Week van Gebed 2015: Preek dr. Gert Landman

Preek Opstandingskerk 23 maart 2014

Broeders en zusters,

Je kunt geen dag zonder water, helemaal niet in de woestijn. Paniek als het ontbreekt. Zo horen we in het verhaal van Massa en Meriva. Meriva betekent twist. Ruzie om water, heel begrijpelijk (en in Israël nog steeds actueel). Wat we zongen over water uit de harde steen – het wonder met Mozes’ staf dient om het volk gerust te stellen: De Eeuwige is met hen, zoals zijn naam belooft: ik zal er zijn. Drinken uit de rots, dat wordt door Paulus geestelijk opgevat. In zijn eerste brief aan de Korintiërs spreekt hij in hoofdstuk 10 en 11 over het avondmaal. Daarin noemt hij Christus de geestelijke rots waaruit wij drinken (10:4), als Hij met ons meegaat door de woestijn van ons leven.

Want de belofte ‘Ik zal er zijn’ – die Godsnaam heeft Jezus als levensprogramma gehad: er zijn voor mensen – op leven en dood. Dat zij in alle omstandigheden weten: de Eeuwige redt; dat betekent de naam Jezus. En hij redde niet uitsluitend joodse mensen in Israël. Dat blijkt in het evangelie. Johannes begint te vertellen: Hij moest door Samaria. Hoezo moest? Alle Joden namen een route eromheen; maar Jezus niet, Hij moest erdóór. Want de verwijde­ring tussen Joden en Samaritanen kon niet zo blijven. En zo zit Hij, midden in dat voor Joden vijandige land, bij een bron, de Jakobsbron. Een man alleen bij de bron, en zie, daar komt een vrouw aan. In de bijbel een bekend beeld.

Abrahams knecht Eleazar moet voor Izaäk een bruid zoeken. Hij gaat op reis, bij een bron gaat hij zitten en bidt God om hulp: hij zal de meisjes die water komen putten, vragen om drinken; het meisje dat niet alleen hem water geeft maar ook voor zijn kamelen water put, dat zal de bruid zijn voor Izaäk. En Rebekka wordt de bruid. Een generatie later komt hun zoon Jakob, gevlucht voor zijn broer Ezau, aan bij een bron en vindt daar zijn bruid Rachel. Tenslotte, in het boek Exodus, rust Mozes na zijn vlucht uit Egypte uit bij een bron in de woestijn. Als meisjes die water komen halen, door herders worden weggejaagd, verdrijft Mozes die herders, en de meisjes kunnen putten. Eén van hen, Zippora, wordt zijn bruid.

Welnu, hier is Jezus de man die bij de bron zit, vermoeid als Mozes, midden op de dag als Jakob. Als Hij de bruidegom is, wie wordt dan de bruid? Net als Eleazar destijds vraagt ook Hij aan de vrouw die water komt putten: geef mij te drinken. Maar deze vrouw zegt: hoe kunt u als Jood nu aan mij vragen als Samaritaanse?

Dan ontstaat er een gesprek langs elkaar heen. Jezus heeft het over geestelijke zaken, de vrouw pakt dat niet op, ze reageert meer op het nivo van alledag. Jezus spreekt van water des levens. Water is een beeld van de Torah, het onderricht van Mozes, de levenslessen uit de bijbel. Dat is ook in het Exodusverhaal de diepere laag: zonder dit water van de Horeb zul je omkomen in de woestijn van het leven. Mozes, die water uit de rots slaat, opdat het opstandige volk kan drinken, is degene die aan het volk de Tien Geboden zal geven.

Zo laven wij ons aan de bijbel, aan Gods lessen ten leven. Aan bevrijdende woorden, die je uittillen boven de dagelijkse sleur, en je uitzicht geven op het leven zoals dat bedoeld moet zijn. Woorden van leven, die je op een idee brengen en moed geven. Woorden van eeuwig leven. Wat je daarmee tot je neemt, zal in je leven doorwerken, en gaat nooit verloren, zelfs niet door de dood.

Dat is wat Jezus biedt. Als een nieuwe Mozes zegt Hij: als je wist wie Ik ben, dan zou je Mij om water vragen. En Ik zou je levend water geven. Ik ben meer dan vader Jakob, die hier een bron gegraven heeft. Wie drinkt van het water dat Ik geef, die zal nooit meer dorst hebben. Sterker nog, die zal zelf een bron worden van water, een fontein die opwelt, ver boven pijn en moeite uit, omhoog naar het eeuwige leven.

Weer lijkt de vrouw op het gewone nivo te reageren: geef mij van dat water, dan hoef ik nooit meer hier te komen putten. En nu doorbreekt Jezus opeens de lijn van het gesprek: ga heen, roep je man en kom hier. En zij zegt: ik heb geen man. Stel je voor. Een man alleen bij de bron, en een vrouw die zegt: ik heb geen man. Wat wil je nog meer: zij is vrij. Is zij de bruid? Zoals Maria als jonkvrouw Sions staat voor Israël, zo staat deze vrouw voor haar volk. Worden hier het Joodse en het Samaritaan­se volk weer één? Ho, wacht even. Zo gemakke­lijk gaat dat niet. De Samaritanen waren tijdens de ballingschap van de Joden in Israël gebleven, hadden zich vermengd met vijf heidense volken en dienden nog steeds vijf heidense goden. Daarnaast ook Israëls God, maar hoe diep zat dat? Daarom zegt Jezus: geen man? Inderdaad. Je hebt er vijf gehad en die je nu hebt is je man niet.

Die je nu hebt, de zesde. Heel vaak is de relatie tussen de God van Israël en zijn volk zo afgebeeld. De Heer en zijn volk, de man en zijn bruid, zo staat Jezus hier tegenover deze vrouw, met al haar mannen, hij doorziet haar persoonlijke leven, maar ziet hij in haar ook heel haar volk. En vraagt via haar aan alle Samaritanen: wie dienen jullie nu eigenlijk? Is de God van Abraham, Izaäk en Jakob echt je verbondspartner, of dienen jullie intussen nog vijf andere machten?

Dat laatste is ook een vraag aan ons: welke machten dienen wij nog meer, behalve de God die wij officieel belijden? Om maar eens vijf goden te noemen die wij nogal eens vereren: Geld? Eigen volk? Familie­trots? Persoonlijke macht en eer? Werk dat ons helemaal opslokt? Bij ons heeft dat niet een godsdienstige vorm zoals toen, maar intussen. Waar maken we ons echt druk om? Wat windt ons op, wat maakt ons boos, wat maakt ons blij? Waar lopen we het hardst voor? Hoe meer die vijf machten ons als goden beheersen, hoe meer de vraag klemt: in hoeverre is die zesde, de God van Israël, echt onze God? En hoe zullen we onze kinderen duidelijk maken dat het zo belangrijk is om God te kennen en te dienen, als zij in onze manier van leven veel andere dingen tegenko­men die eigenlijk nog belangrijker zijn voor ons, omdat die gewoon altijd voorgaan?

Om het dichtbij hier te houden: als je zoekt naar nieuwe kerkenraadsleden, is dat moeilijk, want iedereen is druk, druk, druk: hard werken, lange dagen, ook nog tijd voor je kinderen willen hebben, noem maar op. En dan de kerk, tja, helaas. Eén van degenen die ik een poos geleden wel bereid vond, herkende dat, hij had zelf ook lange dagen enzovoort, maar hij zei: wat kies je? Wat zet je bovenaan, en wat is de sluitpost op je tijdsbegroting?

Terug naar Jezus en zijn vraag aan die vrouw, of aan het Samaritaanse volk: wie dienen jullie nu echt? En nu gaat ze erop in: Ik zie dat u een profeet bent. Wat is de ware manier van God dienen? Kan dat hier op deze berg, zoals Jakob deed, of moet het in Jeruzalem, zoals Joden zeggen? Jezus zegt: het gaat niet om deze berg of in Jeruzalem. Het gaat om je intentie. Aanbidden in geest en in waarheid, God is niet aan een plek gebonden. Zoek je een tempel: dat zal Ik zijn, afgebroken en in drie dagen herrezen; zo spreekt Hij over zijn dood en opstanding. Zoek je de waarheid: Ik ben de weg, de waarheid en het leven.

Kortom, als je zijn weg gaat, dan dien je God in geest en waarheid, dan heb je uitzicht op eeuwig leven; want Hij ging dwars door de dood, en Hij zegt: Ik ben de Opstanding en het Leven. Het brood uit de hemel. Het licht van de wereld. De ware wijnstok. Het water van het leven. De goede Herder. Alle ‘Ik ben’-woorden in dit evangelie beginnen in dit verhaal: Ik ben het, die met je spreekt. Ik ben de Sprekende. Geld praat niet terug. Macht en eer geven geen kik. Familie­trots zwijgt als het graf. Eigen volk eerst lost geen proble­men op, maar maakt juist problemen, ook de afgelopen week is dat scherp gebleken. Werk dat alles opeist laat je gebroken achter. Al die goden zijn stomme goden. Maar hier is de sprekende. Degene die ons kan aanspreken – als wij ons laten aanspreken.

Als wij ons door deze Messias bij de bron laten aanspreken, dan krijgen wij levend water te drinken, ja dan wordt dat water in ons een fontein die omhoogbruist, krachtig en vrolijk. Dan worden in onszelf de levensbronnen aangeboord. Dan heb je geen kruik meer nodig – de vrouw laat de kruik staan en gaat iedereen vertellen Wie zij heeft ontmoet. Zij durft het contact met anderen aan en wordt ook zelf aanvaard. Wie Hem wil volgen en dienen, zal overal reisgenoten ontmoe­ten en makkers bij het werk voor Gods rijk. Die zal het leven kunnen vieren als een feest. Weg onvrijheid, weg onrust, weg alles wat mensen gevangen houdt. Vestig je ogen op Hem, ga de weg van de vrijheid, achter Hem aan. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Laat die waarheid je redden en blijvend inspireren, op jouw weg, heel je leven, en tot over de grens van dit bestaan. Amen.