Geestelijke communie

Ook het woord heeft eucharistische betekenis. Door het sacrament niet eenzijdig te betrekken op brood en wijn is het mogelijk oecumenische openingen te houden. Dr. Ton van Eijk, voormalig voorzitter van de Raad van Kerken, gaf dinsdag 15 maart in Utrecht een toelichting op zijn in 2010 verschenen boek ‘Eucharistie. Het woord en het brood’.

Drs. Henk van Hout, directeur van Luce en voorzitter van de Raad van Kerken, opende de bijeenkomst. Hij zette de verwachtingen op scherp door te spreken over ‘de pijn van de verdeeldheid’ die voelbaar is in het verlangen naar eucharistische eenheid. Hij verwees naar de Nederlandse bisschoppen die al in 1966 schreven dat de ‘oecumenische beweging zonder verlangen naar eucharistische communie niet beantwoordt aan Christus’ bedoeling’. En Charta Oecumenica, het oecumenische geschrift van Europese kerken (CEC) en Europese bisschoppen uit 2001 noemt het een verplichting om de eucharistische gemeenschap voor ogen te blijven houden.

Ton van Eijk zette ook stevig in door te spreken over een ‘drama in drie bedrijven’. Hij legde uit dat er al vergaande eenstemmigheid is in de oecumene over de eucharistie. Ton van Eijk analyseerde voor zijn boek eucharistische gebeden. Hij stelde vast dat er in de protestantse traditie met de verschijning van het dienstboek beduidend meer ruimte gekomen is voor het tafelgebed; Van Eijk telde meer dan 40 tafelgebeden. Van Eijk vergeleek de apostolische overlevering van Hippolytus en stelde vast dat de verschillende tradities kleine veranderingen in het gebed hebben aangebracht al naar gelang het aansluit bij de eigen traditie. Desondanks durfde hij te spreken over een toenemende ‘gedifferentieerde consensus’.

De verschillen zitten vooral in de visie op het ambt. De tegenstellingen zijn de achterliggende jaren gegroeid, doordat de Rooms-Katholieke Kerk zich in sterke bewoordingen gekeerd heeft tegen de wijding van de vrouw in het ambt. Het hoort voor de Rooms-Katholieke Kerk tot het wezen van het sacrament dat alleen de man het kan ontvangen. Die visie wordt met grote stelligheid naar buiten gebracht. Van de gelovige wordt definitieve aanvaarding verwacht. ‘Dus voor kerken die wel de vrouw in het ambt hebben, raakt de oecumenische maaltijd geheel uit het zicht’.

Ton van Eijk zoekt in zijn boek naar wegen om toch het oecumenische gesprek gaande te houden. Hij pleit voor een wisseling van perspectief. Hij doet de suggestie om onderscheid te maken tussen geestelijke communie en sacramentele communie. Hij ontwikkelt zijn gedachten over geestelijke communie analoog aan de Middeleeuwse gedachte van ‘het doopsel naar begeerte’. In het woord kan men dan op een soort geestelijke wijze toch het sacrament ervaren. Woord en sacrament komen bij dezelfde inhoud uit. Het gaat om ‘manducare Christum’, de voeding in Christus. Ton van Eijk wijst er op dat de wijsheid in het boek Spreuken met eten en drinken wordt vergeleken. En hij citeerde Johannes 6, waar woord en sacrament inwisselbaar zijn. Woord en sacrament krijgen een inwisselbaarheid. ‘Het woord komt bij het brood en het brood wordt sacrament’.

Van Eijk sloot zijn betoog af met het citeren van moderne theologen. Karl Rahner bijvoorbeeld stelt dat het woord niet terugkeert zonder zijn werk te doen. Ex opere operato. ‘Het sacrament is de hoogste graad van de verdichting van het woord’. Van Eijk hoopt met zo’n benadering een meer ontspannen relatie te creëren in de oecumene.

Diverse theologen waren uitgenodigd om een reactie te geven. Dr. Gerrit van de Kamp uit Delft zag zijn eigen protestantse traditie als uiterst divers met amper centraal gezag. Hij neigde er toe het opwaarderen van het woord en het bijna synoniem verklaren met de eucharistie niet te volgen. ‘Zijn het toch niet twee tafels? Een van het woord en één van het sacrament?’

Dr. Mattijs Ploeger uit Haarlem, rector en docent aan het seminarium van de Oud-Katholieke Kerk, herkende het accent op de anamnese en de epiclese. De herinnering en de aanroeping van de Geest krijgen meer aandacht. Het cultische offer is daarin minder dominant. Qua ambtstheologie signaleerde hij een groot verschil tussen Rooms-Katholieke Kerk en Oud-Katholieke Kerk. Hij stelde vast dat niet alleen de Oud-Katholieken de vrouw in het ambt kennen, maar ook protestanten, anglicanen, terwijl orthodoxe landskerken niet per se de vrouwenwijding afwijzen. ‘Voor oud-katholieken verloopt de discussie via de vleeswording van het woord en niet via de manwording’. Als doop en vormsel gelijkwaardig aan de seksen bediend kunnen worden, waarom moet er dan bij het sacrament van de priesterwijding ineens een blokkade worden opgeworpen?, aldus Ploeger.

Prof. dr. Adelbert Denaux, dekaan van de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg, stemde in met Van Eijks visie dat er grote mate van overeenstemming is bereikt over de maaltijd. Hij zag evenzeer het verschilpunt binnenkomen met andere kerken op het punt van het ambt. ‘Veel oecumenisch bezielde christenen verwachten alles van de eucharistie, en niets van de ambtsdrager’, maar voor Denaux zijn deze zaken niet los van elkaar te verkrijgen. Je creëert een illusie van eenheid, als je aan dit verlangen tegemoet gaat komen. Het ambt bewerkt de eenheid. Denaux stelde dat er twee miljard christenen zijn; daarvan is 1,2 miljard rooms-katholiek. ‘Om die 2 miljard christenen te leiden is het niet voldoende je te laten leiden door de gezagsstructuur van de nieuwtestamentische periode’, aldus Denaux. ‘Het primaatschap van Rome is noodzakelijk en door God gewild’. Het resultaat mag er zijn, aldus de Vlaming, ‘De Rooms-Katholieke Kerk telt 1,2 miljard leden en er is eenheid in de eucharistie. De Reformatie heeft geleid tot duizenden zelfstandige kerken die slechts ten dele de eucharistische eenheid kennen’.

Denaux verdedigde de keus van de Rooms-Katholieke Kerk om vrouwen te weren uit het ambt. Hij noemde het standpunt van de Rooms-Katholieke Kerk ‘een reactie’ op andere ontwikkelingen. Een kerk als de Anglicanen heeft de vrouw in het ambt geïntroduceerd, eerst in één provincie en later in meer provincies. ‘Kerken die deze beslissing namen zagen onvoldoende de gevolgen voor de oecumene’. En hij stelde dat kerken bij andere zogenaamd vernieuwende beslissingen eerst de oecumenische partners zouden moeten raadplegen over de gevolgen voor de oecumene.

Ploeger reageerde dat die raadpleging van andere kerken dan misschien ook had mogen worden verondersteld toen de Rooms-Katholieke Kerk Vaticanum I ging corrigeren. Het leverde hem applaus op uit de zaal. Er kwam ook applaus toen een rooms-katholiek pastor opstond en zei dat hij zich sterk wilde maken voor de talloze gemengd gehuwden voor wie het verschil tussen rooms-katholiek en protestants achterhaald is. ‘Mijn eigen vrouw is predikant. En ik peins er niet over als zij het sacrament uitdeelt om te zeggen: Zou het wel echt zijn’.

Foto’s:
Dr. Ton van Eijk
V.l.n.r. dr. Gerrit van de Kamp, dr. Mattijs Ploeger en prof. dr. Adelbert Denaux
Een zaalimpressie
Drs. Henk van Hout, heeft ‘geknokt voor de oecumene in de achterliggende week’, zoals hij schertsend zei