Reflectie doopsgezinden

Het is onwaarschijnlijk dat mensen die nooit godsdienstig zijn geweest, naar de kerk ’terugkeren’. De meeste mensen zijn niet op zoek naar God, maar naar zingeving. Dat gaat vaak niet ver dan het eigen gezin, huis, hobby of huisdier.

Dit zei dr. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, zaterdag in Amsterdam bij de viering van het 200-jarig bestaan van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, het koepelverband van alle 114 Doopsgezinde Gemeenten in Nederland. De Algemene Doopsgezinde Sociëteit is lid van de Raad van Kerken in Nederland.

Er is ook behoefte aan spiritualiteit in jezelf. Mensen zijn dan op zoek naar het Hogere, het Al, de natuur of de Geest. Daarbij gaat het om een heel persoonlijke beleving. Hiermee hangt volgens Schnabel het paraculturele aanbod samen: aura’s, Tarotkaarten en de bijzondere betekenis van oliën, stenen en sieraden.

Er is een verschil tussen de belevingskant en de overtuiging. De evangelische beweging slaagt erin deze polen met elkaar te verbinden. Het persoonlijke, op eigen persoon gerichte, is het aantrekkelijke van evangelische en pinksterkerken. Traditionele kerken bieden te weinig gevoel, ze zijn te zeer op het woord en de tekst gericht als gevolg van de intellectualisering van het geloof.

Wel houden deze kerken zich veel meer bezig met de vraagstukken in de samenleving . Dat uit zich onder meer in vrijwilligerswerk buiten de kerkmuren en giften uit kerkelijke kring aan goede doelen. Bij het leeglopen van de kerken gaat er veel verloren aan sociaal kapitaal en cultureel erfgoed, aldus Schnabel.

Hij hield zich op de vlakte wat betreft de toekomst van de doopsgezinde geloofsgemeenschap, waarvan het ledental in enkele decennia van 30.000 naar ruim 8.000 is gedaald. Hij liet het aan de circa 250 jubileumvierders over om zelf conclusies te trekken.

In zijn rede ‘Wel verbond, geen synode’ riep dr. Alle G. Hoekema de doopsgezinden op de komende decennia “met een duidelijke identiteit tegemoet te gaan, zonder gepieker over ons getal”. Het bestuursorgaan van de ADS, de broederschapsvergadering, moet meer een plaats van inhoudelijke bezinning worden, zowel op theologisch als op maatschappelijk gebied. De voeding daarvoor moet komen van noodzakelijke tegenstemmen. Die mogen  wat Hoekema betreft zelfs ketters zijn en moeten nadrukkelijk wijzen op de wortels van de geweldloze doperse traditie.

De doopsgezinden moeten het aandurven in het huidige missionaire tijdperk een nieuw idioom te gebruiken als een poging afstand te nemen van een oude, niet meer verstaanbare kerkelijke taal. Daarnaast moeten er nieuwe vormen van samenkomst komen, aldus de bestuurssecretaris van de ADS. Hoekema was eerder theologisch docent op Java, aan het Doopsgezind Seminarie en de VU en predikant in Alkmaar en Haarlem.

“We zijn vooral een internationale netwerkgemeenschap”, aldus Hoekema. Meer contacten met buitenlandse zustergemeenschappen leidt tot verrijking en tot correcties van de eigen inzichten.  Tot de noodzakelijke dialoog van stem en tegenstem hoort ook de erkenning dat andere kerken in de oecumene institutioneel en ten dele ook liturgisch sterker zijn. “Laat ons de stem van de beweging vertegenwoordigen. Ëen beetje ongestructureerd en in de ogen van anderen wellicht chaotisch zijn we; kwetsbaar, plat georganiseerd zonder een systeem-theologie, maar trouw aan beginselen”, aldus Hoekema.

De bundel Kracht van een minderheid toont het gezicht van de doopsgezinden anno 2011, aldus dr. Ciska Stark, die met Erik Jan Tillema de redactie verzorgde. “Leerstelligheid light, maar vroomheid pur sang”, zei Stark. IKON-redacteur Tillema vertelde over een enquête die hij onder doopsgezinden had gehouden over de inhoud van hun geloof. Die was samen te vatten met de woorden van het oeroude wandbord Dopen wat mondig is etc.

Vervolgens bood ADS-directeur Henk Stenvers het eenmalige magazine MENNO aan wethouder Andree van Es van Amsterdam, wethouder Wigle Sinnema van de gemeente Súdwest Fryslân, waarin Witmarsum en Pingjum liggen, en voorzitter Nilke Duinkerken van de Amsterdamse Doopsgezinde Gemeente aan. Hij kenschetste het tijdschrift als het geschenk van de doopsgezinden aan de samenleving.

Tenslotte speelde Kees Posthumus een fragment uit zijn solo-voorstelling Menno Simonszoon. Geloof, hoop en twijfel in het hoge Noorden. In dit fragment vertelt Menno over de roerige periode waarin sociaal-revolutionaire wederdopers Münster bezetten en over zijn ontluikende liefde voor de non Geertruida, zijn latere vrouw. Het fragment eindigt  met de woorden ‘Ooit zal het tijdstip komen / ga ik het Pausdom uit / Niet langer natte dromen / maar minnen mijn Geertruid’.

De bijeenkomst werd besloten met liederen van Hindrik van der Meer (tekst) en Eppie Dam (muziek). Na afloop bezochten de deelnemers de tentoonstelling Gedoopt. Vijf eeuwen doopsgezinden in Nederland in Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.

(Verslag Dirk Visser)
Foto: Paul Schnabel