ook: “vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader” (Mat. 26, 29). Het is niet alleen de viering van de aanwezigheid van de Heer als gastheer. Het is ook de verkondiging van de dood van de Heer, totdat Hij komt. Het koninkrijk is er nog niet, De Heer is nog niet gekomen. Israël is nog niet bevrijd. De machten van kwaad zijn nog niet definitief bedwongen. Onrecht en geweld heersen nog. Dat is de afwezigheid van de Heer.

In mijn gemeente in Kampen heb ik er wel eens voor gepleit om te doen als de Joden bij Pesach: één stoel openlaten bij de maaltijd. Zij doen dat voor de profeet Elia, de voorloper van de Messias. Wij zouden dat kunnen doen voor de Heer, ons afwezige Gastheer. Overigens sprak het idee kennelijk verder niemand aan, dus het is niet doorgegaan.

Ik denk dat de dialectiek tussen de taal van de afwezigheid en die van de aanwezigheid veel verschillen in spiritualiteit en theologie bij de maaltijd verklaart. Beide talen hebben elkaar overigens nodig, zoals wij hier ook elkaars spiritualiteit en theologie nodig hebben. Wie alleen de taal van de aanwezigheid kent, dreigt te vervallen in wat Luther noemd theologia gloriae, alsof het rijk van de heerlijkheid er al is. Dan dreigt het verlangen naar de komst van het koninkrijk te vervagen. Wie alleen de taal van de afwezigheid kent dreigt te vervallen in dualisme: de harten omhoog, hier beneden is het niet. Dan verdwijnt de dankbaarheid voor de werkelijkheid van Gods genade. Graag zou ik willen pleiten voor het erkennen van het recht en de noodzaak van beide talen.

Barend Kamphuis

 

Literatuur

Naast een aantal commentaren heb ik gebruik gemaakt van

Rob van Houwelingen, ‘Gast wordt gastheer’ in Nader bekeken 21, 110-111 (april 2014)

N.T. Wright, ‘The Resurrection and the Postmodern Dilemma’, http://ntwrightpage.com/Wright_Resurrection_Postmodern.htm


Foto’s:

Barend Kamphuis
Leo Koffeman en Yosé Höhne