Twitter ontgrenst kerken

Twitter heeft als sociaal middel om te communiceren een ontgrenzend karakter. De twitteraars hebben weinig van doen met eerder door kerken opgetrokken instituten. Daarmee zou Twitter één van de exponenten kunnen zijn die het geloof langzaam doen verschuiven van de huidige kerkelijke vormgevingen naar meer fluïde vormen van kerkzijn. Maar vooralsnog laten dominees die mogelijkheden nog wat liggen, omdat ze vooral elkaar aanspreken op het sociale netwerk.

Die conclusie zou je heel voorzichtig kunnen trekken als je de masterscriptie leest die Mirte Martinus schreef  voor haar studie godsdienstwetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Groningen.‘De meeste predikanten wijzen op het ontgrenzende karakter van Twitter’, schrijft ze, ‘en de mogelijkheden contact te leggen met andere geloofsstromen, politieke organisaties, wijken en projecten. Deze contacten ontstaan wel en leveren soms ook wel wat op, maar zijn nog niet zo sterk ontwikkeld dat ze echt sociaal kapitaal bieden. De meeste reciprociteit vindt plaats tussen collegae predikanten’ (pag. 58).

Mirte Martinus, op dit moment volgens linkedin werkzaam als studentenassistent in Groningen, deed onderzoek naar het twittergedrag van dominees. Via @StaatGeschreven kon ze beschikken over 128 predikanten die actief zijn op Twitter. Ze volgde tientallen twitteraars en ze interviewde een achttal van hen middels een persoonlijk gesprek van gemiddeld vijf kwartier. En ze zette een enquête uit waar circa 34 predikanten op reageerden. Ze plaatste de onderzoekresultaten in een breder theoretisch kader. Ze kon vaststellen dat van de 34 respondenten meer dan de helft dagelijks actief zijn op Twitter. De meeste predikanten gebruiken het medium daarbij vooral om met collegae elders contact te hebben (zo’n 97 procent); 21 procent had via het medium ook contact met vrienden en gelovigen uit de eigen gemeente. Het gebruik blijft meest hangen in de sfeer van informatie-uitwisseling en is zeer geschikt om een eerste contact te leggen. Voor verdieping leent Twitter zich vooralsnog minder.

Mirte Martinus onderscheidt een drietal typen van twitterende dominees: de dominee die Twitter gebruikt om mee te gaan in het publieke debat, de dominee die via Twitter de kerk zichtbaar wil maken en tenslotte de dominee die een missionair geluid wil laten horen. Ze gaat ook in op het kerkelijk gebruik in bredere zin, met name waar het gaat om de PKN. Martinus is niet op de hoogte van de activiteiten van de Raad van Kerken (kan natuurlijk ook aan de PR van de Raad zelf liggen) en ook andere kerken komen niet echt in beeld. Ze is kritisch over de insteek van de PKN. Ze meent dat de kerk Twitter vooral gebruikt als uithangbord van eigen activiteiten en niet gebruikt om echt verbindingen aan te gaan met mensen. Zo komt het via Twitter niet tot echte communicatie. Overigens blijkt uit ander onderzoek dat politici hetzelfde doen, maar dat meldt Martinus niet. Zij geeft daarentegen de NS als voorbeeld van hoe Twitter ingezet kan worden om een echt gesprek aan te gaan. De NS reageert bijvoorbeeld op ‘mentions’ en op ‘hashtags’ (zeg maar kort: signaalwoorden) en is er in geslaagd op die manier de klaagsfeer over bijvoorbeeld vertrektijden om te buigen in een positieve waardering.

Martinus sluit aan (als gezegd meer impliciet dan expliciet, omdat ze de discussies in de Raad van Kerken niet noemt en mogelijk ook niet kent) bij de gesprekken over de betekenis van het instituut kerk. Ze ziet een andere rol van het instituut in de toekomst. Ze neemt een term over van Pete Ward (2002) van ‘liquid church’. En stelt in een uitwerking over de fluïde kerk: ‘Hierin stelt hij dat solide gestructureerde kerkvormen geen groot draagvlak meer kunnen vinden in een flexibele maatschappij’. Als de kerk zich minder statisch zou presenteren, kan de kerk beter aansluiten bij de huidige cultuur, meent Martinus.

De PKN blijft daarin wat haken, meent ze. ‘De kerk gaat niet snel genoeg mee met de technologische ontwikkelingen en wat er wel online gebeurt is nog te statisch. Er is te weinig interactie en er wordt te veel gezonden’. Ze pleit voor introductie van een blog en een forum. En Twitter zou gekoppeld moeten zijn aan de website. Ze stelt de vraag waarom de kerk die stap niet maakt en antwoordt zelf: ‘Een mogelijk antwoord hierop dat uit het interview naar voren kwam is een angst voor de kracht van het medium. De verticale insteek van het instituut staat op gespannen voet met de macht en de beweging die de horizontale communicatiestructuur teweeg kan brengen’. 

De masterscriptie van Martinus bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk gaat ze in op het fenomeen Twitter. In het tweede hoofdstuk komen de Twitterende dominees aan het woord. En in het derde onderdeel bespreekt ze ‘individu en instituut’. Mogelijk is het protestants, misschien ook niet, maar in ieder geval komt ook het begin van een ethiek om de hoek kijken aan het einde van de uitgave, er zijn aanbevelingen, mogelijkheden voor vervolgonderzoek en voor de lezer die snel een hoofdlijn van het document wil hebben: een samenvatting.

Foto:
In Jeruzalem verkoopt men keppeltjes met daarop moderne toepassingen en legt men op die manier verbinding tussen enerzijds religie en anderzijds sociale media