Vormen doopgedachtenis

Er zijn talloze manieren om liturgisch terug te denken aan de doop. Tijdens een bijeenkomst van de projectgroep Vieren op woensdag 28 september kwamen er vanuit verschillende kerken talloze voorbeelden naar voren van hoe men in de eigen traditie de doopgedachtenis of iets wat daar op lijkt een plek geeft.

Een vertegenwoordiger van de Protestantse Kerk vertelde dat er bij het onderdeel Eredienst gestructureerd is nagedacht over het thema ‘doopgedachtenis’. Er is een model gemaakt voor hoe je de doopherinnering een plek kunt geven in een eredienst. De exacte inkleuring kan van plaats tot plaats verschillen. Uitgangspunt is wel, dat je zelf het ritueel met water uitvoert en niet – zoals bij de eigenlijke doop – de handeling laat uitvoeren door een ambtsdrager. Je kunt zelf je voorhoofd besprenkelen of een kruisje maken of je hoofd met een schepje nat maken. Een ander uitgangspunt is, dat de hoeveelheid wat die je gebruikt in verhouding staat tot de hoeveelheid die men ter plaatse gebruikt voor de doop zelf. Het is niet logisch om de doopgedachtenis te onderstrepen met een ritueel dan de doop zelf.

Er ontspon zich in de vergadering een aardig gesprek over het eerste criterium: de vraag of de doopgedachtenis door de betrokkene zelf moet worden uitgevoerd of ook door een ambtsdrager kan worden toegediend. In de Rooms-Katholieke traditie is het mogelijk om op zondagmorgen als schuldbelijdenis in de liturgie een ‘Asperges me’ (‘Gij besprenkelt mij’ uit Psalm 51) te zingen, terwijl de priester zelf de gelovigen met wijwater besprenkelt. Ook het besprenkelen van een overleden broeder of zuster gebeurt door de voorganger. In diverse tradities speelt de doopgedachtenis een belangrijke rol in de liturgie van de Paasnacht.

Het Leger des Heils, zo verwoordde een ander lid van de projectgroep, kent geen sacramenten zoals de doop. Wel bestaat er een gebruik om kinderen op te dragen en is er de mogelijkheid om een kind te laten dopen in een andere kerk. Ook vraagt het Leger aan soldaten vanaf jonge leeftijd een jaarlijkse hernieuwing van de belofte; daarin zit ook het moment van vernieuwing en herinnering.

De Protestantse Kerk kent ontwikkelingen in de praktijk van de doop. Zo is er twintig jaar geleden een doopliturgie geïntroduceerd waarin zuigelingen eerst de doop ontvingen en pas daarna kregen de ouders de doopvragen voorgelegd. Deze vorm benadrukt het ‘ja’ van Gods kant, dat aan het menselijke ‘ja’ voorafgaat. Toch is die praktijk in veel plaatsen niet overgenomen en in de huidige liturgische bundels zie je dan ook dat het model waarin eerst de vragen worden gesteld weer als eerste wordt aangereikt.

De discussie binnen de projectgroep Vieren vormde een bijdrage aan de opzet van een publicatie over de doop, die in voorbereiding is bij de Raad van Kerken. Daarin staat onder meer een tekst waarin kerken uitspreken dat ze de doop in een andere kerk dan de eigen kerk respecteren en eerbiedigen. De doop is volgens die verklaring uniek en onherhaalbaar.

Foto’s:
Water bij de nieuwe – meest duurzame – kerk van de doopsgezinden in Elspeet