Tekst ethieklezing 2010

Op velerlei verzoek is de integrale ethieklezing van prof.dr. André Droogers nu beschikbaar. Droogers is emeritus hoogleraar culturele antropologie van de Vrije Universiteit. Hij verzorgde voor de Raad van Kerken op 26 november de ethieklezing over het thema ‘Macht, God, Kerk’. Gelet op de actualiteitswaarde heeft het bureau van de Raad van Kerken graag voldaan aan de vraag om de tekst integraal te kunnen nalezen. Prof. Droogers heeft de tekst enigszins aangepast, zodat het los van de powerpoint-presentatie die hij hield toegankelijk is. U vindt de tekst hieronder.

0. Ter introductie

Hartelijk dank voor de uitnodiging. Ik voel me zeer vereerd, met name om als cultureel-antropoloog deze lezing te mogen houden.  Doel van de Ethieklezing is het bespreekbaar maken voor kerkelijk kader van een ethisch thema. Maar helaas, ik ben geen ethicus. Mijn leerstoel aan de VU betrof culturele antropologie, in het bijzonder religieuze en symbolische antropologie. Dat betekent dat ik naar religie kijk als een cultureel en sociaal verschijnsel. Mijn vak richt zich op religie in het algemeen en laat me dus verder kijken dan alleen het Christendom. Het Christendom is vanuit die optiek een van de vele religies die de mensheid rijk is. Dat zorgt meteen voor een iets andere kijk op Christendom en kerk dan wanneer primair van binnenuit gekeken wordt, zoals in een theologische lezing doorgaans het geval is. Ik kijk echter sterk van buiten af, en beschouw christendom en kerk als verschijnselen in het religieuze veld. Tegelijk ben ik een redelijk actief lid van een PKN-gemeente, en kijk dus ook wel met een half oog van binnenuit.

Geen ethicus dus vandaag voor u, maar gelukkig gaat het in mijn vak wel vaak over de relatie tussen zingeving en macht, en daar zit een ethische kant aan. Bij de keuze van het thema ‘Macht, God, Kerk’ heeft de Raad zich vast laten inspireren door de crisis in de rooms-katholieke kerk over machtsmisbruik. Daaruit blijkt al een onmiskenbaar ethische kant. Maar het thema ‘Macht, God, Kerk’ raakt aan allerlei verleidingen en valkuilen die een ambtsdrager in haar of zijn ambtsvervulling kan tegenkomen.

Enkele waarschuwingen vooraf zijn op hun plaats. Ik zal niet ingaan op de ambtscrisis in de rooms-katholieke kerk. Ik wil in algemene zin over het opgegeven thema spreken en de toepassing goeddeels aan u overlaten. Ik zal me verder vooral bedienen van de taal van de sociale wetenschappen en me zo min mogelijk wagen aan theologisch taalgebruik. Ik waarschuw alvast maar dat daar wel theologische consequenties uit voortvloeien – voor zover ik dat als leek en protestantse kerkganger kan zien.

Ik zal gebruik maken van een aantal ideeën die u verder uitgewerkt kunt vinden in een boek dat dit voorjaar verschenen is, met de titel ‘Zingeving als spel: Over religie, macht en speelse spiritualiteit. Een gids voor vrije zinzoekers‘ (Almere: Uitgeverij Parthenon).

Dat boek is de uitwerking van mijn afscheidscollege bij de VU in 2006. De titel van dat college was ‘Het gedwongen huwelijk tussen Vrouwe Religie en Heer Macht’. Die titel vat mijn betoog al voor een deel samen. Religie en macht lijken tot elkaar veroordeeld en staan op gespannen voet.

Ik bouw mijn lezing als volgt op. Allereerst bespreek ik het begrip ‘macht’. Daarna breng ik macht achtereenvolgens in verband met kerk, religie en God.  Op die manier komt het hele thema ‘Macht, God, Kerk’ aan de orde. Ik sluit af met een samenvatting.

1. Macht

Wat is macht eigenlijk? Als we het over ‘Macht, God, Kerk’ hebben, is macht de cruciale term. Het is zaak dat begrip eerst zo helder mogelijk te krijgen.

Ik geef u ter illustratie een fictief, maar waarschijnlijk herkenbaar citaat: ‘Nee’ zei de kerkbestuurder, ‘macht is niet het goede woord. OK, ik heb een dikke vinger in de pap. Maar ik zie mijzelf vooral als manager, iemand die je gewoon nodig hebt in de kerk. Macht is een ongelukkig woord. Behalve dan als het over de macht van God gaat… Tegenwoordig hebben mensen daar helaas zo hun problemen mee. De kerk  is daardoor veel leger geworden. Mijn kerk is daarom zo machtig niet meer. Dus met mijn macht valt het eigenlijk ook wel mee. ‘

In deze uitspraak komen macht, God en kerk in hun problematische samenhang voor. Macht wordt zowel toegeschreven aan de kerkleiding als aan God. Er kleven ogenschijnlijk negatieve betekenissen aan het woord. En de macht van de kerk taant.

Macht wijst in zijn algemeenheid op het vermogen iets teweeg te brengen. In de optiek van de sociale wetenschappen is dat ‘iets’ een verandering in het gedrag van andere mensen. Macht is dus kortweg het menselijk vermogen om het gedrag van andere personen te beïnvloeden.

Ik heb op dit moment het voorrecht dat ik uw gedrag mag beïnvloeden. Niet alleen blijft u op uw plaats zitten en houdt u zich stil, u loopt ook nog eens het risico dat u op bepaalde punten van gedachten zult veranderen. Macht is overal waar mensen samen zijn. Waar twee of drie mensen bij elkaar zijn, daar is macht in hun midden. Zelfs al gaat het om personen die het bijzonder goed met elkaar kunnen vinden, ze beïnvloeden elkaars gedrag en oefenen dus volgens mijn definitie macht uit. Daar zitten ethische kanten aan.

Als het in mijn vak over de kenmerken van macht gaat, wordt er meestal bijgezegd dat mensen zich zelfs tegen hun wil laten beïnvloeden. Er kan dus sprake zijn van weerstand, die vervolgens overwonnen wordt. Dat maakt van macht een asymmetrische relatie. Toch is de partij die beïnvloed wordt niet machteloos. Macht is geen relatie van 100 % tegen 0 %. Er blijft altijd wel een marge van actief of lijdelijk verzet. Mensen kunnen enerzijds ja zeggen tegen de machthebber en anderzijds stilletjes nee denken. Macht is dus een relatie van geven en nemen, van trekken en duwen.

Als het over macht gaat in de sociale wetenschappen, wordt ook vaak aandacht gegeven aan de machtsmiddelen. De partij die aan het langste eind trekt, heeft die tot zijn (of haar, maar meestal zijn) beschikking. Dat kan van alles zijn.

Het meest bekend is fysiek geweld als machtsbron, bijvoorbeeld met behulp van wapens. De staat heeft het monopolie op dat soort macht, maar er is een heel illegaal en crimineel circuit waarin op die manier macht wordt uitgeoefend.

Een andere machtsbron: De staat hanteert wetten om haar macht over de onderdanen te legitimeren. In een dictatuur verloopt de machtsuitoefening doorgaans dankzij een maximum aan machtsbronnen, waaronder wetten, en ondanks heel veel tegenzin van de mensen.

Een flink aantal mensen kan ook een machtsbron zijn. Staten meten hun invloed af aan hun inwonersaantallen. Verenigingen stellen iets voor als ze veel leden hebben. Een flinke betoging legt gewicht in de schaal. Eendracht maakt macht, zegt de taal.

Een andere effectieve machtsbron is specialistische kennis. Kennis is macht, plegen we te zeggen.

Verder kan iemands persoonlijkheid een machtsbron zijn. We spreken van een dominante persoonlijkheid.

Of iemand heeft de gave van het woord. Zo boeit hij of zij de toehoorders, zoals we zeggen: hij of zij slaat hen in de boeien, neemt hen gevangen.

Kapitaal is natuurlijk ook een belangrijke machtsbron: voor geld is alles te koop.

Voor staten zijn grondstoffen belangrijk als machtsbasis. Zo zijn er nog wel meer machtsbronnen te noemen. Voor de uitoefening van macht is de exclusieve toegang tot machtsbronnen belangrijk. Ethisch gezien is dus al direct de vraag: welke machtsbronnen zijn geoorloofd? En hoe is de toegang geregeld?

In mijn boek introduceer ik een niet onbelangrijk onderscheid, namelijk tussen harde en zachte macht, of zoals ik ze ook noem doelmacht en middelmacht. Dat onderscheid is tegelijk ook ethisch van belang.

Ik gebruik twee criteria voor het onderscheid: de voortgang van de zingeving en de bevordering van de kwaliteit van het leven. Doelmacht noem ik dan alle machtsuitoefening die er uiteindelijk toe dient om de eigen machtsstructuur en de controle over de eigen machtsbronnen in stand te houden en uit te breiden. Dat betekent bijvoorbeeld dat doelmacht, als dat zo uitkomt, de voortgaande zingeving kan beperken. Dat kan ten koste gaan van mensen en de kwaliteit van hun leven. Galileï was bijvoorbeeld slachtoffer van doelmacht. De Inquisitie werkte langs lijnen van doelmacht. De Hervormers hebben aan den lijve ervaren wat doelmacht is.

Middelmacht noem ik macht die de machtsbronnen selectief gebruikt, ten dienste van het voortgaande verkennen van zingevingmogelijkheden en de kwaliteit van het leven. Het gaat om minimale macht, zoals bijvoorbeeld bij de Quakers gepraktiseerd wordt.

De twee typen macht, doelmacht en middelmacht kunnen respectievelijk gesymboliseerd worden door de volgende twee beeldhouwwerken, de ‘Bisschop’ van Fernando Botero, en de ‘Grote kardinaal’ van Giacomo Manzù.

Macht is onvermijdelijk en nuttig, zeker in organisaties, maar ze kan het te goed met zichzelf getroffen hebben. Rond machthebbers wachten hoge verleidingen en  diepe valkuilen. Machtsbehoeften krijgen gemakkelijk meer gewicht dan voor het simpele in stand houden van de organisatie nodig zou zijn. Macht werkt verslavend. De uitoefening van macht is al snel een autonoom proces dat met de machthebbers op hol slaat. Het vliegwiel laat zich dan maar moeilijk stoppen.

Middelmacht is het geweten van machthebbers, het vergt minimale machtsuitoefening. De toepassing beperkt zich tot het meest noodzakelijke, tot alleen dat wat nodig is om de organisatie te laten draaien. Ze dwingt steeds tot de vraag: wordt zingeving bevorderd, en wordt voorkomen dat mensen slachtoffer worden?

Als remedie voor overmatige doelmacht presenteer ik in mijn boek de notie van spel. Spel omschrijf ik als het menselijk vermogen om tegelijk met twee of meer werkelijkheden om te gaan. Doelmacht is daar niet van gediend, omdat het spel alternatieven introduceert, terwijl doelmacht het juist moet hebben van eenduidigheid. Zingeving wordt dan ingekaderd en getemd. Aan het eind van mijn lezing kom ik op spel terug.

2. Macht en Kerk

Hoe valt deze algemene kijk op macht te vertalen naar de situatie van de kerk? De een wordt in de kerk uitgenodigd om de ander uitnemender te achten dan zichzelf, dus – zou je zeggen – is macht er niet aan de orde. Iedereen wordt immers gedreven door naastenliefde en dan zoek je toch op zijn minst gelijkheid, of nog sterker, je stelt je op als de minste en de meest dienstbare. Dus mensenmacht past niet zo goed in de christelijke omgangsethiek. Ja, in die van andere religies waarschijnlijk wel, die hebben ayatollahs en goeroes… Maar in het Christendom is macht het privilege van God, die stuurt ons gedrag, en dat is de enige en uiteindelijke macht in de kerk.

Helaas, het ideaal overleeft de ironie niet. Dat geldt voor de kerk. En, zoals ik nog zal uitleggen, mogelijk ook voor de macht van God.

Waar zit in onze tijd de macht in de kerk, en wat zijn de bijbehorende machtsbronnen? Aan de machtsbronnen kunnen we ontdekken waar de macht huist.

Wapens en fysiek geweld hebben  in de loop van de kerkgeschiedenis wel een rol gespeeld en doen dat nog steeds in religieuze conflicten, in Irak of Pakistan, in Nigeria of Indonesië.  Maar in de Nederlandse kerken spelen ze nu gelukkig geen rol.

Wetten en reglementen zijn daarentegen wel duidelijk aanwezig. Ambtsdragers kunnen allerlei kwaliteiten hebben waardoor zij het gedrag van medegelovigen sturen, maar de geaccepteerde basis voor hun rol ligt vast in de kerkelijke wetgeving. Uiteindelijk zijn de regels een uitwerking van uitspraken in de bijbel over de ambten. Daar ontleent de kerkelijke wetgeving een belangrijk deel van haar gezag aan.

Kerkelijke tucht is een vorm van machtsuitoefening op grond van kerkelijke wetten. Dat kan plaats vinden als ethische grenzen worden overschreden, maar het kan ook gebeuren als er theologische grenzen gepasseerd of verlegd worden. Grenzen worden in de praktijk nogal eens door middel van conflicten getrokken – en overschreden. Zo zijn modaliteiten van de kerk ontstaan. Ook op dat punt hebben de kerken een flink archief opgebouwd. De bestuurlijke reactie op het boek van Klaas Hendrikse is een nog niet voltooid hoofdstuk in de korte geschiedenis van de PKN. Er valt ook te denken aan de Vaticaanse kritiek op Schillebeeckx, of aan de recente censuur op Oosterhuis-liederen.

De omvang van de aanhang heeft in de kerk gediend als symptoom van de macht. Het gezag van kerkleiders heeft lang berust op de aantallen gelovigen die zij zeiden te vertegenwoordigen: liefst een meerderheid, maar toch op zijn minst een flinke minderheid. De leegloop van de kerken heeft dat beeld drastisch omgekeerd. Waar nu de kerk nog vol zit, moet wel iets bijzonders aan de hand zijn, vanuit andere machtsbronnen.

Specialistische kennis is in de kerken een duidelijke machtsbron, vooral zichtbaar in de ambten die in vieringen een rol spelen. Priesters en predikanten hebben ervoor doorgeleerd. Ze weten hoe je een exegese doet, hoe je een preek maakt, hoe je een liturgie opstelt en uitvoert, en ook het pastoraat vergt scholing. Zij bekleden een exclusieve positie. Theologische kennis kan een machtsbron zijn in conflicten, al dan niet leerstellig van aard. Wie de weg weet in het kerkrecht, beschikt over een machtsbron. Lekenambtsdragers worden nogal eens gekozen op grond van de specialistische kennis die ze in hun seculiere beroep hebben verworven, zoals wanneer ze belast worden met het beheer van kerkelijk bezit.

Een speciale machtsbron bij ambtsdragers is die van de roeping. Daarmee wordt de exclusieve uitoefening van het ambt gelegitimeerd met een beroep op God als degene die iemand tot het ambt roept.

Zijn persoonlijkheid en de gave des woords een kerkelijke machtsbron? Voorgangers kunnen hun gehoor boeien en juist daardoor macht hebben en het gedrag van hun kerkleden bepalen. Het woord charismatisch kan dan vallen, een charismatische persoonlijkheid. Zo iemand krijgt de kerk nog vol.

Maar in de kerk is er nog een betekenis van charismatisch, als verwijzing naar de werking van de Heilige Geest. Ook daarbij is sprake van een machtsbron die het gedrag van mensen stuurt, zoals in charismatische sectoren van sommige kerken en ook in Pinksterkerken. De gaven van de Geest vormen dan de machtsbron waardoor het gedrag van anderen beïnvloed wordt.

Speelt geld een rol als machtsbron? Het antwoord is minstens tweeledig. Zeker in vroeger tijden was geld duidelijk een belangrijke machtsbron van de kerk. De bisschop van Utrecht was ooit grootgrondbezitter in de Lage Landen en zijn kapittels hadden veel macht. Op sommige plaatsen zijn diaconieën nog grondbezitters. Maar de keerzijde is kerkelijk geldgebrek. Gezien de financiële zorgen die her en der leven,  droogt de machtsbron van geld en bezit gaandeweg op. Kerkbalans is niet altijd in balans. Het lijkt erop dat juist randleden geld als machtsbron gebruiken om hun groeiende afstand tot de kerk in een steeds lagere bijdrage uit te drukken.

Een speciale kerkelijke machtsbron zijn de sacramenten. Die kunnen onthouden worden aan kerkleden die om een of andere reden die sanctie opgelegd krijgen. ‘Het schuifje krijgen’ bij de biecht was een ingrijpende straf. Rituele middelen kunnen dus ook machtsbronnen zijn, en niet alleen vanwege de benodigde specialistische kennis.

Kortom: Ook in de kerk is macht onderdeel van de omgang tussen mensen. Maar hoe zit het met doelmacht en middelmacht?

Terugkijkend op de kerkgeschiedenis wordt duidelijk dat de kerk nogal eens de grens tussen middelmacht en doelmacht heeft overschreden. Vooral in tijden van conflicten werden alle beschikbare machtsbronnen gebruikt om de institutie in stand te houden, inbegrepen de machtsstructuur. De Hervorming kan als machtsproces begrepen worden, waarbij de voortgaande zingeving in het geding was, en waarbij mensenlevens niet altijd kostbaar waren in de ogen van de gevestigde machthebbers. Interessant is dat daarbij seculiere machtsbronnen ingezet werden, middels bondgenootschappen tussen kerk en staat, om de kerkelijke doelmacht in stand te houden.

De vraag rijst: Waar komt dat toch vandaan, dat macht onvermijdelijk een rol speelt, ook in religies? Hoe kan het dat zingeving en macht elkaar in de weg zitten, en dat daar zelfs de kwaliteit van leven mee gemoeid kan zijn? Om daar een antwoord op te vinden, moeten we kijken naar het eerste begin van een religie of een religieuze beweging. Daar is in zijn  algemeenheid wel iets over te zeggen.

3. Macht en Religie

Een religie of religieuze beweging begint meestal met een bijzondere ervaring van iemand of van een paar mensen. Zoals je muzikale virtuozen hebt, zo heb je ook religieuze virtuozen. Die beginervaring is vaak lichamelijk: een droom, een visioen, een stem die gehoord wordt, een roeping in de woestijn, een verschijning. Zo’n ervaring is te bijzonder om te negeren, ook al probeert de virtuoos dat soms wel. Er zijn meestal in de bestaande religieuze repertoires voldoende aanwijzingen te vinden om de nieuwe ervaring te verbeelden en een plaats te geven. Zij bieden de symboliek om het bijzondere te benoemen, en ze kunnen die nieuwe ervaring ook voeden. Dat zorgt voor continuïteit. Maar vaak is er ook een breuk met de heersende repertoires. Er kunnen zich nieuwe ervaringen voordoen, en nieuwe symbolen kunnen gevonden worden. Opvallend genoeg doet die nieuwe ervaring zich bijna altijd voor in de marge: van de samenleving, buiten het religieuze centrum, en buiten de bewoonde wereld, bijvoorbeeld in de woestijn, of onderweg. Zo zijn Boeddha, Mozes, Jezus en Mohammed begonnen. Ik vat de combinatie van marge, lichamelijkheid en symboliek samen in de zingevingdriehoek:

De zingevingdriehoek

 

                                                           Symboliek, verbeelding

 

 

                                          Marge                                                               Lichamelijkheid       

Wanneer gaat nu de macht een rol spelen? Op het moment dat er een conflict ontstaat tussen het machtscentrum en de nieuwe beweging – zoals tussen Jezus en de gevestigde religieuze elite – is macht direct aan de orde. Maar macht doet zich ook voor als de nieuwe beweging succes heeft, en georganiseerd moet worden. Meestal is de religieuze virtuoos geen organisatievirtuoos. Dus komen nieuwe machtspersonen in zicht die de verse boodschap bewaken en de virtuoos afschermen. Jezus’ discipelen en ook Paulus hebben die rol gespeeld, zeker na zijn dood. Bovendien moet de nieuwe boodschap een vorm krijgen die zich leent voor verspreiding. Ook daar komt macht om de hoek kijken, want wat is eigenlijk de kern van de boodschap en hoe leg je die vast in bijvoorbeeld een Evangelie of in een geloofsbelijdenis? De eerste conflicten doen zich daar al voor, en daar hebben dan weer de brieven van Paulus en wat later de concilies voor gediend om te beslissen welke kant het uit gaat.

Terwijl in het begin gespeeld wordt met mogelijkheden en afgetast wordt wat er in de grond gebeurt in de stichterservaring, moet uit de duizend bloemen die op een gegeven moment bloeien toch een simpel boeket voor op het altaar gesneden worden. Hoe groter het succes van de beweging, hoe meer de kans bestaat dat er een institutie uit zal groeien, eventueel tegen de verdrukking in. Die institutie zal bij voortgaand succes naar het centrum van de macht opschuiven. De nieuwe institutie kanaliseert de inspiratiestromen, maakt sluisjes, en zorgt voor normaal scheepvaartverkeer van het schip van de kerk op Gods wateren. Gedurende de institutionalisering verandert de zingevingdriehoek van aard. De symboliek en de verbeelding worden vervangen door de canon, de marge is tot centrum geworden, en de lichamelijke ervaring wordt doorgaans gedisciplineerd, met een toenemende nadruk op de ziel, die gezien wordt als superieur aan het zondige lichaam.

De verbasterde zingevingdriehoek

                                                                                 Canon

 

                                               Centrum                                Gedisciplineerde lichamelijkheid, ziel

Na verloop van tijd kan de vraag opkomen of de Geest nog wel over Gods wateren zweeft.  Die kans is groter naarmate doelmacht zich breed maakt, de zingeving beperkt wordt, en de kwaliteit van leven wordt opgeofferd aan de belangen van de institutie. Dan ontstaat een reveil, een hervorming, een revival. De rooms-katholieke kerk heeft zulke bewegingen nogal eens in een nieuwe kloosterorde omgezet, en daarmee een plaats gegeven als satelliet van het machtscentrum.  Maar er zijn natuurlijk ook nieuwe kerken uit zulke bewegingen ontstaan. Ga uw eigen kerkgeschiedenis maar na.

In onze tijd is een opvallende andere reactie gaande. Door de modernisering is de individualisering sterk toegenomen. Daarmee is de sociale controle van de kerken afgenomen. Mensen hebben veel meer vrijheid gekregen hun eigen levensbeschouwelijke pakket samen te stellen. Op dit moment doet 2/3 van de Nederlandse bevolking dat buiten de kerk en zonder de kerk. Slechts 1 op de 5 Nederlanders gaat nog minstens één maal per maand naar de kerk. Die gegevens kunnen op zich al aanleiding zijn voor de kerk zich te beraden op haar macht – als doelmacht en als middelmacht – èn op kwetsbaarheid als een christelijke waarde. Het zou kunnen dat die 2/3 meerderheid een voorbeeld geeft van hoe je, buiten de doelmacht om, met zingeving om kunt gaan.

Als dit de gang is van de macht door de kerk, en van de kerk door de macht, hoe is het dan met de macht van God gesteld?

4. Macht en God

Hoewel ik macht gedefinieerd heb als een menselijk vermogen, is bij de macht van God ook sprake van de sturing van het menselijk gedrag. In ruimere zin gaat het bovendien om het ‘iets teweeg brengen’, zoals ik dat in eerste instantie over macht zei. Het scheppingsverhaal verwoordt Gods macht in die zin. Toch is er meer aan de hand. Omdat macht primair een menselijk vermogen is, ligt het voor de hand dat over de macht van God gesproken wordt naar analogie van menselijke macht. De beelden om Gods macht te benoemen worden ontleend aan mensenmacht. Zo wordt God koning, heer, vader genoemd. Ook dienen menselijke machtsbronnen, zoals hiervoor op een rijtje gezet, als voorbeeld, letterlijk voor-beeld. God spreekt bijvoorbeeld met macht, of we hebben het over Gods wet. Het lijkt onvermijdelijk dat de goddelijke kenmerken in menselijke termen verwoord worden. Dat gebeurt in andere religies net zo, met keuzes voor andere beelden, maar soms ook verrassend overeenkomstige.

Over de menselijke beeldvorming rond godsbeelden is in mijn vak al vroeg nagedacht. Het meest expliciete resultaat van dat denken komt van Émile Durkheim (1858-1917). Hij kwam met een eigen theorie over religie. Kort door de bocht gezegd was zijn visie dat het eigenlijke voorwerp van religie niet de godheid is, maar de groep waarin de cultus wordt bedreven, en in ruimere zin de samenleving. Er zijn inderdaad enkele frappante overeenkomsten te noemen tussen de godheid en de groep.

Beide overleven de mens, staan boven de mens, leggen normen en waarden op en bewaken die, straffen en belonen dienovereenkomstig, zijn exclusief ten opzichte van andere groepen en godheden, en beide vertegenwoordigen ze de ultieme macht.

Met de stelling van Durkheim hoef je niet mee te gaan om toch wel te zien dat dit op zijn minst opvallende overeenkomsten zijn. Als we dat combineren met de eerdere gedachte dat het spreken over de macht van God zich onvermijdelijk bedient van menselijke beelden van macht, dan wordt de vraag belangrijk of er bij de macht van God sprake is van middelmacht of doelmacht. Bij doelmacht wordt het godsbeeld sowieso al gebruikt om menselijke macht in stand te houden. God zal gemakkelijk verbeeld worden aan de hand van het overwegende machtsjargon en dat daarmee bevestigen. Verder kan men zich afvragen hoe het gesteld is met de kerkelijke macht wanneer die gezien wordt als door God gelegitimeerd. Het bange vermoeden rijst dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat niet God de macht van de kerk bepaalt, maar de kerk de macht van God. God kan de trekken van kerkvorsten krijgen, zoals kerkvorsten weer op wereldlijke vorsten lijken. Wat klinkt er allemaal mee aan menselijke macht als God koning of heer wordt genoemd?

Als in de kerk doelmacht meer aanwezig is dan middelmacht, dan moet er misschien nog eens goed nagedacht worden over de macht die aan God wordt toegeschreven. Sowieso is de vraag hoe die macht zich verhoudt tot de kwetsbaarheid, bijvoorbeeld van de dienstknecht des Heren. Maar ook klemt de vraag of God niet naar menselijk beeld is gemaakt, in plaats van omgekeerd de mens naar het beeld van God. Of zouden we het zelfs helemaal zonder beelden, al dan niet gesneden, moeten stellen? Moeten we niet van verbeelding naar ‘ontbeelding’, een term die de Vlaamse Bieke Vandekerckhove gebruikt in haar boek ‘De smaak van stilte’?

Macht kan een goede toetssteen zijn om te kijken hoe integer een kerk is in leer en praktijk. Het is niet toevallig dat de kritiek van atheïsten zich juist richt op de problematische kanten van macht in het geloof, of het nu om de problematische almacht van God gaat of over de machtspositie van de kerk en de geestelijkheid.

5. Samenvattend

Ik heb geprobeerd Macht, God en Kerk in samenhang te bekijken. Vanuit een sociaalwetenschappelijke kijk op macht ben ik uitgekomen bij ethische vragen over de macht van de kerk en uiteindelijk ook over de macht van God. De vraag is hoe de kerk en God er uit zouden zien als alle doelmacht van de kerk en God afgepeld wordt die er in de loop van de kerkgeschiedenis aangegroeid is. Als alleen de minimale middelmacht overblijft, hoe zien God en kerk er dan uit? Gezien mijn criteria zou er dan meer ruimte zijn voor de voortgaande zingeving, en voor de kwaliteit van leven van mensen.

Er komt dan letterlijk meer speelruimte, en mensen komen meer tot hun recht. Het zou nog mooier zijn als dat ook in andere religies gebeurt. De oproep van Karen Armstrong voor een Charter of Compassion, een Handvest van het Mededogen, is een stap in die richting. Een soortgelijk pleidooi voer ik ook in mijn boek.

Om misverstanden te voorkomen: Spel is niet zomaar en spelletje, maar het met ernst gespeelde spel. Het zingevingspel is eigen aan alle begin van religies, voordat de doelmacht zich nestelt. Het spel vormt daarna het tegengif tegen de doelmacht die zich in alle religies manifesteert en die de religie afleidt van het oerbegin en de oorspronkelijke ervaring van de stichter. Wat zich nu als religie voordoet is bijna altijd de verbasterde variant van het origineel. De zingeving moet steeds opnieuw ontketend worden, en dan zullen mensen tot hun recht komen en zal de kwaliteit van leven ermee gediend zijn. God krijgt een ander gezicht. Geloof is dan niet meer een product van machtsuitoefening, maar van het menselijk vermogen om met zingeving te spelen. Het gaat niet om machtsverheffen, maar om spelverdelen.

Geacht kerkelijk kader, neem uw verantwoordelijkheid, schuw de doelmacht, koester de middelmacht en zorg ervoor dat het spel van de zingeving alom gespeeld wordt.

Foto boven: prof. dr. André Droogers (vooraangezicht) in gesprek met een bezoeker van de ethieklezing