Kerk over water

‘We zijn als kerken anders dan verschillende andere groepen. We werken vanuit het algemeen belang en hebben geen direct eigenbelang’. Dat zei prof. dr. George Molenkamp tijdens het watersymposium van de Raad van Kerken in het Watermuseum in Arnhem op Wereldwaterdag, 22 maart.

Het ging tijdens de bijeenkomst over de mogelijkheden om als kerk mensen meer besef aan te reiken van de waarde van water. Veel mensen leven klakkeloos aan water voorbij en zien het als vanzelfsprekend dat er water uit de kraan komt. Maar tijdens de bijeenkomst werd wel duidelijk dat die vanzelfsprekendheid misplaatst is. Nu al hebben miljoenen mensen te weinig water en als de statistiek zich doorzet zal er na het jaar 2050 onvoldoende drinkwater zijn om de dorst te lessen van de wereldbevolking; dat is dan een papieren berekening, want ook nu al zijn er structurele tekorten, omdat het beschikbare water onevenredig verdeeld is. Landen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten lijden nu al onder gebrek.

George Molenkamp rekende de mensen voor dat een gemiddelde Nederlander per dag 12.000 liter water verbruikt, dat is inclusief het water dat nodig is om het voedsel te bereiden en het water nodig om kleren te maken. Zo heeft een rund per jaar 4 miljoen liter water nodig voor voedsel en drinkwater, een schaap een half miljoen liter water en een kilogram rijst kost 1900 liter water. Mensen zijn zich dat soort getallen niet bewust en zijn dan ook weinig genegen hun levensstijl aan te passen. Je zou haast een soort van watermerk moeten aanbrengen op producten, mijmerde de inleider, om op die manier mensen te helpen bij hun keuzes.

Prof. dr. Klaas Spronk, oudtestamenticus van de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam, ging in op de bijbels-ethische kant van water. HIj maakte duidelijk dat je je niet zonder meer kunt identificeren met de kritische houding van de profeten. De profeten zijn daarvoor te onafhankelijk en te kritisch in algemene zin. Er ontstaat een verkeerd ethisch beeld wanneer mensen zichzelf te veel centraal op de voorgrond plaatsen. De mens is toch vooral als relationeel wezen bedoeld en de verhalen uit de bijbel kunnen daarbij helpen om zich dat bewust te maken. ‘Kerken kunnen met hun schat aan bijbelse verhalen daarin andere organisaties te hulp komen’, zei een ambtenaar van de gemeente, ‘als je met argumenten vastloopt, kan je met story-telling vaak nog wel een opening creëren’.

Er was een zeer levendige discussie in het Watermuseum. Of men naast de meer profetische analyse van Klaas Spronk ook niet meer recht zou moeten doen aan de wijsheidsliteratuur, betoogde onder anderen dr. Otto Mulder uit Almelo. Wie over wijsheid spreekt, gaat al gauw uit van een soort basiskennis die opkomt uit de praktijk van alle dag. Klaas Spronk sprak daar terughoudend over en wilde niet meegaan in de trend om de natuur heden ten dage te verheerlijken. De natuur kan ook heel wreed zijn en er is ook nog zoiets als zonde, waardoor mensen in natuurlijke reflexen alles behalve voorbeeldig zich gedragen. Als je de huidige bedreigingen ziet voor het milieu, moet je als mens daarin je verantwoordelijkheid nemen, aldus Spronk.  ‘We hebben ook te maken met macht en als die misbruikt wordt, moeten we ingrijpen’.

Prof. dr. Teunis Martinus Hofman, nieuwtestamenticus van de Theologische Universiteit in Apeldoorn, benadrukte het doxologische aspect van zowel Oude als Nieuwe Testament. Als je de schepping ziet als een ‘gave van God’  bepaalt dat automatisch ook je houding als je leeft in de schepping. Hij noemde daarbij de christelijke lofprijzing als een wezenlijk andere invalshoek dan de meer algemene idealisering van de natuur. Hij oefent studenten op dat punt door niet alleen colleges in de banken te geven, maar ook een enkele keer al wandelend door de natuur met ze van gedachten te wisselen. Dat werkt net even anders uit dan wanneer je in een gebouw zit.

Dr. Theo Witvliet stelde vast dat de westerse wereld vergaand de natuur vanuit een objectivistische benadering analyseert. Door die objectivering is het maar moeilijk om te denken vanuit relaties. ‘We leveren onszelf uit aan de wetenschap. We objectiveren onszelf’.  Hij verwees naar de joodse denker Martin Buber, die al in 1923 onder de titel ‘Ik en gij’ het relationele model als alternatief naar voren bracht.

Drs. Henk van Hout, voorzitter van de Raad van Kerken, legde een link naar de liturgie. Het water is reinigend in de liturgie en daarin staat het ook symbool voor het leven.  Jan Huijgen, lid van de projectgroep Ecologische Duurzaamheid van de Raad van Kerken, verwees naar de joodse filosoof Heschel, die de noodzaak van een transitie onder woorden brengt.

Drs. Klaas van der Kamp, secretaris van de Raad van Kerken, stelde dat de recente rapporten van de Wereldraad meer dan de rapporten van tien jaar geleden een insteek kiezen bij de schepping en het leven. Daarmee correspondeert een meer pneumatologische interesse boven een christologische benadering. Zijns inziens is daar de invloed bij te merken van zuidelijke landen en de orthodoxie.

Aan het einde van de bijeenkomst zette ir. Kees Nieuwerth, lid van het Moderamen van de Raad van Kerken, namens de Raad als eerste zijn handtekening onder het ‘Statement on the Right to Water and Sanitation’. Vele andere bezoekers volgden zijn voorbeeld. De Raad van Kerken in Nederland zal onder meer via de projectgroep Ecologische Duurzaamheid het thema volgen.

Lees hieronder de uitgewerkte inleidingen van respectievelijk drs. Jan Jorrit Hasselaar, prof. dr. George Molenkamp en prof. dr. Klaas Spronk.

 

Tekst Drs. Jan Jorrit Hasselaar

Titel: Amos: Opening watersymposium 2013

 

 

Aan het water op de dijk bij de sluizen van Kruiningen staat een beeld van de profeet Amos. Het is uit hout gesneden. Hij lijkt van veraf op een kale boom. Van dichtbij kun je ook zijn gezicht zien. Zijn mond staat open. Hij voert het woord. Hij is boos. Op het bordje bij het beeld staat te lezen: “Amos, fruitteler, schapenfokker. Hij waarschuwde tegen de vernietiging van het leven. Nog klinken zijn woorden. Ze staan in de bijbel.”

 

Amos komt op voor het leven, omdat hij is geraakt door een visioen dat besloten ligt in de woorden “… het recht moet stromen als water, de gerechtigheid als een nooit opgedroogde beek.”(Amos 5: 24) Vorig jaar heeft de Raad van Kerken vanuit dat visioen besloten de werkgroep ecologische duurzaamheid op te richten. Als werkgroep hebben we de eerste focus gericht op de thema’s  ‘water en voedsel’. Vandaag staat water centraal.

 

Het is wereldwijd het decennium van het water, van 2005 tot en met 2015. Woensdag waren we samen als bedrijfsleven, jongeren, joden, moslims en christenen rondom water. In de Joodse synagoge van Den Haag spraken de Patriarch van Constantinopel Bartholomew I en Ilyasi, de hoogste imam van India, over water vanuit. Bedrijfsleven, de volgende generatie en religies samen op zoek naar antwoorden op vragen t.a.v. water. Donderdag was de internationale ontmoeting van de Verenigde Naties in Den Haag, ook rondom water. Prins Willem Alexander trad voor het laatst op als water-adviseur van de VN. Vandaag zijn we samen in kleinere kring om in onze eigen Nederlandse context te kijken naar water en de eigenheid van de kerk als het gaat om zulke vragen..

 

Onlangs kwam het verzoek van de Wereldraad van Kerken om een waterverklaring te laten ondertekenen door de kerken in Nederland. De verklaring roep overheden op tot recht op water en sanitair. En natuurlijk, wie kan er tegen zo’n waterverklaring zijn. Hoewel, wat zeggen we er eigenlijk mee? Wat is een recht en is het vervolgens afdwingbaar? Vandaag willen het gesprek verdiepen. Is zo’n globaal document als een waterverklaring, en daarmee al die grote activiteiten van deze week, iets dat onze Nederlandse context raakt en waar dan? Of spelen er in onze context hele andere vragen t.a.v. water? George Molenkamp, oprichter van KPMG sustainability, geeft zometeen de aftrap. En natuurlijk is makkelijk om anderen op te roepen iets te doen, maar waar ligt onze eigen verantwoordelijkheid. Kiezen we dan, zoals de waterverklaring, vooral voor verwijzingen naar documenten van de Verenigde Naties en millieniumdoeleinden. Klinken we net als de VN of als Greenpeace? Gaan we mee in de technische discussie? Gaan we alleen zonnepanelen op kerkdaken plaatsen? Of hebben we als kerken ook een eigen inbreng? Klaas Spronk, hoogleraar Oude Testament aan de PthU, zal ons hierin meenemen. Tussen de twee thema’s door is er een rondleiding door het museum en aan het einde van de middag is de intentie om de waterverklaring te ondertekenen.

 

Niet iedereen zal het eens geweest zijn met Amos en dat hoeft ook niet. Profeten zitten niet per se op instemming te wachten. Vandaag zijn we samen als mensen met verschillende achtergronden, vanuit verschillende kerken en misschien bent u helemaal niet verbonden met een kerk. U bent allen van harte welkom. Ook wij hoeven het niet met elkaar eens te zijn. Maar we mogen wel antwoorden. Hoe denk jij erover? Waarom vind je dat? En ja, wat gaan we doen? Het gaat erom samen in gesprek te komen. Een gesprek dat vandaag niet klaar hoeft te zijn, maar dat nu wel begint.

 

Einde tekst

 

Tekst: prof. dr. George Molenkamp

Titel: Waterschaarste: een wereldwijde crisis

 

Door de grote aandacht voor de klimaatproblematiek is een ander probleem, namelijk die van de wereldwijde waterschaarste, wat naar de achtergronden verdrongen. Toch is waterschaarste in zijn omvang en consequenties beslist niet minder bedreigend voor een duurzame, rechtvaardige en menswaardige menselijke ontwikkeling in vele landen.

 

Zelfs een waterrijk land als Nederland draagt door de import en gebruik van voedsel, grondstoffen en goederen in belangrijke mate bij aan de wereldwijde waterschaarsteproblematiek.

 

Er is op onze aarde zeer veel water voorradig, maar slechts enkele procenten daarvan is als (zoet) water geschikt voor menselijk gebruik. Op zich zou dat geen probleem vormen als alle beschikbare zoetwaterbronnen maar (geografisch en in de tijd gezien) gelijkmatig over de wereldbevolking zouden zijn verdeeld en ter beschikking staan.

 

Helaas is dat niet het geval. Het grootste gedeelte (2/3) van de wereldbevolking leeft in gebieden waar maar ¼ van de neerslag wereldwijd (sterk seizoensafhankelijk) terecht komt (fysieke waterschaarste). En op veel plaatsen is, door aantasting van de bodem of van de vegetatie (ontbossing), het vermogen om water in de grond goed vast te houden verloren gegaan. Tot overmaat van ramp leidt de klimaatverandering tot veel nattere winters en drogere zomers en het verdwijnen van gletsjers. Gletsjers, die belangrijke natuurlijke buffers van zoetwater vormen.

Op veel plaatsen ontbreken de middelen om het water in gunstige perioden op te vangen en over een langere periode te gebruiken en is sprake van een zogenaamde “economische waterschaarste”.

Mede als gevolg daarvan is meer dan 1 miljard mensen op aarde goed water moeilijk toegankelijk en leeft ongeveer 1/3 van de wereldbevolking in gebieden waar de beschikbaarheid van water onder grote druk staat. Verwacht wordt dat in 2025 dit voor 2/3 van de wereldbevolking zal gelden.

 

Waar ligt de oorzaak van de waterschaarste? Er zijn vele plaatsen op aarde waar het onttrekken van water voor menselijk gebruik veel sneller plaatsvindt dan de natuur (plaatselijk) in de waterkringloop weer kan aanvullen. Daarbij komt dat de behoeften van de groeiende wereldbevolking en vooral ook de snelle groeiende grote wereldsteden een enorm beslag leggen op het beschikbare water. Zo gaat 70% van het water dat voor menselijk gebruik dient naar de landbouw, 20% naar de industrie en 10% naar andere bestemmingen zoals drinkwater en huishoudelijk gebruik. Het verbaast dan ook dat is op vele plaatsen een felle concurrentieslag om water tussen landbouw, industrie, natuur en steden wordt geleverd. Vooral de landbouw en de natuur trekken vaak aan het kortste eind.

 

De gevolgen zijn niet uitgebleven. Een verontrustend aantal grote rivieren, zoals de, Indus, de Rio Grande, de Gele Rivier (China), de Colorado River bereiken soms de kust niet eens meer en eindigen in modderpoelen. In de Hebei provincie (China) zijn meer dan duizend meren verdwenen. In bijna alle Noord-Afrikaanse landen en in de landen van het Midden- Oosten bestaan ernstige watertekorten. In Jemen daalt het grondwater ca 2 meter per jaar, door grondwateronttrekkingen in een tempo dat vijf maal hoger is dan de natuur deze voorraden weer aan kan vullen. Het land wordt geconfronteerd met een ongekende en uitzichtloze watercrisis die een grote menselijke en economisch impact heeft.

 

 

Waterschaarste veroorzaakt vele problemen, maar vooral voor de voedselvoorziening zijn de gevolgen bijzonder verontrustend. Zo is in landen als Algerije, Egypte, Iran en Marokko door het tekort aan water de graanproduktie zover gedaald men daar al voor 40% van de graanbehoefte aan is aangewezen op de wereldmarkt. In de Noord Chinese vlakte, die goed is voor ca 30% van de graanproductie in China, zijn de grondwaterspiegels al zover gedaald dat de toekomstige graanproductie in het geding komt. Iets dergelijks geldt voor de Punjab, de “broodmand” van India. In Noord-Oost Iran, een belangrijk agrarisch gebied, zijn al hele dorpen verlaten vanwege uitputting van de grondwaterbronnen. In Syrië hebben door de droogte honderdduizenden boeren hun bedrijven moeten staken en hebben haard en huis moeten verlaten om met hun families naar kampen de vertrekken.

 

Het zijn overigens niet alleen de problemen waar de ontwikkelingslanden mee worstelen. Zo is in de Southern Great Plain (VS), een belangrijke leverancier van graan is ook sprake van een verontrustende verlaging van de grondwaterstanden. In California, dat vanaf 2006 geteisterd wordt door droogte en de 75.000 landbouwbedrijven maar 15% van het water krijgen dat ze nodig hebben wordt met diverse andere water sectoren gevochten om de beschikbare voorraden.

 

Het gebrek aan water en daarmee ook de problemen voor de voedselproductie vormen een bron van (politieke) spanningen en conflicten, zowel intra- als internationaal. Voorbeelden daarvan vinden we te over: in het Midden Oosten (Israël, Syrië en de Palestina), in Afrika de landen rond de Nijl, Niger, Volta en de Zambesi rivier) en tussen India en Pakistan en China om maar te noemen.

 

 Een toenemend aantal landen kiest “eieren voor hun geld” om hun voedselvoorziening veilig te stellen door aankoop van landbouwgrond (en impliciet de daarbij behorende waterreserves) in andere landen. China heeft tussen 2006 en 2009 bijna 3 miljoen ha landbouwgrond in het buitenland heeft gekocht. Maar ook landen als Zuid-Korea, de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi Arabië en Quatar hebben gezamenlijk ca 2,5 miljoen ha landbouwgrond in andere landen gekocht. Dat dit op zich leidt ook weer tot spanningen zoals in 2009 bleek toen de president van Madagsacar, onder druk van een woedende bevolking moest aftreden nadat hij de helft van de vruchtbare grond aan een Zuid-Koreaans bedrijf had proberen te leasen ten behoeve van graanproductie voor Zuid-Korea.

De landbouw is niet overigens alleen een slachtoffer van de waterschaarste, maar ze is ook een belangrijk veroorzaker. Maar liefst 70% van het beschikbare water wordt gebruikt voor irrigatie voor de 15% overige gewassen. Voor 85% van de landbouwgewassen geldt dat ze kunnen worden verbouwd zonder dat extra wateronttrekking nodig is omdat de gewassen het water in de bodem kunnen gebruiken Hier ligt een belangrijk aandachtspunt voor een meer efficiënt gebruik van water en verbeterde landbouwtechnieken, waaronder de toepassing van droogtebestendige gewassen. Technieken die in ontwikkelingslanden vaak door gebrek aan kennis of middelen vaak buiten het bereik van de landbouwers liggen.

Hier ligt voor ons als maatschappij een belangrijke verantwoordelijkheid de kennis die we hebben te delen en waar nodig bij te dragen aan verteringen. Een taak die we graag gelegd zien bij onze kennisinstellingen en ontwikkelingsorganisaties en het is ook van groot belang deze te (blijven) steunen juist nu dse financiering van dit soort organisaties onder grote politieke druk staat.

 

Dat ontslaat ons niet van een individuele verantwoordelijkheid in ons alledaagse leven. Veel van de consumentenproducten die wij importeren hebben in het land van herkomst of in de productieketen een groot beslag gelegd op het beschikbare water (waterfootprint) zonder dat we ons daarvan bewust zijn.Hier is de afgelopen jaren vooral door de Technische Universiteit Twenthe veel onderzoek naar gedaan en de resultaten zijn schokkend. Zo is bijvoorbeeld (afhankelijk van productiemethode. Een hamburger: 2.400 liter, 1000 gram rijst: 1900 liter, een kopje koffie 40 liter water. Het vervaardigen van een katoenen hemd kost 2 700 liter water en een jeans 11.000 liter en een pak papier van 500 A4 velletjes 5.000 liter water.

 

Verrassend is dat een klein en waterrijk land als Nederland toch nog tot de top 6 van de wereld behoort als het gaat om het beslag dat wij op water in andere landen leggen door onze consumptie. Een bewuste levensstijl in de zin van een matige consumptie, het voorkomen van verspilling van voedsel en een bewuste keuze van consumentenproducten (met een lage waterfootprint) kan hier op den duur een essentiële bijdrage leveren. Misschien is dit momenteel nog niet zo eenvoudig, maar de verwachting is dat op dit terrein meer informatie beschikbaar zal komen om consumenten te helpen met het maken van verantwoorde persoonlijke keuzes.

 

De groeiende problemen rond mondiale water-en voedselvoorziening en hun impact op vrede en veiligheidsvraagstukken laten niet toe dat we onverschillig blijven. Het kan gewoon niet zo doorgaan. Het is niet alleen een zaak van eigenbelang. Maar voor christenen geldt bovenal hun verbondenheid en solidariteit met hun naaste. Medemensen die leven in gebieden met waterschaarste die mede door onze westerse levenstijl ongewild in mensonwaardige omstandigheden raken zonder perspectieven op verbetering.

 

Einde tekst

 

Tekst: Prof. dr.  Klaas  Spronk

Titel: Over water en profeten

© Klaas Spronk

 

Bij de opening van dit watersymposium is verwezen naar de oudtestamentische profeet Amos. Weet u wel hoe gevaarlijk dat is! Je doet het omdat je een medestander denkt binnen te halen en je hoopt dat jouw standpunt daarmee aan gezag wint. In zekere zin krijg je via een Bijbels profeet zelfs God aan jouw kant. Je zult dat waarschijnlijk liever niet met zoveel woorden zeggen, want dat neigt naar hoogmoed of geestdrijverij. Maar toch: een profeet spreekt namens God. En dat zegt wat. Wie een profeet aan zijn zij heeft stijgt boven de alledaagse discussies uit.

 

Weet echter wel waar je aan begint. Het kan je lelijk opbreken. Er is een veelzeggend verhaal in de Bijbel (men vindt het in 1 Koningen 22) over een koning in Israël die hetzelfde doet. Hij is van plan de stad Ramot in het Noorden van het land, vlak bij de huidige grens met Syrië, terug te veroveren op de Arameeërs. Hij staat in zijn recht, want die stad hoorde vanouds bij Israël. Voor de zekerheid vraagt hij zijn bondgenoot, de koning van het zuidelijke rijk Juda, mee. Die wenst op zijn beurt goddelijke instemming. Dat kan geregeld worden. Maar liefst vierhonderd profeten geven de koningen een goddelijke garantie op succes. De koning van Juda gaat voor zeker: “Is er niet nog een profeet, die dit van onafhankelijke zijde kan bevestigen?” Zijn collega weet nog wel iemand, maar die wil hij liever niet vragen. Die profeteert alleen maar narigheid. Die onheilsprofeet houdt hij liever buiten de deur. De koning van Juda houdt echter voet bij stuk. Dus ook die ene profeet – Micha heet hij – mag zijn zegje doen. Tot ieders verbazing valt hij zijn vierhonderd collega’s bij: “Trek op”, zegt hij. “Uw veldtocht zal slagen en de Heer zal u de stad in handen geven.” De koning van Juda is gerustgesteld, maar die van Israël niet. Hij gelooft er niets van en dringt er bij Micha op aan om in Gods naam de waarheid te zeggen. En die krijgt hij dan te horen: Israël zal als een kudde schapen zonder herder zijn. Het ziet er slecht uit voor Israël en voor zijn leider in het bijzonder. Micha wil ook nog wel even kwijt hoe het komt dat die andere profeten het niet goed zien. Ze zijn misleid door God zelf. Die heeft ze op een dwaalspoor gezet om de koning van Israël op die onzalige gedachte van een aanval tegen de machtige Arameeërs te brengen. Ondanks deze tegenstem gaat de veldtocht toch door. Alsof met meerderheid van stemmen beslist kan worden wat de wil van God is. De koning van Israël is wel allerminst zeker van zijn zaak en stelt zich in de strijd “low profile” op. Het lijkt hem beter om op het slagveld niet herkend te worden als de aanvoerder. Desalniettemin legt hij het loodje. Een verdwaalde pijl – maar wat is toeval in deze? – treft hem dodelijk.

 

Kortom, moet je van een profeet niet in de eerste plaats tegenspraak verwachten? En hoe ga je daar dan vervolgens mee om? Is hier trouwens wel tegenspraak te verwachten? We hebben het hier niet over oorlogsplannen maar over het veel nobeler streven naar voldoende schoon water voor iedereen en op basis daarvan een alleszins gerechtvaardigde oorlogsverklaring aan de vervuilers en inpikkers. Misschien dat er op de vierhonderd mensen die je ernaar vraagt er één is die het niet met je eens is. Maar om daar dan profetische gaven achter te zoeken?

Is het overigens wel zinvol om de Bijbel erbij te halen? Wat is er vanuit dat oude geschrift nu over ons waterprobleem te zeggen? Er wordt natuurlijk in de Bijbel wel over water gesproken, veel zelfs. Maar dat is van een andere orde. Het gaat om te beginnen over het water dat het leven juist bedreigt. God begrenst bij de schepping de oceaan om ruimte te maken voor het droge en de planten, dieren en mensen daarop. En als God er weer een eind aan wil maken laat Hij dat water terugkomen. Aan Noach, die het overleefd heeft, belooft God dat het water nooit meer terug zal komen. Dat is een bemoedigende gedachte bij de stijgende waterspiegel. Over die dijk van een tekst kunnen we het mooi over hebben als we bedacht hebben dat we als kerken ons ook met de opwarming van de aarde bezig moeten gaan houden.

 

In de Bijbel gaat bij water vaker over ons huidige thema: drinkwater voor iedereen. Regelmatig is dat een probleem. Je zult als volk maar door de woestijn moeten trekken, zoals Israël toen het bevrijd was uit het (overigens prettig waterrijke) Egypte. Het komt ook nogal eens voor dat in het beloofde land de kwaliteit van het drinkwater ernstig te wensen overlaat of dat de regens uitblijven. Dat zijn zaken van leven of dood. Om die reden wordt het watermanagement niet slechts aan prinsen en koningen overgelaten. Het is een zaak waarin goden zich profileren. Volgens de Kanaänieten wordt het allemaal geregeld door de god van de vruchtbaarheid Baäl en zijn dochters, de godinnen van de dauw. Volgens de Bijbel zit de God van Israël er achter. Wanneer de profeet Elia zijn volksgenoten er van wil overtuigen dat alleen zijn God vereerd mag worden bewijst hij dat door de regen te regelen. Zijn opvolger Elisa doet hetzelfde door een verziekte waterbron te reinigen. Je zou dus kunnen zeggen dat God en zijn profeten de neus niet ophalen voor een bijeenkomst zoals vandaag. Al zullen we vandaag weinig meer kunnen met de oude benadering: bidden om regen en magische handelingen verrichten om water te zuiveren. Al is de invloed van dat achterhaalde wereldbeeld wel hardnekkig en duikt het in allerlei varianten steeds weer op, zoals wanneer mensen boos worden op de presentator van het weerbericht bij een onaangename weersvoorspelling. Misschien dat het daarom voor alle duidelijkheid wel goed is om hier te stellen dat we God niet ter verantwoording kunnen en mogen roepen voor falend watermanagement. Het is eerder andersom.

 

Wat valt er vanuit onze christelijke traditie, gevoed door de Bijbelse verhalen, nu toe te voegen aan de moderne discussie over het milieu in het algemeen en het drinkwater in het bijzonder? Soms wordt er een beschuldigende vinger uitgestoken naar die christelijke traditie. Die zou er aan hebben bijgedragen dat onze Westerse cultuur zo weinig respect opbrengt voor de natuur. Dat komt, zo wordt dan beweerd, omdat in het verhaal van de schepping de mens centraal wordt gesteld. De natuur is ondergeschikt aan de mens, die volgens Genesis 1 nadat God zijn scheppingswerk voltooid had de opdracht krijgt om te heersen over de aarde en over alles wat daar groeit, rondloopt en vliegt. Dat zou er uiteindelijk in de moderne tijd toe geleid hebben dat het zo slecht gaat met de aarde. Het gaf de mens de vrijheid om vooral aan zichzelf te denken en onvoldoende respect voor de eigenwaarde van de natuur te hebben. Vooral bij Christenen zou je dat kunnen zien. Zij hebben voor een belangrijk deel vorm gegeven aan de Westerse samenleving. Dat die roofbouw heeft gepleegd op de natuur zou te maken hebben met de christelijke erfenis. Was in het verleden de natuurgodsdienst meer dominant geweest, dan zou de wereld er nu anders en waarschijnlijk minder vervuild uitgezien. Hadden de Germanen en Batavieren zich maar nooit laten bekeren tot het Christendom. Hadden de oorspronkelijke bewoners van Amerika het maar niet verloren van de Spanjaarden en de Engelsen.

 

De heerschappij van de mens over de natuur lijkt op het meedogenloze werk van een dictator die vooral uit is op het eigenbelang. Zo kan God het toch niet bedoeld hebben? Zou het niet meer iets van rentmeesterschap moeten zijn met veel respect voor datgene wat in jouw macht is gegeven? Deze kritische visie op de rol van het Christendom wordt gebruikt als een reden om helemaal met het christelijk geloof te breken. Er zijn er die het verruilen voor een soort van aanbidding van de natuur. Wat ook gebeurt – en daar zal ik me nu meer op richten – is dat bij mensen die de Bijbel nog wel serieus willen blijven nemen gezocht wordt naar een meer natuurvriendelijke benadering. Een groep Bijbelwetenschappers pleit voor een ecologische lezing van de Bijbel. Die zet in bij het genoemde besef dat de klassieke Bijbelse antropocentrische benadering – waarbij het dus in Gods naam in deze wereld vooral om de mens draait – niet goed blijkt te zijn. In plaats daarvan moet de aarde centraal komen te staan. De aarde wordt subject. Het woord wordt geschreven met een hoofdletter. De aarde moet een stem krijgen. En dan moet de mens even stil zijn. Dan klinken sommige liederen uit de Bijbel heel anders. “Rivieren klappen in de handen, de bergen jubelen het uit”, zingen we met Psalm 98. In Psalm 148 worden de bergen, bomen en dieren opgeroepen God te loven. Je zou kunnen zeggen dat hun dat door mensen maar al te vaak onmogelijk wordt gemaakt. Er zijn er ook die zeggen dat de profetie nu niet meer van mensen, maar van de natuur komt. De vervuilde rivieren, de brandende bossen, het stijgende water, het is de stem van de aarde die ons ter verantwoording roept. Je zou er de stem van God in kunnen horen.

 

Ik betwijfel het. Ik hoor er vooral bezorgde en bange mensen in. De natuur is mooi en de moeite van het bewaren waard. Maar de natuur is ook hard en ik wil me er niet aan uitleveren. Ik denk trouwens ook dat het een misverstand is dat de Bijbel ons leert dat de mens centraal staat en zijn gang maar kan gaan in en met de natuur. De Bijbel – zeker ook het scheppingsverhaal – leert de mens zijn grenzen kennen en daar wijs mee om te gaan. De eerste grens is die tussen mens en God. Wanneer de mens die grens overschrijdt wordt hij door God op zijn nummer gezet. Je zou kunnen denken dat dit kleinzielig is van God, die zijn status niet wil delen. Ik zou het eerder uit willen leggen als een manier van God om de mens tegen zichzelf te beschermen. In feite is wat God in de verhalen doet de mens confronteren met zijn handelen: weet je wel wat je doet en waarom? En dat is nu ook precies de rol van de profeten. Bij voorkeur richten die zich tot koningen, tot mensen met macht. Vaak zijn juist zij – mannen zoals David, Salomo, Achab, Herodes – letterlijk en figuurlijk grensverleggend bezig. Dat kan vooruitgang opleveren, maar het kan ook fundamenteel fout gaat. Profeten houden ze bij die les. Daar zijn mooie verhalen over te vertellen. Maar laten we eens kijken in hoeverre het ons verhaal kan worden. Stel je voor dat Amos van zijn sokkel zou komen en zijn opwachting zou maken in ons midden.

 

“Waar zijn jullie in Gods naam mee bezig?!”, zou de profeet ons mogelijk vragen. We zouden hem zonder vrees kunnen antwoorden dat we met een goede zaak bezig zijn: drinkwater voor iedereen. Wat kan daar nu op tegen zijn? Sterker nog, ooit was er een koning die kon verwijzen naar de instemming van 400 profeten. Wij hebben de Wereldraad van Kerken achter ons. “O, in dat geval hebben jullie mijn en – wat belangrijker is – Gods zegen”, zou de profeet antwoorden. Maar misschien zou er bij ons dan toch nog enige twijfel zijn. We hebben hier toch een profeet voor ons? Moeten we niet verder vragen? Is het allemaal wel zo duidelijk wat en wie hier goed of slecht is? En dan nog wat: profeten hebben vaak ook wel heldere inzichten over de toekomst. Hoe gaat dit aflopen?

 

Voor mij zijn dit open vragen. Ik ben geen profeet, doch slechts een Schriftgeleerde. U weet wat er over die beroepsgroep gezegd wordt in het Nieuwe Testament dat je met dat soort mensen op moet passen. Ze zijn geneigd de teksten van de heilige Schrift naar hun eigen hand te zetten. Laat ik me dus bescheiden opstellen en u slechts de vraag doorgeven: mogen wij ook profetische tegenspraak verwachten en hoe zou die dan luiden? Ik doe een voorstel:

 

  1. * Zolang u zelf in feite buiten schot blijft, is het allemaal een schijnheilige vertoning. U gebruikt het water hier om uw handen te wassen in onschuld.
  2. * Ga wat nuttigs doen en houd uzelf niet voor de gek met uw “groene” stroom, uw biobrandstof op basis van kostbaar voedsel en nu dan uw zuivere water (hoe zuiver is uw flesje Marie Stella Maris?).
  3. * Laat u niet terneerslaan door cynisme of vermoeidheid. U zit op het spoor van de goede Schepper wanneer u creatief en volhardend blijft zoeken naar en hopen op een leefbare wereld voor iedereen.
  4. * Geloof in de macht van liefde en saamhorigheid en durf de strijd tegen hebzucht en het ieder-voor-zich aan te gaan.

Kiest u maar en misschien hebt u ook nog wel een idee, hoop of vrees over wat de toekomst brengen zal, ook al bent u dan net als ik waarschijnlijk geen profeet.

 

Einde laatste tekst

Foto:
1. Kees Nieuwerth tekent als eerste het statement
2. Teunis Hofman (links) en Henk van Hout (rechts)
3. Theo Witvliet
4. Op uitnodiging van Jan Jorrit Hasselaar heft men het glas (water)
5. Zichtbaar links Otto Mulder, rechts Klaas Spronk
6. George Molenkamp
7. Toiletten (rechts met water, links zonder, waardoor jaarlijks 12.500 liter wordt bespaard)
8. Silhouet van een bewogen redenaar (Klaas Spronk)
9. Kaart van Nederland (blauw stroomt onder zonder dijken)

Het is de bedoeling om bij de teksten en het thema ook een korte didactsche handreiking aan te bieden, zodat kerken het thema in hun eigen parochie of gemeente aan de orde kunnen stellen.