Vloeken

Jan Jorrit Hasselaar volgt een master in Bossey bij Genève. Het bureau heeft hem gevraagd af en toe een column te schrijven voor deze website. Hieronder een bijdrage die de intrigerende titel mee heeft gekregen: ‘Wordt er maar meer gevloekt’. Hij legt uit hoe hij dat bedoelt.

Wordt er maar meer gevloekt

Er wordt te veel gevloekt in onze maatschappij. Het is daarom goed dat er op station Utrecht Centraal posters met daarop de tekst “Als er een vloek valt, breekt er iets”. Toch denk ik: “Breekt er maar eens vaker iets”. 

In Genève ben ik op dit moment bezig met een theologie na Auschwitz, in het bijzonder met het boek Narrative Theology after Auschwitz van professor Darrel J. Fasching. Auschwitz staat symbool voor de Holocaust waarin zes miljoen Joden zijn vermoord.

Dikwijls wordt gezegd dat het Nieuwe Testament, of beter gezegd het Tweede Testament, trekken vertoont die anti-Joods zijn en daarom voorwaarden hebben geschapen voor Auschwitz. Dit lijkt me niet helemaal juist. De centrale persoon in het Tweede Testament is zelf een Jood, Jezus van Nazareth. Het evangelie van Matteüs begint namelijk met Jezus te portretteren als zoon van David en zoon van Abraham. Zowel David als Abraham zijn grootheden in de geschiedenis van het Joodse volk. Jezus wordt geboren als Jood. Hij leeft en sterft als Jood. De geschriften over hem zijn dan ook niet anti-Joods. Dat zou een vorm zijn van ‘in je eigen staart bijten’ en zo dom lijken die Joden me niet.

Het Christendom begon als een stroming binnen het Jodendom. Vreemd is het dan ook niet dat men zich in het Nieuwe Testament afzet tegen andere stromingen in het Jodendom. Een dergelijke retorische benadering is kenmerkend voor het Jodendom. Het is een traditie vol debat en polemiek. Een ander verhaal wordt het als een dergelijke traditie misbruikt wordt  om te komen tot een houding waarin de ene groep goed is en de andere fout. Dit kan wel eens de grond zijn voor anti-Joodse interpretaties en tendensen in het Christendom. Niks menselijks is het Christendom vreemd.

De geschiedenis laat zien wat dergelijke interpretaties hebben aangericht. Zo stelt Fasching dat ze hebben bijgedragen aan een cultuur waarin Joden op grote schaal vervolgd en vermoord konden worden. Een cultuur van de Holocaust. Een cultuur waarbinnen vele kerken en christenen niet zijn opgestaan. Een cultuur waarin vele kerken en christenen niet gevloekt hebben als opstaan tegen een interpretatie van het christelijk geloof die bijdroeg aan een cultuur van moord en uitroeiing. Vloeken om bestaande beelden van God en religie te laten breken. Het gebeurt weinig.

Auschwitz is natuurlijk een dieptepunt in de menselijke geschiedenis. Maar misbruik of kwetsen van de ander in naam van God, religie of de eigen groep is van alle tijden en plaatsen. Fasching roept op tot een herinterpretatie van het christelijk geloof na Auschwitz. Een herinterpretatie waarin de menselijke waardigheid de finale rechter is. Fasching grijp voor deze herinterpretatie terug op de Joodse traditie van Chutzpah. Het is de traditie waarin God ter verantwoording wordt geroepen. We zien dit in de verhalen van Abraham en van Job. Geen verhalen van een vrome schikking in de wil van God, maar het ter verantwoording roepen van God in de naam van waardigheid. Niet God, de liturgie, de kerk of wat dan ook is absoluut. Alleen de menselijke waardigheid, vooral de waardigheid van de vreemdeling.

Fasching geeft aan dat deze Joodse traditie in de geschiedenis van het Christendom vrijwel verloren gegaan is. Het Christendom is vooral een religie van gehoorzaamheid geworden. Toch vinden we bijvoorbeeld in het Tweede Testament ook sporen van deze traditie van Chutzpah. Matteüs: 12: 9-13 laat één van de verhalen zien waarin Jezus de regels van de sabbat, één van de meest sacrale onderdelen van het Jodendom, niet absoluut stelt.

“Hij trok weer verder en kwam in hun synagoge. Daar stond iemand met een verschrompelde hand. Omdat ze Jezus wilden aanklagen, vroegen ze: ‘Is het toegestaan op sabbat te genezen?’ Hij antwoordde: ‘Stel dat u maar één schaap hebt en dat valt op sabbat in een kuil, wie van u zou het niet vastgrijpen en het er weer uit halen? En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daaruit volgt dat we op sabbat goed mogen doen.’ Toen zei hij tegen de man: ‘Steek uw hand uit.’ Hij stak hem uit en er kwam weer leven in, zijn hand werd weer even gezond als de andere.”

In dit verhaal zet Jezus de religieuze regeltjes van de sabbat opzij om een mens te genezen. De sabbat is onderdeel van de Torah. Het doel van de Torah is om leven te brengen. Alles wat dit in de weg staat, moet daarvoor opzij: de sabbat, de liturgie, de kerk, het gelijk van de eigen groep en onze beelden van God. De traditie van Chutzpah roept elk gezag ter verantwoording, menselijk en goddelijk, sacraal en seculier, in naam van de menselijke waardigheid.

Er wordt te veel gevloekt in onze maatschappij. De vraag is of het nodig is een vloek te laten klinken bij elk gemist schot in een voetbalwedstrijd of bij elke keer dat ik mijn teen stoot. In de kerk wordt er echter te weinig gevloekt. Vloeken als achteruit bidden. Vloeken als iets dat ons gelijk en onze beelden ter discussie stelt en zo leven geeft. Wordt er maar meer gevloekt.