Lezen vanuit marges

Het hele rapport mag me ontnomen worden, als het stuk over mensen in de marge maar gehandhaafd blijft. Yosé Höhne-Sparborth van de Basisbeweging Nederland was heel gedecideerd bij de presentatie van het rapport ‘Samen voor het Leven’ van de Wereldraad van Kerken in de Bergkerk in Amersfoort op 19 april. Een citaat uit het bewuste gedeelte (de nummers 38 tot 49 voor de insiders): ‘Gemarginaliseerden hebben gaven van God die te weinig benut worden’. En: ‘Kerken zijn geroepen om hun structuren van macht te veranderen’.

Ds. Karin van den Broeke van de Protestantse Kerk in Nederland reageerde dat wat haar betreft er in ieder mens wel iets van een gemarginaliseerde schuilgaat. Dr. Ad van Nieuwpoort uit Bloemendaal / Overveen refereerde aan zijn bijdrage, waarin hij inging op het slot van het evangelie van Matteüs. De discipelen ontmoetten de opgestane Heer in Galilea en Ad van Nieuwpoort legde uit, dat Galilea symbool staat voor de heidenen. Het leerhuis is niet met de kerk verbonden, maar de hele wereld is een leerhuis. Niet de kerk moet gereanimeerd worden, de blik mag op de wereld gericht zijn.

Een tweede cluster van vragen bij het rapport ging over de operationaliteit. Age Kramer wilde weten hoe een dergelijk rapport op plaatselijk niveau functioneert. Eleonora Hof van de Pthu, gaf aan dat plaatselijke zendingscommissies moeilijk met dergelijke teksten uit de voeten kunnen. Mgr. Joris Vercammen gaf aan dat naar zijn idee de beleidsmatige teksten niet direct op parochieel niveau hoeven te functioneren. Gert Noort van de NZR legde uit, dat om de toegankelijkheid te vergroten de Nederlandse uitgave is gemaakt met korte commentaren van mensen actief in de kerk en is aangevuld met didactische suggesties van Janneke Doornebal.

Het gesprek ging verder over een opmerking van mgr. Joris Vercammen die stelde dat het doel van de zending uiteindelijk het kerkzijn is. Dr. Ad van Nieuwpoort reageerde dat Openbaring juist een beeld schetst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin geen aparte tempel meer is. Op de achtergrond speelt een verschillende visie mee op de katholiciteit van de kerk.

Ds. Karin van den Broeke, voorzitter van de synode van de PKN, gaf een reactie op het rapport ‘Samen voor het Leven’. Ze ging in op het begrip ‘evangelisatie’ (Karin van den Broeke gebruikte de Engelse term ‘evangelism’). ‘Het gaat er in ons getuigen niet om het product christendom aan zoveel mogelijk anderen te verkopen en daarbij aan te sturen op zoveel mogelijk bekeringen. Evangelisatie veronderstelt een bescheiden en respectvolle omgang met anderen waarmee de dialoog aangegaan kan worden’.

Ze vroeg door op de definities van verschillende begrippen, zoals de vraag wat er met ‘leven’ wordt bedoeld als er sprake is van ‘life-affirming Spirit’. Het ging ook over het begrip ‘missie’, waarbij Karin van den Broeke vaststelde dat de context wisselde. Zij stelde voor om steevast God in de eerste naamval bij het begrip te plaatsen, de wereld in de vierde naamval en de kerk in de dativus.

Dr. Ad van Nieuwpoort typeerde de uitgave als ‘encyclopedisch’, een uitgave die uiteindelijk ‘iedereen te vriend wil houden’. Hij zou wel eens willen resetten om begrippen opnieuw in te vullen. Zelf heeft hij de gesprekken met atheïstische advocaten op de Zuidas beleefd als indringender dan gesprekken met kerkmensen.

Hij stelde verder vast dat er ambivalent over de Geest wordt gesproken, soms gaat het over de Geest die verwijst naar Christus; dan weer gaat het over de Geest die in de hele kosmos te vinden is. Zelf pleitte hij voor een bijbelse invulling, waarbij ‘ruach’ verbonden blijft met ‘stof’. Geest veronderstelt activiteit, tegenover het vlees wat voor passiviteit staat.

Prof. dr. Jan Jongeneel, emeritus – missioloog kreeg het laatste woord. Hij bevestigde het beeld van een document wat fragmentarisch aansluit bij wat er eerder in 1982 over het thema Zending en evangelisatie is geschreven. ‘Het bijbelse gehalte van dit nieuwe document is vrij hoog, maar het contextuele gehalte daarentegen vrij laag’.

Hieronder volgen de teksten van Karin van den Broeke en Jan Jongeneel. De inleiding van Gert Noort is min of meer terug te vinden als inleiding op de uitgave ‘Samen voor het Leven’.

Foto’s:
1. Ad van Nieuwpoort
2. Karin van den Broeke
3. Jan Jongeneel
4. Gert Noort

Een reactie vanuit kerkelijk perspectief van Karin van den Broeke.

Aanvankelijk duizelde het me nogal, toen ik het stuk over Mission and Evangelism doornam.

Evangelism komt pas aan het eind van de nota aan bod, de definitie die gegeven wordt van Evangelism is redelijk helder. Het is het getuigen van dat wat wij in Christus van God ontvangen hebben. In Jezus is God zichtbaar geworden op aarde. Zijn weg van lijden en sterven is niet geëindigd aan het kruis, want God laat niet het laatste woord aan onrecht. Het actief uitdragen van die boodschap hoort bij het getuigen van de hoop waartoe wij als christenen geroepen zijn.

Wel is het werkveld ‘Evangelism’ met vragen omgeven. Hoe getuig je in verschillende contexten? Een seculariserende context roept andere vragen op dan een context waarin andere religies sterker aanwezig zijn dan het christendom. Een context waarin het christendom geassocieerd wordt met de religie van koloniale machthebbers uit het verleden vraagt om een andere houding dan een context van mensen die het christendom als een vanzelfsprekende bron in hun eigen cultuur kennen.

De nota is helder over wat ‘evangelism’ níet betekent in de dialoog met andere religies.  Het gaat er in ons getuigen niet om om het product christendom aan zoveel mogelijk anderen te verkopen en daarbij aan te sturen op zoveel mogelijk bekeringen. Evangelism veronderstelt een bescheiden en respectvolle omgang met anderen waarmee de dialoog aangegaan kan worden. Een lastige vraag is dan altijd weer wát we dan precies in te brengen hebben. In de nota wordt daarbij gesproken van de ‘life-affirming Spirit’. Getuige van Christus zijn houdt volgens de nota in dat wij, instemmend met de Geest, in staat gesteld worden om culturele en religieuze grenzen te doorbreken om zo het Leven te dienen.

Bij mij roept de verwoording van wat Evangelism wél is, wel enkele vragen op.
a)      De voorzichtige houding ten opzichte van andere levensovertuigingen spreekt me aan en is in de nota ook verantwoord vanuit hoe we Christus in de evangeliën en in teksten van Paulus hebben leren kennen.

Wel roept de seculariserende context van de Nederlandse samenleving de vraag op of je soms niet té voorzichtig kunt zijn met het getuigen van de hoop die in je leeft.

De Protestantse Kerk in Nederland heeft sinds enkele jaren het missionaire werk als een speerpunt van beleid. Aanvankelijk riep de uitdrukking ‘missionair werk’ binnen verschillende geledingen van de Protestantse Kerk ook wel discussie op, als zou het er voornamelijk op gericht zijn om ‘zieltjes te winnen’. Langzamerhand is uitgekristalliseerd dat het in het missionair werk gaat om het overwinnen van de schroom om geloofstaal te spreken. Respect voor andere levensovertuigingen is op geen enkele wijze strijdig met het spreken van de eigen geloofstaal. Het spreken van deze geloofstaal is, zeker in een seculariserende context, ook van belang om het geloofsleven van mensen in ontwikkeling te houden en de boodschap van het Christendom niet te laten versmallen tot een paar korte statements. Vaak wordt gezegd dat woorden met daden gepaard moeten gaan. Dat is uiteraard zo. Maar het is ook goed dat daden die getuigen van de hoop die in ons leeft gepaard gaan met woorden waarin wij ons uitdrukken en verantwoorden en waarop wij aanspreekbaar zijn.

b)     Als er gesproken wordt over de life-affirming Spirit, waarop wordt dan precies gedoeld met het woord ‘leven’? Het lijkt me in de geest van de nota om bij ‘leven’ te denken aan een kwaliteit van leven waarin iets van eeuwigheid doorschemert, maar als de uitdrukking te zeer als zelfstandige verwoording van de inhoud van het evangelie gaat klinken, kan deze ook gebruikt worden als argument in de strijd ter ‘bescherming’ van het ongeboren kind of als argument tegen euthanasie.

c)      Hoe ga je een dialoog goed aan? Lopen we niet in de valkuil dat we weliswaar niet meer het product ‘Christendom’ als een vastomlijnd geheel willen verkopen, maar dat we er een ander vastomlijnd pakket,  ‘together towards life’, voor in de plaats stellen? Bij dialoog hoort naar mijn idee dat je de wens hebt om iets van jezelf te laten zien en de bereidheid om ook zelf aan de dialoog te veranderen.

Voorafgaand aan het woord ‘evangelism’ wordt in de nota, veel uitgebreider, gesproken over ‘mission’. Waar de definitie van ‘evangelism’ vrij helder naar voren komt, vond ik die moeilijker te herkennen waar het om ‘mission’ gaat. Tal van aanduidingen van wat mission is, buitelen in de nota over elkaar heen. Er wordt gesproken over de missie van Jezus, over de missie waar God ons toe uitnodigt, over God die zijn Zoon zendt, over de missie van de Geest, over missie als een transformerende spiritualiteit die zelfs een kosmische betekenis heeft.

Op sommige punten in de nota stuitte ik op de vraag wie object en wie subject van mission is.

Wanneer uitgesproken wordt dat de geschiedenis van zending (zo vertaal ik het woord mission dan voorlopig maar) een geschiedenis is die aanvankelijk vooral een beweging van geografische expansie was, een beweging die zich voltrok vanuit het ‘centrum’ naar de periferie, vanuit de geprivilegieerden naar de gemarginaliseerden in de samenleving, dan lijken ‘gelovigen’ het subject van de zending. Waar inmiddels een omgekeerde beweging gesignaleerd wordt, van gemarginaliseerden die hun eigen rol op zich nemen in het proces van zending, lijkt dit nog steeds zo te zijn.

Op andere plaatsen lijken we juist object van mission te zijn:  als (op zich erg mooi) uitgesproken wordt dat mission zoekt naar gerechtigheid en inclusiviteit en dat daarmee alle vormen van discriminatie onacceptabel zijn. Of als uitgesproken wordt dat gezondheid en heelheid niet samenvallen met wat in medische termen onder gezondheid wordt verstaan, maar duiden op dat wat God voor ons in petto heeft – niet alleen in het einde der tijden, maar ook als een reële mogelijkheid voor het heden.

Voor mijn gevoel lopen de noties ‘de opdracht die God zichzelf in de wereld heeft gesteld’, ‘de opdracht die God aan mensen heeft gegeven’, ‘de boodschap van God aan de wereld’, ‘de boodschap over/van God die mensen elkaar kunnen aanreiken’ nogal door elkaar in de nota. In de term ‘mission’ komen onze woorden ‘opdracht’, ‘boodschap’ en ‘zending’ samen.

Persoonlijk zou ik liever voortdurend helder hebben dat God subject is, dat de gehele schepping object is en dat wie zich geroepen weet door God meewerkend voorwerp is (in de dativus staat). Dat biedt de ruimte om in telkens wisselende samenstellingen van gedachten te wisselen over de vraag wat Gods mission inhoudt.

Als doel van Gods missie wordt in de nota ‘volheid van leven’ genoemd. Op zich een mooie notie, die ook uitnodigt om op te treden waar deze volheid van leven bedreigd wordt. Wel nodigt de notie, net als de bijbel zelf, uit tot het zoeken naar wat de betekenis ervan is in wisselende contexten.

De nota heeft de neiging om soms opeens verrassend concreet te zijn over de praktische vertaling van mission (kritiek op een wereld die beheerst wordt door een groei-economie). Op zich prettig dat er een praktische consequentie is. Duurzaamheid en gerechtigheid hangen nauw samen en vragen om onze voortdurende betrokkenheid. Wel zou je als vraag kunnen stellen.

Reactie Jan Jongeneel:

Reactie in 10 punten op Samen voor het leven: Zending en evangelisatie in een veranderende wereld (Utrecht – Amersfoort: Nederlandse Zendingsraad – Raad van Kerken in Nederland, 2013), 84 pp., gegeven te Amersfoort op 19-04-13.

1. Het is goed dat de Wereldraad van Kerken die in 1982 Zending en evangelisatie: Een oecumenisch akkoord publiceerde, na drie decaden met een nieuw document komt. Het nieuwe document van aanvullende aard geeft slechts fragmentarisch aan wat de theoretische en praktische overeenkomsten en verschillen tussen beide documenten zijn.

2. Zending gaat over tekst en context. Het bijbelse gehalte van dit nieuwe document is vrij hoog, maar het contextuele gehalte daarentegen vrij laag.

3. Het nieuwe document benut diverse Bijbelse kerntermen: oikumene=bewoonde wereld (1); ru’ach=geest (12); metanoia=bekering (22); koinonia=gemeenschap (55, 85); kenosis=ontlediging (62), diakonia=dienst (78, 85); leitourgia=eredienst (85); martyria=getuigenis (85); en kerygma=Evangelieverkondiging (86). Hiermee kan men van harte instemmen, maar het gebruik van de onbekende term synaxis=samenkomen (17) werkt vervreemdend. Het hergebruik van de algemeen ingeburgerde Latijnse term missio Dei (11, 43) is gerechtvaardigd, maar vermelding van het volgende Latijnse gezegde is nergens voor nodig: caritas Christi urget nos=de liefde van Christus dwingt ons (55).

4. Het nieuwe document refereert hier en daar op verantwoorde wijze aan enkele historische gebeurtenissen en ontwikkelingen, maar slaat het de plank mis wanneer dit het gezegde “het bloed der martelaren is het zaad der kerk” historisch begrenst tot de Oude Kerk (92). Ook nu nog is dit bloed een zaad. Geen eeuw heeft meer martelaren gekend dan de twintigste eeuw.

5. Het uit 2011 daterende Wereldraad document Christian witness in a multi-religious world (61) wordt in dit nieuwe document kennelijk bekend verondersteld. Doch lang niet iedere lezer weet dit document te lokaliseren. Het feit dat de Engelse titel van dit document in de Nederlandse vertaling van Together towards life wordt opgevoerd, suggereert dat er geen Nederlandse vertaling geproduceerd is.

6. Het nieuwe document benut technische termen zoals ‘christologie’ (16), ‘pneumatologie’ (16), ‘eschatologie’ (17, 44) en ‘ecclesiologie’ (58), die thuishoren in de school, maar niet in het kerkelijke leven.

7. Het nieuwe document keert zich tegen de volgende acht –ismen: individualisme (8, 21, 91),  secularisme (8, 91), materialisme (8, 91), consumentisme (23), paternalisme (41), racisme (43, 70, 90), proselitisme (82, 110) en kapitalisme (88, 108). De invulling van de vrij specifieke term ‘proselitisme’ roept vragen op: kan proselitisme alleen maar negatief worden verstaan? Dit document noemt geen –ismen, waarmee het zich identificeert. Maar het wordt gekenmerkt door ‘vitalisme’. Er zijn weinig redenen om dit document te bestempelen als personalistisch, realistisch en/of voluntaristisch – termen die door menig christen als relevant beschouwd worden (Philip A. Kohnstamm noemde zichzelf ‘bijbels personalist’ en Hendrik Kraemer ‘bijbels realist’)..

8. Het feit dat dit nieuwe document met algemene stemmen door het centraal bestuur van de Wereldraad aanvaard is, zegt vrij veel: het is kennelijk niet controversieel en het loopt daardoor een gerede kans om door velen voor kennisgeving aangenomen te worden.

9. Het nieuwe document eindigt met een smeekgebed. Het ware beter geweest om à la de oosterse orthodoxie met een doxologie te besluiten: ‘Eer aan de Heer van alle leven’.

10. Het sterkste punt van deze nieuwe verklaring is het onverkort vasthouden aan de noodzaak (en mogelijkheden) van zending en evangelisatie in een continu sterk veranderende wereld.

Jan A.B. Jongeneel, honorair emeritus hoogleraar missiologie in de Universiteit Utrecht