Meer dan 1000 stagiaires

Alleen in Amsterdam al hebben er de laatste jaren 1243 middelbare scholieren een stage gevolgd bij de kerk. Het topjaar was 2011/2012 met 350 jongeren, maar ook dit jaar zijn er al meer dan 220 stages ingevuld. Er doen 45 scholen mee en ondanks het afschaffen van het verplichte karakter wordt verwacht dat een substantieel deel van de scholen de maatschappelijke stage blijft aanbieden.

Dat vertelde Elianne Schultz, stagecoördinator van het protestants jeugdwerk in Amsterdam, tijdens een studiemiddag van de Raad van Kerken over kerk en stage. Over het algemeen zijn de ervaringen heel positief. ‘Ik wist niet dat de kerk dit allemaal deed’ en ‘ik weet nu dat soep ook kan aanbranden’ en ‘die vrouw was echt blij dat ik langskwam’ waren drie van de duizenden reacties. Ook de scholen waarderen de mogelijkheden die de kerk aanreikt. Een school die onder kritiek lag toonde maar wat graag de foto’s van een paar meisjes die voedsel brachten naar de vluchtkerk. Het corrigeerde het negatieve beeld.

Corjan Matsinger, teamleider Kerk bij Youth for Christ, gaf zijn gehoor een aantal praktische tips van hoe je jongeren kunt bereiken. ‘Wees trots op je werk’, was een eerste tip van hem. ‘Bied concreet werk aan. Durf het dichtbij huis te zoeken. Geloof niet dat er een generatiekloof bestaat, die praat u zichzelf aan. Wees bereikbaar, ook via de sociale media. En durf vreemd te zijn’. Corjan hamerde er op dat mensen zelf de stagiaires en het idee van stage leuk moeten vinden, wil het een succes worden. Je moet niet te bang zijn voor heilige huisjes, laat het maar even een kliederkerk zijn. Dan kan er met de inbreng van de jongeren ook binnen de kerk veel ten goede veranderen.

Herman Noordergraaf schetste het diaconale kader waarbinnen jonge mensen stage kunnen lopen. Diaconaat werkt onder meer aan hulp voor mensen, het opbouwen van een relatie, het empowerment van mensen, uitbouw van gastvrijheid, bewustmaking, het signaleren van knelpunten en het bijdragen aan het publieke debat. Stagiaires kunnen kennis nemen van een deel van dat werk. De stage biedt een horizonverbreding, die niet alleen het verstand betreft, maar juist ook de vaardigheden en de attitudes. Ze krijgen in de gaten waar liberale ethiek verschilt van een christelijke ethiek. De liberale ethiek gaat uit van de gedachte dat ieder mag doen wat hij of zij wil, als je de ander maar geen schade berokkent. De christelijke morgaal gaat verder; de aanhangers trekken zich het lot van de ander aan. Belangrijk voor de stage is verder de wederkerigheid. De één is de ander tot leraar. Je groeit aan en met elkaar.

In het plenaire debat ging het onder meer over de vraag of de kerken uit altruïstische motieven stageplaatsen creëren of dat er een eigenbelang meespeelt. Corjan sprak in waarschuwende zin van de kerk als een dracula, die vers bloed moet hebben. Verschillende bezoekers gaven toe dat dergelijke motieven een rol spelen. Qua toonzetting overheerste echter het besef, dat de stage mogelijkheden biedt om jonge mensen praktijkervaring te laten opdoen en dat er over en weer sprake kan zijn van plezier en vitaliteit, die men aan elkaar opdoet.

Foto’s:
1. Elianne Schultz
2. Corjan Matsinger
3. Herman Noordegraaf met Kor Berghuis
4. Jac van Oppen en Kristel van der Loop

Bijdrage van prof. dr. Herman Noordegraaf:

Diaconaal leren – Wanneer wijkt de duisternis voor het licht?

Ter inleiding van deze conferentie wil ik enige algemene gezichtspunten formuleren over het belang van de maatschappelijke stage voor kerken. Andere inleiders zullen plenair en in de workshops ingaan op de praktijk.

1) Vormen van diaconaal handelen

Diaconaat is om het heel kort te zeggen de inzet van kerken en met kerken verbonden groepen en organisaties ter bestrijding van materiële en sociale noden. Zolang de christelijke kerk bestaat, is het diaconaat naast verkondiging/catechese, liturgie en gemeenschap een wezenlijk en onmisbaar onderdeel van het kerk-zijn geweest. Het diaconaat betreft zowel de onderlinge zorg van de leden van de kerk als de inzet voor mensen die zich niet tot de kerk rekenen. Immers, elk mens telt als beelddrager van God. Elk mens is als zodanig mens, ook en juist zij die naar heersende maatstaven niet als volwaardig worden gezien, bijvoorbeeld omdat zij economisch minder productief zijn, een andere etnische herkomst hebben, een lichamelijke of verstandelijke beperking hebben of wat dan ook – elk mens telt. Diaconaat is het bevestigen van mensen in hun waardigheid. Welke vormen van diaconaal handelen kunnen we nu onderscheiden. Heel kort geformuleerd zijn dat de volgende:

1) De meest elementaire vorm van diaconaat is hulp bieden aan mensen in nood, hun zorg en gemeenschap bieden. Bij hulp is er een relatie tussen hulpgever en hulpontvanger. Juist omdat die zogeheten hulpontvanger als mens recht heeft op respect en erkenning in zijn/haar waardigheid zal in deze relatie gestreefd worden naar wederkerigheid waarin echte communicatie, dat wil zeggen tweerichtingsverkeer plaatsvindt.

2) Diaconaat is gebaseerd op het opbouwen en onderhouden van een relatie met mensen in nood en een gezamenlijk optrekken met hen. Op grond van deze relatie ontstaan er dan activiteiten, bijvoorbeeld materiële hulpverlening, allerlei vormen van dienstverlening, zoals het wegwijs maken bij instanties, het helpen invullen van formulieren, steun
bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning, hand- en spandiensten (bijvoorbeeld zorgen voor vervoer, boodschappen doen), het verzorgen van mensen, bezoekwerk, vakantieweken en zo is er een heel breed repertoire te noemen.

3) Belangrijk is daarbij om niet alleen te letten op wat mensen niet kunnen, maar ook op wat ze wel kunnen ten einde hen bij dat laatste indien nodig te ondersteunen (‘empowerment’).

4) Gemeenschapsvorming is weer een ander veld van activiteiten, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke maaltijden en het bieden van gastvrijheid zoals in inloophuizen.

5) Deze gemeenschapsvorming strekt zich ook uit naar de samenleving: het bouwen aan rechte relaties tussen mensen en groepen die elkaar niet kennen of in een conflictueuze verhouding tot elkaar staan. Diaconaat heeft te maken met het leggen van verbindingen, bijvoorbeeld ook tussen mensen, die gezond zijn en mensen met materiële en sociale
noden.

6) Werken aan bewustwording van noden en het verbinden van die bewustwording met een kritische analyse van oorzaken en met het zoeken naar oplossingen of naar wegen om tot vermindering van de ernst van de nood te komen. Ook de verantwoordelijkheid van een ieder naar positie en mogelijkheden is daarbij aan de orde.

7) Op grond van wat men tegenkomt in het optrekken met mensen signaleren van knelpunten en pleitbezorging ten dienste van deze mensen naar de samenleving toe, de overheid en de kerken zelf.

8) Bijdragen aan het publieke debat. Deze vormen van diaconaal handelen bieden een kader om de maatschappelijke stage te kunnen plaatsen zonder daarmee te zeggen dat ik de maatschappelijke stage met al deze punten wil belasten. Die gaan immers de maatschappelijke stage te boven, maar ze kunnen wel aanzetten om verder na te denken over hoe in een maatschappelijke stage elementen daarvan terug te vinden zijn.

2) Diaconaal leren: zien en horen

De activiteiten die jongeren verrichten in kerken hebben een waarde in zich: daar wordt iets gedaan voor mensen. Maar de maatschappelijke stage heeft uiteraard tot doel om kennis en vaardigheden van jongeren te vergroten en de ontwikkeling of versterking van een houding, attitude van betrokkenheid op andere mensen te bewerkstelligen. Het gaat om horizonverbreding: er is meer in het leven dan het eigen leven, het leren kennen van mensen die je anders niet of nauwelijks tegenkomt. Het gaat daarbij ook om het vermogen te ontwikkelen om met deze mensen in relatie te treden en contacten te onderhouden (vaardigheden) en een basisattitude van openheid te stimuleren. Het christelijk geloof gaat verder dan het liberale zogeheten niet-schadebeginsel: je mag doen wat je wilt als je anderen maar geen schade berokkent. Dat is op zichzelf heel wat en onze samenleving dichtbij en ver weg zou er beter uitzien als dat consequent gepraktiseerd zou worden. Vanuit het christelijk geloof wordt er echter een mijl verder gelopen: ook al berokken ik een ander geen schade dan trek ik mij toch zijn/haar lot aan. Ben ik mijn broeders hoeder en zuster? Geloof heeft te maken met het bestrijden van onverschilligheid – je eigen leven leiden zonder zich het lot van anderen aan te trekken. ‘Waar is uw broeder Abel? En hij (Kaïn) zeide: Ik weet het niet; ben ik mijn broeders hoeder?’ Dat anderen ertoe doen, is één van de moeilijkste opgaven in het leven van mensen. Het veronderstelt ook het vermogen om geraakt te worden. Zie de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10: 25-37), waarbij de priester en de leviet hun eigen gang blijven gaan, niet geraakt worden door de nood van de man die aan de kant van de weg ligt, terwijl de Samaritaan zich wel geraakt voelt, tot in zijn binnenste (hij werd met ontferming bewogen). Leren waarnemen van nood is niet vanzelfsprekend. Je kunt mensen niet zien omdat je geleid wordt door vooroordelen, door je sociaaleconomische positie, door je karakter, door een bepaald waardepatroon of omdat je er domweg niet bij stil staat (het hoeft geen bewuste kwade opzet te zijn).
Zien en horen zijn in de bijbel meer dan een zintuiglijk waarnemen, maar is de ander waarnemen en je leven er door te laten veranderen. Anders ben je ziende blind en horende doof. Diaconaat heeft te maken met ‘grensoverschrijding’, het doorbreken van barrières op grond van verschil in sociaaleconomische positie, leeftijd, geslacht, etnische herkomst enzovoort. Het wil geen maatschappij waarin mensen in gescheiden werelden leven. De maatschappelijke stage kan dat niet allemaal bewerkstelligen, maar kan daaraan wel een bijdrage leveren. Daarmee sluit de maatschappelijke stage aan bij het punt van werken aan bewustwording.

3) Wederkerigheid

Diaconaat is dus, zoals gezegd, een relationeel gebeuren. Daarin is er sprake van onderscheiden posities waarin vanuit de bijbelse mensvisie zoveel mogelijk naar gelijkwaardigheid gestreefd zou moeten worden.

Dat veronderstelt een goed naar elkaar luisteren en wederzijdse openheid. Als het goed is, wordt de ontwikkeling van die vaardigheid in de maatschappelijke stage bevorderd. Het veronderstelt ook dat het schema van geven en ontvangen wordt doorbroken, omdat er sprake is van wederkerigheid. Ik ontvang ook van de ander (ook al doe ik het daar niet voor!). Een stap verder is dat wat anderen ons te zeggen hebben, ons stimuleert tot een kritisch doorvragen. Als we meedraaien in de voedselbank of een kledingbank, hoe komt dat dan dat mensen naar de voedselbank moeten en/of gebruik maken van een kledingbank? Wat zegt het over onze samenleving dat er zoveel eenzame mensen zijn? Wat zegt het over onze samenleving dat als mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking, mensen met een psychische aandoening vanuit instellingen in de bossen in wijken en buurten komen wonen, er zich meer weinig netwerken rondom deze mensen tot stand komen? Wat kunnen we als samenleving, politiek, kerken, maatschappelijke organisaties en groepen hier aan doen binnen hun mogelijkheden? Het zou een overspannen verwachting zijn dat jongeren zich daardoor al die vragen gaan stellen, maar hopelijk wordt wel de gevoeligheid daarvoor enigszins bevorderd. Ik ben benieuwd of mensen die in de praktijk werken met en voor jongeren, ook in de maatschappelijke stage, hiervoor suggesties hebben en of genoemde punten bijvoorbeeld in de gesprekken bij de begeleiding dit aan de orde kunnen komen.

Ik zou het begrip wederkerigheid niet alleen willen betrekken op de relatie tussen jongeren en de mensen met wie zij in de stage een relatie opbouwen. Ik zou ook de kerk daarbij willen betrekken. Op zijn minst zijn daarbij dan drie punten aan de orde.

– Als kerken jongeren begeleiden zijn zij dan alert op de signaalwaarde van de verhalen en ervaringen die jongeren vertellen en zijn zij bereid om zich de vraag te stellen of kerken hier al dan niets mee kunnen en moeten?

– Vele kerken, althans zeker protestantse gemeenten, stellen zich als vergrijzende groep, de vraag hoe zij meer met jongeren in contact kunnen komen. In maatschappelijke stages ontstaan relaties met jongeren. Kunnen we als kerken hieruit iets leren over hoe kerken beter kunnen aansluiten bij de wereld van jongeren?

– Wat leren de ervaringen die kerken opdoen in de maatschappelijke activiteiten over het beleid van kerken ten aanzien van vrijwilligerswerk? Hoe kunnen we activiteiten van kerken vorm geven op een zodanige wijze dat zij in hun organisatie aansluiten bij trends in het vrijwilligerswerk?

Dit alles gezegd hebbende, keer ik nog één keer terug naar wat mijns inziens één van de belangrijkste is van de maatschappelijke stage: het gevoelig maken van jongeren voor de vragen, noden en betekenis van mensen die zij niet of maar ten dele kennen. Dat deed mij denken aan het verhaal over een rabbi die zijn leerlingen de vraag stelde wanneer de duisternis plaats maakt voor het licht. Een leerling antwoordde: wanneer je in de verte een hond van een schaap kunt onderscheiden. Ook andere leerlingen antwoordden in die zin. De rabbi zei: de duisternis wijkt voor het licht wanneer je in het gelaat van een ander het gelaat van een mens ziet.

Herman Noordegraaf, 14 mei 2014.

Uitnodigingsfolder (pdf): klik hier

Nieuwe Krachten (powerpoint): klik hier

Presentatie brochure (docx): klik hier

Diaconaal leren door Herman Noordegraaf (pdf): klik hier

Checklist jongeren werven door Corjan Matsinger (docx): klik hier

Uit de praktijk door Elianne Schultz (docx): klik hier

Workshops (docx): klik hier

Workshop Nieuwe Krachten Beleid (powerpoint): klik hier

Workshop Nieuwe Krachten Oecumene (verslag) (docx): klik hier

Workshop Nieuwe Krachten Beleid (verslag) (docx): klik hier