Werkdag 5 november 2011

Geld mag geen beletsel zijn

Veel vingers gingen er omhoog tijdens de landelijke werkdag voor vluchtelingen, nadat CDA-partijvoorzitter Ruth Peetoom het woord had gevoerd over het vluchtelingenbeleid. Op sommige vragen reageerde ze: ‘Financiën mogen geen belemmering zijn om je recht te vragen’. Andere vragen nam ze mee naar Den Haag.

Alleen al het feit dat er zoveel vragen waren en er iemand was die er naar luisterde, maakte duidelijk hoe nuttig het was dat een prominent lid vanuit CDA-kring was gekomen voor minister Gerd Leers, die vanwege ‘drukte’ had afgezegd. Ruth Peetoom, die amper een week geleden nog een speciaal partijcongres organiseerde, waar ook de positie van het CDA inzake de positie van Mauro aan de orde kwam, offerde een deel van haar vrije zaterdag op om de stemming te proeven onder de meer dan honderd vrijwilligers die zich bezighouden met vluchtelingenwerk. ‘Ik vind het belangrijk dat er iemand uit de politiek is aan wie u uw vragen kunt stellen’, motiveerde ze.

Ruth Peetoom liet aan het begin van haar verhaal een krantenkop zien met daarop een huilende Mauro en daaronder een foto van Ad Koppejan met het bijschrift ‘Hier staat een gelukkige christendemocraat’. Peetoom legde uit dat het CDA allesbehalve gelukkig was met de dilemma’s die de politiek de partij had opgedrongen. Uiteindelijk bleek het studievisum het meest reële alternatief om in deze situatie Mauro tegemoet te komen aan zijn wensen. ‘Als je zoekt naar een mogelijke optie om gelet op de wetgeving toch een oplossing te vinden, noem ik dat compassie’, zei ze met een verwijzing naar een van de kernwoorden voor het nieuwe beleid.

Eén schaap

Peetoom haalde minister Donner aan, die een vergelijking maakte met honderd schapen. Het is de taak van de overheid om al die schapen gelijk te behandelen, het is de taak van bijvoorbeeld kerken om ook dat ene schaap te helpen. In die zin kan compassie geen criterium zijn, maar wel een sluitstuk om te voorkomen dat individuele burgers de dupe worden van de wetgeving. Vrouwe Justitia draagt een blinddoek, maar de samenleving is alles behalve blind. Peetoom daagde de kerken dan ook uit om de kritische rol richting overheid en wetgever te blijven spelen. Ze noemde het van belang om het menselijke klimaat in de samenleving in de gaten te blijven houden; ieder mens heeft een gezicht.

Toen kon de zaal reageren. Er kwamen veel vragen en opmerkingen. Of het CDA zich realiseerde dat ook het instituut dat Mauro helpt, helpt onder protest omdat er voor meer jonge mensen een politieke oplossing nodig is. Of de minister wel echt alle mogelijkheden benut om humaan met vreemdelingen om te gaan. Of regelgeving in Europese context wel voldoende consistent is met de Nederlandse regelgeving. Of het CDA niet voor een motie van PvdA en Christenunie had moeten stemmen waardoor minderjarige asielzoekers een betere positie hadden kunnen krijgen in plaats van te wachten op initiatieven in dezen van de minister. Of er voldoende gedaan wordt om taalanalyses en andere zaken voor asielzoekers goed te regelen. Of gemeenten zich wel realiseren dat ze met het nemen van de financiële lusten van een centrum ook morele lasten op zich genomen worden. Of de politiek niet iets kan doen aan de hoge legeskosten van justitie. Of de strafbaarstelling van uitgewezen asielzoekers niet tot onoirbare situaties leidt. Of de positie van domestic workers niet beter voor het voetlicht kan komen. Of het te verkroppen is dat juist de overheid vaak in hoger beroep gaat in asielzaken.

Vragen naar waarom

Peetoom ging op een aantal vragen in. Bijvoorbeeld op de financiële vraag en zei: ‘Je moet als burger altijd je recht kunnen halen’. Daar mag geen financiële belemmering zijn. En ze pleitte nogmaals voor compassie. ‘Als predikant heb ik geprobeerd nooit mensen te verketteren, maar altijd door te vragen naar het waarom’. John van Tilborg van Inlia prees de partijvoorzitter die in haar Groningse periode haar kerk positief betrokken heeft bij het asielzoekerswerk. Ruth Peetoom vertelde dat ook haar schoonfamilie in Luttelgeest als vrijwilligers juridisch vreemdelingen bijstaat en dat ze in die zin ook uit eerste hand informatie krijgt. Verschillende vrijwilligers grepen de gelegenheid aan om Peetoom ook in de pauzes aan te spreken op de nood die ze her en der in den lande zien en meemaken.

Dr. Maarten den Heijer werkzaam voor de Universiteit van Amsterdam ging na Ruth Peetoom in op het Europese asielbeleid. Hij liet zien hoe de wetgeving in de verschillende Europese landen sinds 1990 verder op elkaar is afgestemd. Vooral de laatste jaren stagneert de harmonisatie. Er blijkt groot verschil te zijn in de manier waarop Europese landen de regels toepassen. Nederland laat 48 procent van de aanvragers toen, Finland 73 procent, Griekenland 0,3 procent (cijfers gebaseerd op 2009). Het risico bestaat dat de minimale toepassingen de toon gaan zetten, omdat de landen elkaar willen overtreffen in striktheid. Griekenland is overigens een verhaal apart. Er zijn verhalen bekend van vluchtelingen die er uit het toilet moeten drinken. Den Heijer mist hier het centrale toezicht en maakte een vergelijking met de oorzaken van de financiële crisis.

Achtduizend euro

Een apart verhaal vormen de grenscontroles aan de buitengrenzen van Europa. Die zijn steeds effectiever geworden. Tegelijk dwingt dat de migranten tot meer creativiteit en tot het nemen van meer risico’s. Sinds 1993 zijn er al meer dan 15.500 bij de migratieinspanningen om het leven gekomen. Gemiddeld betaalt een vluchtelingen achtduizend euro om de oversteek te kunnen maken van Noord-Afrika naar Europa. Overigens blijft het aantal vluchtelingen dat naar Europa komt te verwaarlozen bij het totaal aantal vluchtelingen in de wereld. Verreweg de meesten van hen zitten in het land van oorsprong, vaak zonder perspectief en met allerlei risico’s.

In de middaggingen de mensen naar verschillende workshops, variërend van gezondheidszorg voor vluchtelingen tot het creëren van draagvlak in de samenleving. In het ochtendgedeelte hadden plaatsen als Eindhoven en Wychen hun ervaringen voor het voetlicht gehaald. Klaas van der Kamp verzorgde namens de Raad van Kerken de opening en sprak onder meer over ‘vluchtelingen als evangelisten’. De bijeenkomst werd afgesloten met een muzikaal intermezzo (een lied van Claudia de Breij ‘Meneer de Minister, slaap zacht’) en een  vesper.

Een parafrase van de opening verzorgd door Klaas vander Kamp.

Beste mensen,

Namens de Raad van Kerken in Nederland mag ik u hartelijk welkom heten. Fijn dat u bij de drukte van de dag, uw inzet voor vluchtelingen, ook nog de moeite neemt om hier op een zaterdag te komen. Goed hier te zijn met zovelen die de Mauro’s al in de ogen hadden gezien, nog voordat hij in één gestalte voor iedereen zichtbaar was op televisie. Er is veel aan de orde vandaag. We hebben het over politieke partijen die angstige vluchtelingen typeren als ‘tsunami’s die Europa bedreigen’ en partijen die over ‘compassie’ spreken terwijl ze mensen wegsturen. We hebben het over kinderen die op straat worden gezet. We hebben het over barmhartige mensen die crimineel genoemd worden. Ten diepste hebben we het over de menselijkheid van onze samenleving.

De joodse filosoof Levinas stelt dat de waarde van een cultuur zich bewijst in het respect dat ze opbrengt voor iemand uit een andere cultuur. Culturele mensen werken als vrijwilligers in Drachten, als azc-bezoekers in Dronten, als arts in Katwijk, culturele mensen maken zich druk op het moment dat asociale mensen zeggen: ‘De dijken om de polder zijn aangelegd voor mensen met een roodachtig paspoort’.

De evangelist Lucas (Lucas 14) vertelt van een farizeeër. Hij zit aan de maaltijd en heeft verschillende mensen uitgenodigd. Jezus is onder hen. Jezus kijkt rond en ziet de elites van de streek. Hij spreekt zijn gastheer aan. ‘Wanneer u een ochtendmaaltijd of een avondeten gebruikt, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren’ (vers 12). Nodig geen incrowd, nodig geen mensen die u op hun beurt kunnen faiteren. Jezus zegt: ‘Wanneer u mensen ontvangt’ (vers 13). Nog nauwkeuriger: ‘Wanneer u een gastmaal aanricht’. Eerst is er sprake van een gewone maaltijd. Hier gaat Hij een stap verder. Als er een feestmaal is ‘nodig armen, kreupelen, verlamden en blinden’. Alle armoedzaaiers worden bij elkaar genomen. Ze mochten volgens de Joodse wet niet als priester in de tempel dienen. Door hun handicap werden ze als onrein en onwaardig gezien (Leviticus 21: 17). Juist die mensen moet je nodigen, – vers 13, – ‘dan zult u gelukkig zijn’. Je kan ook vertalen ‘zalig zijn’.

‘Zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen’. Bij de verrijzenis keert dat gedrag terug. Het woord ‘opstanding van de rechtvaardigen’ moet als een mokerslag bij de gastheer van Jezus zijn aangekomen. Farizeeërs noemden zichzelf ‘chassidim’, ‘rechtvaardigen’. Ze hielden zich stipt aan de wetten en regels van Mozes. Ze bouwden een eigen huis van rechtvaardigheid. En Jezus schiet dat hele patroon van normen en waarden aan flarden. We zijn niet rechtvaardig uit berekening. We zijn rechtvaardig door datgene wat we om niet doen. Niet de herbergier die geld krijgt van de bezoekers is rechtvaardig. Maar de gastheer die mensen in zijn huis nodigt zonder vergoeding te verlangen. Wij weten als christenen natuurlijk allang dat de wereld van genade aan elkaar hangt. Wij geloven dat God ons vasthoudt, puur uit liefde.

Wij weten als vrijwilligers allang dat we van die voorkomendheid zelf ook betere mensen worden. Want gasten die ons bezoeken halen ons uit onze zelfgenoegzaamheid. Ze dagen ons uit om het heil buiten onszelf te zoeken. Zij halen het goede in ons boven. De gasten zijn onze evangelisten. Zij houden ons wakker. Zij laten ons God zien op momenten dat wij God kwijt zijn. ‘Ik had honger’, zegt Jezus, ‘en jullie gaven mij te eten. Ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op’ (Matteüs 25: 36). Dan zullen de rechtvaardigen, u weet wel die ‘chassidim’, vragen: ‘Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen?’ En de koning antwoordt: ‘Alles was jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan’.  

Welaan, dat we vandaag de rechtvaardigheid mogen ervaren en voeden.