Eén doopvont per stad

Is het een idee om als lokale katholieke en protestantse kerken per dorp of stad één gemeenschappelijk doopvont te gebruiken? Dat zou een flinke stap vooruit in de oecumene kunnen zijn. Het is één van de opties in de oecumenische discussies die momenteel in de Wereldraad van Kerken over de doop worden gevoerd. Dat verklaarde prof. dr. Peter de Mey vrijdagmiddag 22 januari tijdens de jaarlijkse Oecumenelezing van de Raad van Kerken in Nederland. 

Prof. De Mey, systematisch theoloog aan de Katholieke Universiteit te Leuven, gaf in zijn lezing ‘Eén Heer, één geloof, één doop, oecumenische beschouwingen over doop(v)erkenning’ een overzicht van de naoorlogse discussies over wederzijdse dooperkenning. Hij signaleerde een verbreding van de aandacht voor de doop. De focus ligt niet langer alleen op de bediening van het ritueel en de betekenis daarvan, maar ook op de voorbereidende catechese en op de betekenis van de doop in het verdere leven van de dopeling, als lid van het lichaam van Christus.

Dankzij deze verbreding komt ook de leer over de kerk en de verhouding tussen de kerken sterker in beeld. Uit een studiedocument van de commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken citeerde hij enkele praktische vragen, zoals: Kan een hernieuwd catechumenaat of de vorming van catechisten gezamenlijk ondernomen worden? Kunnen we samen, zij aan zij bij de grote feesten die we samen vieren het doopsel toedienen? Kunnen lokale kerken voorzien in een gemeenschappelijk doopcertificaat? En ook: kunnen we in een stad of dorp een gemeenschappelijke doopvont of baptisterium bouwen?

De Leuvense hoogleraar gaf met instemming enkele andere aanbevelingen van de studiecommissie door. Zo wees hij op de verantwoordelijkheid van ouders die uit verschillende kerken komen om niet alleen ‘een voorbeeld van levend geloof’ aan hun kinderen te geven, maar ook om hen op te voeden in ‘pastorale gevoeligheid en oecumenische openheid’.

Daarnaast wees hij op de verantwoordelijkheid van de lokale kerk om het geloof van nieuwgedoopten ‘brandend’ te houden. Gezien de ervaringen in zijn eigen gezin op dit vlak bepleitte hij ‘samenwerking over de confessionele grenzen heen’.

RK en protestants

De Mey ging ook uitvoerig in op de rooms-katholieke benadering van de doop. Een spannend punt is de acceptatie van het sacrament dat heeft plaatsgevonden in een andere kerk. De doop leidt tot inlijving in het lichaam van Christus,  aldus De Mey, en het is de vraag hoe dat bij andere kerken zit. In de lijn van het Tweede Vaticaans Concilie vertelde De Mey, dat de kerk ‘de Geest van Christus niet weigert om de afgescheiden kerken en gemeentschappen te gebruiken als heilsmiddelen’. De doop blijft evenwel gericht op de volledige opneming in de eucharistische gemeenschap. En de doop in een andere kerk wordt dan wel erkend, zij het dat de doop op ‘onvolmaakte wijze’ plaatsvond. De Mey ging daarbij in op een discussie tussen Ratzinger en Kasper en op de verschillen tussen de Romana en de protestantse kerken. Ratzinger legt nadruk bij het universele aspect en het ambt. Kasper sluit meer aan bij het doopsel als toegediend in een welbepaalde tijd en ruimte. 

Volgens De Mey gaat het Vaticaan uit van een communio-ecclesiologie, waarbij iedere lokale kerk een viering organiseert in de gemeenschap met de door paus en bisschoppen geleide wereldkerk. De universele kerk met de daarbij behorende ambtsopvatting gaat steevast vooraf aan de locale kerk. De protestantse kerken werken meer vanuit de kerk als een gebeuren, waarbij de kerk als zodanig overal te vinden is waar het Woord van God waarachtig wordt verkondigd en waar de sacramenten op geldige wijze worden bediend.

Van Leeuwen

Prof. dr. Marius van Leeuwen vroeg zich af, waar de genoemde kerk te vinden is. Hij had de indruk uit het verhaal van De Mey dat de kerk samenviel met de kerk van Rome. ‘Hoe weet men dat?’, stelde hij. ‘Bescheidenheid siert ook een kerk’. Hij stelde verder vragen bij de verhouding tussen de plaatselijke kerk en de universele kerk.Opneming van een dopeling, aldus Van Leeuwen, vindt altijd plaats binnen een bepaalde tijd en context. 

Van Leeuwen waarschuwde voor een doop die al te mystiek wordt geduid. De nadruk op het geheel van initiatie is van belang. Tenslotte beargumenteerde Van Leeuwen dat de genade van God niet aan het teken is gebonden. ‘Gods genade gaat aan de doop vooraf en is ook buiten dit teken te vinden. Er zijn ook christenen die niet zijn gedoopt’. 

Enkele mensen in de zaal haakten hierop in. Ir. Kees Nieuwerth van de Quakers vertelde dat zijn kerkgenootschap in het geheel geen sacramenten kent, omdat men uitgaat van een geestelijke doop. Dr. Jan Slomp noemde moslims die zich tegelijk christen voelen zonder het sacrament te kennen. 

Sibiu

Mgr. Jan van Burgsteden van de Rooms-Katholieke Kerk vertelde dat het thema van de doop hem na aan het hart ligt. Sinds de oecumenische ontmoeting in Sibiu treft hem de gemeenschappelijkheid van het sacrament. De tweede aanbeveling van Sibiu adviseert kerken het sacrament van de doop nieuw te doordenken om op die manier de oecumene te bevorderen. Nederland behoorde in 1974 bij de voorhoede van de oecumene, toen er een dooperkenning was tussen enkele protestantse denominaties en de Rooms-Katholieke Kerk. Van Burgsteden verwacht dat er nu ook andere kerken zijn, waaronder de migrantenkerken, die willen participeren in een dooperkenning. Hij zei dat so wie so de doordenking van wat de doop is een spirituele verdieping oplevert van de oecumene. 

Prof. dr. Olaf de Vries van de Baptisten Unie legde de vinger bij het persoonlijk karakter van de doop. De doop is een begin, waarbij de heiliging vervolgens een plaats krijgt. De Vries maakt met diverse andere mensen deel uit van een bezinningsgroep die aan de Raad van Kerken rapporteert met de opdracht om zoveel mogelijk kerken te laten participeren in een dooperkenning van de doop in andere kerken en de ontwikkeling van een gezamenlijk doopbewijs. 

Psalmen voor nu

Roeland Smith (gitaar) en Niels Dolieslager (toetsen) brachten na het verbale deel van de oecumenelezing diverse Psalmen van Nu ten gehore. Roeland legde uit dat het een poging is psalmen aansluiting te laten vinden bij de leeftijdgroep van 20 tot 34 jaar. De opzet is breed oecumenisch. Uit diverse kerken zijn liederen gemaakt. In beginsel volgt de tekst zo veel mogelijk de Bijbelvertaling, terwijl de melodielijn aansluit bij hedendaagse muziekinstrumenten. 

Zij die een uitgewerkte versie van zijn lezing onder ogen willen hebben, kunnen hier klikken.
Zij die psalm 105 van Psalmen voor nu willen hier kunnen terecht op YouTube, klik: http://www.youtube.com/watch?v=faPEpdeFjGQ

Foto boven: Psalmen voor nu
Foto midden: prof. dr. Peter de Mey links en ds. Klaas Touwen rechts
Foto onder: prof. dr. Marius van Leeuwen (voorzitter werkgroep doop(v)erkenning)